Veerse Meer

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Veerse Meer

*Deltameer, gelegen tussen de voormalige eilanden Walcheren, Noord-Beveland en Zuid-Beveland, ontstaan in 1960/61 na de afsluiting van de Zandkreek aan de oostzijde (4 mei 1960) en van het Veerse Gat aan de noordzijde (27 april 1961). Beide voormalige zeearmen werden aldus samengevoegd tot één groot meer tussen de voormalige zeedijken en de twee genoemde [[afsluitdammen]], met een oppervlakte van ca. 4200 ha, waarvan bij zomerpeil ca. 2100 ha water en ca. 2100 ha aan drooggevallen buitendijkse gronden. Het meer heeft een lengte van ruim 20 km en een breedte die varieert van 250 tot ca. 1500 m. De bodem is grillig gevormd en ligt op een diepte van 0 tot 20 m. Dit maakt het meer tot een uitgestrekt watergebied, dat geschikt is voor watersport met kleinere boten.

De Zandkreek en het Veerse Meer zijn via een open verbinding op elkaar aangesloten en scheiden Noord-Beveland van Walcheren/Zuid-Beveland. Er is één hoofdvaargeul die loopt van Veere/het Kanaal door Walcheren naar de Zandkreeksluis bij Kats die toegang verleent tot de Oosterschelde.

Het Veerse Meer is aan de westkant door de Veersegatdam afgesloten van de Noordzee. Aan de oostkant zijn de meren afgesloten van de Oosterschelde door de Zandkreekdam. In deze dam is het doorlaatmiddel ‘Katse Heule’ gebouwd waardoor de waterkwaliteit van het Veerse Meer verbeterd is. Het Veerse Meer en de Zandkreek maken deel uit van de recreatieve Deltaroute.


Ontstaan

De totstandkoming van het meer kan worden beschouwd als de voltooiing van de eerste fase in de uitvoering van het Deltaplan (ook: Drie-eilandenplan). Reeds voor de totstandkoming van het meer werd beseft, dat deze 'spin off' van de Deltawerken een hoge recreatieve waarde had en dat met deze 'gift van de natuur' uiterst zorgvuldig diende te worden omgesprongen, zodat zowel de natuur als de recreant aan z'n trekken kwam. Kort na de aanvaarding van de Deltawet werd een 'Commissie ontwikkeling drie-eilandengebied ingesteld, die op haar beurt een technische commissie benoemde om de mogelijkheden van inrichting (en haar beperkingen!) te onderzoeken. Dit resulteerde in 1959 in een schetsontwerp dat onder andere voorzag in de aanleg van een aantal jachthavens, watersportsteunpunten en een proefbassin voor de oestercultuur bij de Veerse gatdam. Dit laatste plan is nooit verwezenlijkt, de oesterkwekers hadden weinig vertrouwen in de mogelijkheden ervan en hebben - naar achteraf bleek: niet ten onrechte - kennelijk gehoopt dat het met de Oosterschelde-afsluiting een andere richting op zou gaan. Dit schetsontwerp, sindsdien diverse malen gewijzigd en bijgesteld, vormt de leidraad voor het in 1965 ingestelde recreatieschap 'Het Veerse Meer', waarin zitting hadden de provincie Zeeland, de aan het meer grenzende gemeenten Arnemuiden, Goes, Kortgene, Veere en Wissenkerke, plus vertegenwoordigers van de waterschappen. Het recreatieschap liet zich bijstaan door een Technische adviescommissie, waarin vertegenwoordigers van Provinciale Waterstaat, Rijkswaterstaat, het ETI, de P.P.D., de Dienst Domeinen en Staatsbosbeheer. Bij de overwegingen werd meteen betrokken het feit dat in een cirkel met een straal van 90 km aanvaardbaar voor dagrecreatie ruim 5 miljoen mensen wonen en in een cirkel met een straal van 225 km aanvaardbaar voor weekend-recreatie en langer het potentieel aan recreanten oploopt tot 25 à 30 miljoen. Verbeteringen in de verbindingen (gereedkomen van rijksweg A 58, de Zeelandbrug, en de Dammenroute) brachten en brengen niet alleen de Randstad, maar ook het Ruhr-gebied, de omgeving van Rijssel en Vlaams-België binnen rijafstand.


