Broedvogels

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De koolmees is een van de meest voorkomende broedvogels. Bron: Wikimedia Commons

Broedvogels inventarisatie

In de jaren 1973 t/m 1977 werd door de Stichting Ornithologisch Veldonderzoek Nederland (SOVON) een landelijk project uitgevoerd, dat het vaststellen van de geografische verspreiding van broedvogels tot doel had. De inventarisatie vond plaats op basis van 5 x 5 kilometer blokken. De resultaten zijn inmiddels gepubliceerd in de 'Atlas van de Nederlandse Broedvogels'. Behalve een vrijwel volledig kwalitatief beeld van de verspreiding van de broedvogels in Zeeland is dankzij het Atlasproject ook een beeld ontstaan van de aantallen broedvogels en van recent opgetreden veranderingen in aantallen. Al in vroeger jaren is van enkele delen van de provincie een beschrijving van de avifauna verschenen, met name van Zuid-Beveland (1948), West-Zeeuws-Vlaanderen (1967), Walcheren(1969) en Oost Zeeuws-Vlaanderen (1975). Vergelijking van de door het Atlasproject verkregen gegevens met die in genoemde regionale avifauna's maakt het mogelijk enige uitspraken te doen over de veranderingen die de laatste tijd hebben plaats gevonden in de broedvogelsamenstelling van Zeeland. In het totaal werd in Zeeland in de jaren 1973 t/m 1977 van 134 vogelsoorten het broeden met zekerheid geconstateerd, terwijl van nog eens 9 soorten het broeden waarschijnlijk was. Het totaal van zekere en waarschijnlijke broedvogelsoorten (143) is 72 procent van het totaal na 1900 in Nederland vastgestelde broedvogelsoorten. Alle broedvogelsoorten worden besproken onder het betreffende trefwoord.

Vogelsoorten die zijn afgenomen

Van 14 soorten, die vóór 1973 in Zeeland (waarschijnlijk) hebben gebroed, kon het broeden gedurende de onderzoekperiode niet worden vastgesteld. Ook werd van een vrij groot aantal soorten een opmerkelijke achteruitgang geconstateerd onder andere van (tussen haakjes het aantal broedparen in 1977):

De meeste van deze vogelsoorten vinden hun broedplaats in kwetsbare landschapstappen, die de laatste jaren in toenemende mate worden aangetast door ruilverkavelingen, recreatie, industrialisatie, urbanisatie en waterstaatkundige werken. De uitvoering van de deltawerken heeft de broedpopulaties van enkele waardevolle broedvogelsoorten als visdief, noordse stern en dwergstern (nog) niet negatief beïnvloed. Deze soorten hebben zich weten te handhaven op het niveau van de laatste tien jaar (vroeger echter veel talrijker!), terwijl van andere soorten zelfs een toename is geconstateerd, bijvoorbeeld van kluut (1977 ongeveer 1400 paar), bontbekplevier (1977 100-150), strandplevier (1977 250-400) en kleine plevier (1977 50-100).

Deltagebied

Het Deltagebied is als broedgebied van deze soorten van nationaal en internationaal belang. Wel dient er met nadruk te worden gewezen op het feit, dat geconstateerde aantallen en vooruitgang van zeer tijdelijke aard kunnen zijn. De 'natuurlijke' broedgebieden van de ze soorten zijn de laatste decennia voor een groot deel verdwenen (bijvoorbeeld de Kaloot) of door toegenomen verontrusting ongeschikt geworden (bijvoorbeeld de zeestranden). De afsluitingen van Veerse Meer en Grevelingen hebben in de vorm van thans permanent drooggevallen zandplaten, geschikte alternatieve broedgebieden opgeleverd. Het is echter zeer de vraag of de huidige broedpopulaties van kluut, plevier en stern zich hier in de toekomst kunnen handhaven.