Werkzaamheden na 1961

Spoedig na de afsluiting van het Veerse Gat werd met de inrichting van het meer begonnen. De drooggevallen, voor landbouw bestemde gronden werden in cultuur gebracht. Zij bevinden zich in het middengebied. Daarvoor ligt een uitgebreid zandplatengebied van ruim 300 ha, de Middelplaten, die voor ca. 1/3 onder water staan en door de Dienst der Domeinen in beheer zijn gegeven aan de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten. Zij zijn van grote natuurwetenschappelijke betekenis. Er pleisteren ganzen, er broeden weidevogels en sternachtigen. Ook botanisch is de plaat interessant, omdat daar kan worden bestudeerd hoe de vegetatie zich ontwikkelt in een gebied waar eb en vloed zijn weggevallen. Op het Aardbeieneiland ten zuidoosten van de Haringvreter wordt de zich ontwikkelende vegetatie eveneens bestudeerd. De Middelplaten zijn niet voor het publiek toegankelijk; vanaf de Muidenweg, die langs de zuidzijde van het Veerse Meer (oostelijk gedeelte) loopt, zijn ze met een kijker goed te overzien. Aan de zuidzijde van de Goudplaat ligt een tweede natuurreservaat (ca. 45 ha). Staatsbosbeheer maakte een landschapsplan voor de beplanting van de terreinen rond het meer, waarbij zoveel mogelijk rekening is gehouden met het karakter en de bestemming van die terreinen. Aldus werd op staatsgronden uiteindelijk 220 ha bos ingeplant, dat in de jaren 1960-1980 ondanks de vaak harde wind voorspoedig is opgegroeid. Toen de vissersvloot uit Veere naar Colijnsplaat vertrok, leek het een ogenblik of het laatste restje leven uit het stadje was verdwenen. De vrijgekomen plaatsen werden echter al spoedig ingenomen door de grote jachten, de pleziervaartuigen en de kruisers en om aan de dringende vraag naar ligplaatsen tegemoet te komen werd de voormalige werkhaven aan de dijk naar Vrouwenpolder, de Oostwatering, eveneens tot jachthaven ingericht. De leden van de Belgische watersportvereniging Roval Yachting Club de Belgique, voor wie de Schelde steeds minder aantrekkelijk werd, vonden een thuishaven in Wolphaartsdijk en aan de andere kant van het water, bij Kortgene, werd een particuliere jachthaven naar Amerikaans voorbeeld aangelegd. Delta Marina, met 700 ligplaatsen.


Cijfers

Enkele cijfers geven een inzicht in de betekenis van het Veerse Meer voor recreatie en toerisme. Er waren anno 1984 ruim 15.000 recreatieve slaapplaatsen rond het meer (waarvan bijna 5.000 in zomerhuizen en ruim 10.000 op kampeerterreinen). Jacht- en verpozingshavens (15 in totaal, openbare en particuliere, met inbegrip van enkele kleine haventjes aan de eilanden) boden ligplaats aan 3.259 boten. De haventjes aan de eilanden werden niet aangelegd als jachthavens, maar als verpozingshavens, waar gedurende een beperkte tijd maximaal 24 uur op dezelfde plaats mocht worden aangelegd en eventueel zelfs kon worden overnacht. Bij een bevaarbare oppervlakte van 1.425 ha (het gaat hier om water dat dieper is dan 1,50 m, geschikt dus voor kleine en middelgrote boten en gemarkeerd met houten staken, z.g. blezen) en een gemiddeld waargenomen uitvaartpercentage van 50 op een mooie dag in het weekeinde, is de bezetting ongeveer 1.15 uitgevaren boot per ha water. Als wordt gelet op het grote aantal afgemeerde en voor anker liggende boten zal de vaardichtheid in de praktijk nog aanzienlijk lager liggen. In vergelijking met vele watersportgebieden elders in den lande met name in Zuid-Holland en Utrecht, in mindere mate in Friesland steekt het cijfer 1.15 gunstig af. Zeilscholen zijn gevestigd in de Oostwatering, en bij Wolphaartsdijk; zeilboten kunnen worden gehuurd in de Oostwatering, Oranjeplaat en Kamperland. Uniek voor Nederland is verder de compas-compenseringspaal voor de watersporters aan de zuidoost zijde van de Bastiaan de Langeplaat. Het Veerse Meer kent een marifoonhulp dienst. Op kanaal 10 wordt op drie campings door de bemanning van de boten van de rijkspolitie te water en door mensen van Domeinen geluisterd, opdat als er problemen dreigen zo vlug mogelijk kan worden geholpen. Er zijn tien kunstmatige eilanden aangelegd, opgespoten met specie uit ondiepten, waardoor vaargeulen voor dieper stekende schepen toegankelijk werden. De voornaamste eilanden zijn: Arneplaat, Schutteplaat, Mosselplaat, Aardbeieneiland, Soelekerkeplaat, Bastiaan de Langeplaat, Spieringplaat en Zandkreekplaat. Haringvreter en Middelplaten zijn natuurlijke eilanden. Hun totale oppervlakte is ruim 27 ha. De vaargeul loopt van de Veersedam tot de Zandkreekdam en is geschikt voor schepen tot ca. 3000 ton (beroepvaart). Ze is gemarkeerd met zwarte en rode tonnen die dateren uit de tijd, dat het meer nog een zeearm was.

Gegevens hoofdvaargeul

Diepte: 17,3 tot 4,5 meter Beroepsvaart-/CEMT-klasse: Va en maximaal 130 x 18 meter Recreatievaartklasse: AZM Aansluitende vaarwegen: Kanaal door Walcheren en Oosterschelde

Ook zijn er vier openbare, kosteloos te gebruiken trailer hellingen. Aan openbare steigerlengte is 3200 meter beschikbaar. Daarnaast is voor de stranden oeverrecreatie aan lig- en speelweiden ruim 120 ha aanwezig. De wandel- en bosgebieden beslaan 266 ha. Zwemsteigers, toiletgebouwtjes, ontsluitingswegen, parkeerterreinen e.d. behoren eveneens tot de voorzieningen van het Veerse Meer. Een sterk punt van het gebied en van de voorzieningen is de grote verscheidenheid. Niet alleen de afwisseling van het vaarwater smal tussen de eilanden en de vaste wal, breed en open in het westelijk deel en de diversiteit in ruime, open gebieden en beschutting biedende bossen, maar ook de afwisseling van luxe accommodatie en eenvoudige voorzieningen is typerend voor het Veerse Meer gebied.


Kosten

Hoewel de in het recreatieschap deelnemende gemeenten en de provincie Zeeland jaarlijks een financiële bijdrage leveren, zou de inrichting van het gebied zonder financiële steun van een aantal rijksdepartementen nooit mogelijk zijn geweest. In de loop van de jaren is voor enkele tientallen miljoenen guldens geïnvesteerd voor algemene voorzieningen. Daarnaast is een onbekend bedrag door particulieren in gebouwen, kampeerterreinen enz. gestoken. In de jaren 60 heeft het departement van economische zaken het onrendabele gedeelte van de stichtingskosten van de meeste jachthavens voor 85% gesubsidieerd. Een voorbeeld van een dergelijke steun is bijv. de hulp bij het tegengaan van de afkalving van de oevers, die aanvankelijk op de buitendijkse gronden voor de Soelekerke- en Spieringpolders op Noord-Beveland. de Haringvreter en de kust bij Vrouwenpolder vrij ernstige vormen aannam, als gevolg van het wegvallen van de getijdewerking afkalven). Na proeven te hebben genomen met een vijftal constructies om ervaring op te doen, heeft de Deltadienst van Rijkswaterstaat op enige afstand voor de oever grinddammen aangebracht en daarmee vermeden dat het landschap door lelijke beschermende oeververdedigingswerken werd ontsierd.


Vissen

Voor de sportvissers is het Veerse Meer een eldorado. Een globale schatting leert dat in de zomer per dag gemiddeld 350 sportvissers op het meer bezig zijn. Zij vissen vooral op aal, platvis en niet in de laatste plaats op forel (regenboog- en beekforel). Enkele malen per jaar verzorgt de Deltafederatie het uitzetten van forel: de vissen gedijen voorspoedig, maar kunnen zich helaas niet voortplanten. Er is dus een vangstbeperking van 4 stuks. Ook glasaal wordt jaarlijks uitgezet: 400 kg. De sportvissers zouden graag zien dat het aantal ligplaatsen voor sportvisboten wordt uitgebreid. Het meer heeft nu twee sportvishaventjes, bij De Piet en bij Wolphaartsdijk (niet resp. 48 en 277 ligplaatsen). Ook de capaciteit van de bestaande trailerhellingen zou volgens de Deltafederatie moeten worden vergroot en hun toegankelijkheid verbeterd. Voor sportvissen in het meer zijn bijzondere bepalingen vastgesteld.