Vogelsoorten die zijn toegenomen

Behalve voorgaande negatieve berichten geven de resultaten van het Atlasproject gelukkig ook aanleiding enige positieve geluiden te laten horen. De laatste 15 jaar zijn er verschillende nieuwkomers onder de Zeeuwse broedvogels. Sinds 1972 broeden op verschillende plaatsen en in toenemende mate grauwe ganzen, die echter afkomstig zijn uit de halfwilde populatie van het Zwin (België). Synchroon met een toename in andere delen van Nederland heeft de krakeend zich de laatste jaren gevestigd in het zuidoostelijk deel van de provincie (1977: 6-10 paar). Tafeleend en kuifeend broeden sinds respectievelijk 1964 en 1965 in toenemende mate in Zeeland. In 1977 werd het aantal broedparen van de tafeleend geschat op 25-50 en van de kuifeend op minimaal 200. In 1975 broedde het porseleinhoen nabij 's Gravenpolder. Het baardmannetje is sinds 1966 in toenemende mate broedvogel van met riet begroeide kreken en inlagen, in 1977 25-50 paar. De Cetti's zanger en de waaierstaartrietzanger zijn oorspronkelijk afkomstig uit het gebied rond de Middellandse Zee en hebben na een opmerkelijke expansie in noordelijke richting nu ook Nederland bereikt. De Cetti's zanger broedt sedert 1976 in Zeeland en in 1977 waren er ruim 20 territoria. Van de waaierstaartrietzanger werd in 1975 het eerste nest voor Nederland gevonden in de Braakman. In 1977 waren er meer dan 25 territoria in Zeeland, hoofdzakelijk in Saeftinge, maar ook op Zuid-Beveland. De bonte vliegenvanger heeft zich deze eeuw in westelijke richting uit gebreid. De laatste jaren heeft deze soort ook op verschillende plaatsen in Zeeland gebroed. De barmsijs is sedert 1961 broedvogel van de Waddeneilanden en het noordoostelijk deel van Noord-Holland. Na een uitbreiding door het duingebied van Noorden Zuid-Holland vestigde deze soort zich in 1972 ook in de Zeeuwse duingebieden. In 1977 waren er naar schatting 25-50 broedparen in Zeeland. Behalve van genoemde nieuwe broedvogelsoorten werd een duidelijke toename geconstateerd van (tussen haakjes het aantal broedparen in 1977):

  • knobbelzwaan (25-50) * bergeend (1000-2000) * wintertaling (50-100) * slobeend (150-250) * bruine kiekendief (ca. 20) * torenvalk (50-100) * scholekster (2000-4000), * stormmeeuw (100-150) * zilvermeeuw (ca. 10.000) * kleine mantelmeeuw (700-900) * kokmeeuw (ruim 40.000) * holenduif (500-1000) * Turkse tortel (1000-2000) * ransuil (50-100) * zwarte kraai (50-100), ekster (150-250) * matkop (10-25), zwarte roodstaart (50-100) * roodborsttapuit (50-100) * grote lijster (150-250) * zwart kop (500-1000) en grauwe gors (100-150). Het is echter niet uitgesloten dat een deel van de geconstateerde toename slechts schijnbaar is, met andere woorden dat het intensieve onderzoek voor het Atlasproject van diverse soorten meer broedplaatsen heeft opgeleverd dan voorheen bekend waren.

De aantallen broedvogels in Zeeland

Op grond van de resultaten van het Atlas project, gecombineerd met tellingen van broedvogels in verschillende gebieden en aanvullende informatie van diverse personen uit de provincie, is getracht per vogelsoort een schatting te maken van het aantal broedparen. De meest talrijke vogelsoorten in de provincie Zeeland blijken te zijn: huismus (125.000-250.000 paar), kokmeeuw, spreeuw (ieder 32.000-64.000 paar), veldleeuwerik, graspieper en merel (ieder16.000-32.000 paar). Het aantal broedparen van alle vogelsoorten bedraagt totaal 370.000-740.000.

Auteur

-P.L. Meininger

Literatuur

  • Meininger, Ornithologisch Atlasproject. [[1]]
  • Meininger, De broedvogels van Zeeland. [[2]]
  • Smulders en Joose, Avifauna van Walcheren. [[3]]
  • Sponselee en Buise, Avifauna Oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen. [[4]]
  • Suetens, Van den Steen en andere.
  • De Avifauna van de Braakmanpolder.
  • Teixeira, Atlas broedvogels. [[5]]
  • Vleugel, Warren en Wilmink, Avifauna van Zuid-Beveland. [[6]]