Zwemmen en plankzeilen

Bijna overal in het meer kan worden gezwommen. De sterkwaliteit is goed. Op de zwemwaterfolder, die de provincie jaarlijks publiceert staat voor 1983 het hele meer met groen aangegeven, hetgeen betekent dat het water voldoet aan de door de Europese Gemeenschap voor zwemwater gestelde normen. Voor de snel opgekomen sport van het plankzeilen is het meer ideaal. Er kwamen de laatste tijd echter zoveel plankzeilers, dat vissers, zeilers en zwemmers er hinder van gingen onderwinden. Het recreatieschap werkte daarom aan de inrichting van plankzeilcentra. Anno 1984 stonden er drie op het programma. Voor de eerste is een plek op de Schotsman bij Kamperland aangewezen, die in 1984 in gebruik werd genomen. Verder werd gedacht aan de Oranjeplaat bij Arnemuiden en de Paardekreek bij Kortgene, alles met parkeerterreinen, kleed-, douche- en toiletgebouwtjes, plus een kantine en mogelijkheden om kleren en goederen op te bergen. Snelle motorboten dreigden voor het meer ook een plaag te worden; voor hen zijn daarom een paar speciale banen aangewezen, waar ze niet van mogen afwijken.


Wisselend waterpeil

In de zomermaanden lag tot in de jaren tachtig het waterpeil van het meer op NAP; 's winters ligt het daar 70 cm onder. In de september maand wordt ten behoeve van de watersport een overgangspeil van —30 cm NAP aangehouden. Het lage winterpeil werd ingesteld om het lozen van polderwater mogelijk te maken (18.000 ha loost op het meer). De watersport zou het bijzonder op prijs stellen als in het meer het hele jaar door hetzelfde peil werd gehandhaafd. Om dat te bereiken, moeten echter kostbare kunstwerken worden uitgevoerd, moeten nieuwe gemalen worden gebouwd en oude worden uitgebreid. Daarbij is wel de vraag gesteld of bepaalde afwateringen niet beter naar Ooster- of Westerschelde kunnen worden afgeleid. De ontwikkelingen in en rond het Veerse Meer zijn niet zonder critiek verlopen. Het sociaal rendement was te gering bijv. omdat oevers die ten algemene nutte hadden moeten worden gebruikt in handen kwamen van projectontwikkelaars, die er dure villa’s bouwden, i.p.v. huizen voor de verhuur; in de omliggende dorpen heeft het euvel van de tweede woningen wild om zich heengeslagen, met als gevolg in de winter uitgestorven straten; de Zeeuwen komen niet genoeg aan hun trekken: 62% van de vaste ligplaatsen is in handen van niet-Zeeuwen, w.o. 46% echte buitenlanders enz. Tenslotte komt regelmatig de vraag naar voren of het meer niet 'vol' is. Het ontbreken van een definitie van 'vol' heeft deze discussies tot dusver echter weinig vruchtbaar doen zijn.

Het waterpeil van het Veerse Meer is anno 2013 in de winter 30 cm onder NAP gebracht (was eerst 60 cm onder NAP)

Rond 2010 heeft Rijkswaterstaat het waterpeil van het Veerse Meer in de winter geleidelijk dertig centimeter verhoogd tot 30 cm onder NAP. Hiermee werd bereikt dat er een betere waterkwaliteit en een beter leefklimaat voor planten en dieren onder en aan het water ontstond en het recreatieseizoen werd verlengd. Rijkswaterstaat doet dit samen met de Dienst Landelijk Gebied en met Provincie Zeeland, Waterschap Scheldestromen en Gemeente Noord-Beveland. Het project Peilbesluit Veerse Meer is onderdeel van het grotere project Rondom het Veerse Meer. Hiertoe werd een planning uitgezet waarbij tussen 2008 – 2011 het waterpeil in de winter werd verhoogd van NAP -0,60 m in 2008 naar NAP -0.30 m sinds oktober 2011, in 2012 de werkzaamheden werden afgerond en er in 2015 een evaluatie zal volgen

Om te voorkomen dat de omgeving last krijgt van de verhoging van het peil, treffen Rijkswaterstaat en samenwerkingspartners de nodige maatregelen.

De Provincie Zeeland meet regelmatig de grondwaterstanden en onderzoekt de groei van gewassen. Als maatregel voor boeren zijn drainagesystemen van landbouwpercelen aangelegd. Sommige oevers, steigers en boothellingen zijn of worden aangepast aan het hogere waterpeil.

AUTEUR

M.H. Wilderom, herschr. A.Teunis, herzien 2013

BRONNEN

-P.P.D., De ontwikkeling van de recreatie in en om het Veerse Meer (1965).

-Recreatieschap het Veerse Meer, Basisplan 1967.

-T. Lebret, Tien jaar natuurbescherming in het Veerse Meer. (Natuur en Landschap 1971).

-Jaarverslagen Het Veerse Meer

-Driemaandelijkse Berichten Deltawerken, no. 3, 10, 14, 21, 33, 34, 38, 41, 42, 50, 53, 62, 66, 75, 80, 85, 90.

-Zeeuws nieuws, Themanummer Veerse Meer 1961-1981, 6/ no. 4 (maart 1981).

-Met toestemming van Rijkswaterstaat overgenomen van www.rijkswaterstaat.nl


Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

*Deltameer, gelegen tussen de voormalige eilanden Walcheren, Noord-Beveland en Zuid-Beveland, ontstaan in 1960/61 na de afsluiting van de Zandkreek aan de oostzijde (4 mei 1960) en van het Veerse Gat aan de noordzijde (27 april 1961). Beide voormalige zeearmen werden aldus samengevoegd tot één groot meer tussen de voormalige zeedijken en de twee genoemde [[afsluitdammen]], et een oppervlakte van ca. 4200 ha, waarvan bij zomerpeil ca. 2100 ha water en ca. 2100 ha aan drooggevallen buitendijkse gronden. Het meer heeft een lengte van ruim 20 km en een breedte die varieert van 250 tot ca. 1500 m. De bodem is grillig gevormd en ligt op een diepte van 0 tot 20 m. Dit maakt het meer tot een uitgestrekt watergebied, dat geschikt is voor watersport met kleinere boten. De totstandkoming van het meer kan worden beschouwd als de voltooiing van de eerste fase in de uitvoering van het [[Deltaplan]] (ook: [[Drie]]-eilandenplan). Reeds voor de totstandkoming van het meer werd beseft, dat deze 'spin off' van de Deltawerken een hoge recreatieve waarde had en dat met deze 'gift van de natuur' uiterst zorgvuldig diende te worden omgesprongen, zodat zowel de natuur als de recreant aan z'n trekken kwam. Kort na de aanvaarding van de Deltawet werd een 'Commissie ontwikkeling drie-eilandengehied ingesteld, die op haar beurt een technische commissie benoemde om de mogelijkheden van inrichting (en haar beperkingen!) te onderzoeken. Dit resulteerde in 1959 in een schetsontwerp dat o.a. voorzag in de aanleg van een aantal jachthavens, watersportsteunpunten en een proefbassin voor de oestercultuur bij de Veerse gatdam. Dit laatste plan is nooit verwezenlijkt, de oesterkwekers hadden weinig vertrouwen in de mogelijkheden ervan en hebben - naar achteraf bleek: niet ten onrechte - kennelijk gehoopt dat het met de Oosterschelde-afsluiting een andere richting op zou gaan. Dit schetsontwerp, sindsdien diverse malen gewijzigd en bijgesteld, vormt de leidraad voor het in 1965 ingestelde recreatieschap 'Het Veerse Meer', waarin zitting hebben de provincie Zeeland, de aan het meer grenzende gemeenten Arnemuiden, Goes, Kortgene, Veere en Wissenkerke, plus vertegenwoordigers van de waterschappen. Het recreatieschap laat zich bijstaan door een Technische adviescommissie, waarin vertegenwoordigers van Provinciale Waterstaat, Rijkswaterstaat, het ETI, de P.P.D., de Dienst Domeinen en Staatsbosbeheer. Bij de overwegingen werd meteen betrokken het feit dat in een cirkel met een straal van 90 km aanvaardbaar voor dagrecreatie ruim 5 miljoen mensen wonen en in een cirkel met een straal van 225 km aanvaardbaar voor weekend-recreatie en langer het potentieel aan recreanten oploopt tot 25 à 30 miljoen. Verbeteringen in de verbindingen (gereedkomen van rijksweg A 58, de Zeelandbrug, en straks wellicht de Dammenweg) brachten en brengen niet alleen de Randstad, maar ook het Ruhr-gebied, de omgeving van Rijssel en Vlaams-België: Antwerpen, Brussel, Gent, Brugge, binnen rijafstand. Het meer kan derhalve uitgroeien, samen met de rest van de Delta, tot een watersportcentrum van Europees formaat. In hoeverre dit patroon, gezien de recessie van de jaren '80 bestendigd zal blijven, moet worden afgewacht. Spoedig na de afsluiting van het Veerse Gat werd met de inrichting van het meer begonnen. De drooggevallen, voor landbouw bestemde gronden werden in cultuur gebracht. Zij bevinden zich in het middengebied. Daarvoor ligt een uitgebreid zandplatengebied van ruim 300 ha, de Middelplaten, die voor ca. 1/3 onder water staan en door de Dienst der Domeinen in beheer zijn gegeven aan de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten. Zij zijn van grote natuurwetenschappelijke betekenis. Er pleisteren ganzen, er broeden weidevogels en sternachtigen. Ook botanisch is de plaat interessant, omdat daar kan worden bestudeerd hoe de vegetatie zich ontwikkelt in een gebied waar eb en vloed zijn weggevallen. Op het [[Aardbeieneiland]] ten zuidoosten van de Haringvreter wordt de zich ontwikkelende vegetatie eveneens bestudeerd. De Middelplaten zijn niet voor het publiek toegankelijk; vanaf de Muidenweg, die langs de zuidzijde van het Veerse Meer (oostelijk gedeelte) loopt, zijn ze met een kijker goed te overzien. Aan de zuidzijde van de Goudplaat ligt een tweede natuurreservaat (ca. 45 ha). Staatsbosbeheer maakte een landschapsplan voor de beplanting van de terreinen rond het meer, waarbij zoveel mogelijk rekening is gehouden met het karakter en de bestemming van die terreinen. Aldus werd op staatsgronden uiteindelijk 220 ha bos ingeplant, dat in de afgelopen 20 jaar ondanks de vaak harde wind voorspoedig is opgegroeid. Toen de vissersvloot uit Veere naar Colijnsplaat vertrok, leek het een ogenblik of het laatste restje leven uit het stadje was verdwenen. De vrijgekomen plaatsen werden echter al spoedig ingenomen door de grote jachten, de pleziervaartuigen en de kruisers en om aan de dringende vraag naar ligplaatsen tegemoet te komen werd de voormalige werkhaven aan de dijk naar Vrouwenpolder, de Oostwatering, eveneens tot jachthaven ingericht. De leden van de Belgische watersportvereniging Roval Yachting Club de Belgique, voor wie de Schelde steeds minder aantrekkelijk werd, vonden een thuishaven in Wolphaartsdijk en aan de andere kant van het water, bij Kortgene, werd een particuliere jachthaven naar Amerikaans voorbeeld aangelegd. Delta Marina, met 700 ligplaatsen. Cijfers. Enkele cijfers geven een inzicht in de betekenis van het Veerse Meer voor recreatie en toerisme. Er zijn ruim 15.000 recreatieve slaapplaatsen rond het meer (waarvan bijna 5.000 in zomerhuizen en ruim 10.000 op kampeerterreinen). Jacht- en verpozingshavens (15 in totaal, openbare en particuliere, met inbegrip van enkele kleine haventjes aan de eilanden) bieden ligplaats aan 3.259 boten. De haventjes aan de eilanden zijn niet aangelegd als jachthavens, maar als verpozingshavens, waar gedurende een beperkte tijd maximaal 24 uur op dezelfde plaats mag worden aangelegd en eventueel zelfs mag worden overnacht. Bij een bevaarbare oppervlakte van 1.425 ha (het gaat hier om water dat dieper is dan 1,50 m, geschikt dus voor kleine en middelgrote boten en gemarkeerd met houten staken, z.g. blezen) en een gemiddeld waargenomen uitvaartpercentage van 50 opeen mooie dag in het weekeinde, is de bezetting ongeveer 1.15 uitgevaren boot per ha water. Als wordt gelet op het grote aantal afgemeerde en voor anker liggende boten zal de vaardichtheid in de praktijk nog aanzienlijk lager liggen. In vergelijking met vele watersportgebieden elders in den lande met name in Zuid-Holland en Utrecht, in mindere mate in Friesland steekt het cijfer 1.15 gunstig af. Zeilscholen zijn gevestigd in de Oostwatering, en bij Wolphaartsdijk; zeilboten kunnen worden gehuurd in de Oostwatering, Oranjeplaat en Kamperland. Uniek voor Nederland is verder de compas-compenseringspaal voor de watersporters aan de zuidoost zijde van de Bastiaan de Langeplaat. Het Veerse Meer kent een marifoonhulp dienst. Op kanaal 10 wordt op drie campings door de bemanning van de boten van de rijkspolitie te water en door mensen van Domeinen geluisterd, opdat als er problemen dreigen zo vlug mogelijk kan worden geholpen. Er zijn tien kunstmatige eilanden aangelegd, opgespoten met specie uit ondiepten, waardoor vaargeulen voor dieper stekende schepen toegankelijk werden. De voornaamste eilanden zijn: Arneplaat, Schutteplaat, Mosselplaat, Aardbeieneiland, Soelekerkeplaat, Bastiaan de Langeplaat, Spieringplaat en Zandkreekplaat. Haringvreter en Middelplaten zijn natuurlijke eilanden. Hun totale oppervlakte is ruim 27 ha. De vaargeul loopt van de Veersedam tot de Zandkreekdam en is geschikt voor schepen tot ca. 3000 ton (beroepvaart). Ze is gemarkeerd met zwarte en rode tonnen die dateren uit de tijd, dat het meer nog een zeearm was. Ook zijn er vier openbare, kosteloos te gebruiken trailer hellingen. Aan openbare steigerlengte is 3200 meter beschikbaar. Daarnaast is voor de stranden oeverrecreatie aan lig- en speelweiden ruim 120 ha aanwezig. De wandel- en bosgebieden beslaan 266 ha. Zwemsteigers, toiletgebouwtjes, ontsluitingswegen, parkeerterreinen e.d. behoren eveneens tot de voorzieningen van het Veerse Meer. Een sterk punt van het gebied en van de voorzieningen is de grote verscheidenheid. Niet alleen de afwisseling van het vaarwater smal tussen de eilanden en de vaste wal, breed en open in het westelijk deel en de diversiteit in ruime, open gebieden en beschutting biedende bossen, maar ook de afwisseling van luxe accommodatie en eenvoudige voorzieningen is typerend voor het Veerse Meer gebied. Kosten. Hoewel de in het recreatieschap deelnemende gemeenten en de provincie Zeeland jaarlijks een financiële bijdrage leveren, zou de inrichting van het gebied zonder financiële steun van een aantal rijksdepartementen nooit mogelijk zijn geweest. In de loop van de jaren is voor enkele tientallen miljoenen guldens geïnvesteerd voor algemene voorzieningen. Daarnaast is een onbekend bedrag door particulieren in gebouwen, kampeerterreinen enz. gestoken. In de jaren 60 heeft het departement van economische zaken het onrendabele gedeelte van de stichtingskosten van de meeste jachthavens voor 85% gesubsidieerd. Een voorbeeld van een dergelijke steun is bijv. de hulp bij het tegengaan van de afkalsing der oevers, die aanvankelijk op de buitendijkse gronden voor de Soelekerke- en Spieringpolders op Noord-Beveland. de Haringvreter en de kust bij Vrouwenpolder vrij ernstige vormen aannam, als gevolg van het wegvallen der getijdewerking [[afkalven]]). Na proeven te hebben genomen met een vijftal constructies om ervaring op te doen, heeft de Deltadienst van Rijkswaterstaat op enige afstand voor de oever grinddammen aangebracht en daarmee vermeden dat het landschap door lelijke beschermende oeververdedigingswerken werd ontsierd. Vissen. Voor de sportvissers is het Veerse Meer een eldorado. Een globale schatting leert dat in de zomer per dag gemiddeld 350 sportvissers op het meer bezig zijn. Zij vissen vooral op aal, platvis en niet in de laatste plaats op forel (regenboog- en beekforel). Enkele malen per jaar verzorgt de Deltafederatie het uitzetten van forel: de vissen gedijen voorspoedig, maar kunnen zich helaas niet voortplanten. Er is dus een vangstbeperking van 4 stuks. Ook glasaal wordt jaarlijks uitgezet: 400 kg. De sportvissers zouden graag zien dat het aantal ligplaatsen voor sportvisboten wordt uitgebreid. Het meer heeft nu twee sportvishaventjes, bij De Piet en bij Wolphaartsdijk (niet resp. 48 en 277 ligplaatsen). Ook de capaciteit van de bestaande trailerhellingen zou volgens de Deltafederatie moeten worden vergroot en hun toegankelijkheid verbeterd. Voor sportvissen in het meer zijn bijzondere bepalingen vastgesteld. Zwemmen en plankzeilen. Bijna overal in het meer kan worden gezwommen. De sterkwaliteit is goed. Op de zwemwaterfolder, die de provincie jaarlijks publiceert staat voor 1983 het hele meer met groen aangegeven, hetgeen betekent dat het water voldoet aan de door de Europese Gemeenschap voor zwemwater gestelde normen. Voor de snel opgekomen sport van het plankzeilen is het meer ideaal. Er kwamen de laatste tijd echter zoveel plankzeilers, dat vissers, zeilers en zwemmers er hinder van gingen onderwinden. Het recreatieschap werkt daarom aan de inrichting van plankzeilcentra. Voorlopig staan er drie op het programma. Voor de eerste is een plek op de Schotsman bij Kamperland aangewezen, die in 1084 in gebruik zal worden genomen. Verder wordt gedacht aan de Oranjeplaat bij Arnemuiden en de Paardekreek bij Kortgene, alles met parkeerterreinen, kleed-, douche- en toiletgebouwtjes, plus een cantine en mogelijkheden om kleren en goederen op te bergen. Snelle motorboten dreigden voor het meer ook een plaag te worden; voor hen zijn daarom een paar speciale banen aangewezen, waar ze niet van mogen afwijken. Wisselend waterpeil. In de zomermaanden ligt het waterpeil van het meer op NAP; 's winters ligt het daar 70 cm onder. In de september maand wordt ten behoeve van de watersport een overgangspeil van —30 cm NAP aangehouden. Het lage winterpeil is ingesteld om het lozen van polderwater mogelijk te maken (18.000 ha loost op het meer). De watersport zou het bijzonder op prijs stellen als in het meer het hele jaar door hetzelfde peil werd gehandhaafd. Om dat te bereiken, moeten echter kostbare kunstwerken worden uitgevoerd, moeten nieuwe gemalen worden gebouwd en oude worden uitgebreid. Daarbij is wel de vraag gesteld of bepaalde afwateringen niet beter naar Ooster- of Westerschelde kunnen worden afgeleid. De ontwikkelingen in en rond het Veerse Meer zijn niet zonder critiek verlopen. Het sociaal rendement was te gering bijv. omdat oevers die ten algemene nutte hadden moeten worden gebruikt in handen kwamen van projectontwikkelaars, die er dure villa’s bouwden, i.p.v. huizen voor de verhuur; in de omliggende dorpen heeft het euvel van de tweede woningen wild om zich heengeslagen, met als gevolg in de winter uitgestorven straten; de Zeeuwen komen niet genoeg aan hun trekken: 62% van de vaste ligplaatsen is in handen van niet-Zeeuwen, w.o. 46% echte buitenlanders enz. Tenslotte komt regelmatig de vraag naar voren of het meer niet 'vol' is. Het ontbreken van een definitie van 'vol' heeft deze discussies tot dusver echter weinig vruchtbaar doen zijn.


AUTEUR

M.H. Wilderom, herschr. A.Teunis

LITERATUUR

P.P.D., De ontwikkeling van de recreatie in en om het Veerse Meer (1965). Recreatieschap het Veerse Meer, Basisplan 1967. T. Lebret, Tien jaar natuurbescherming in het Veerse Meer. (Natuur en Landschap 1971). Jaarverslagen Het Veerse Meer Driemaandelijkse Berichten Deltuwerken, no. 3, 10, 14, 21, 33, 34, 38, 41, 42, 50, 53, 62, 66, 75, 80, 85, 90. Zeeuws nieuws, Themanummer Veerse Meer 1961-1981, 6e jg. no. 4, mrt. 1981.