Uilen

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Uilen

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

Vogels die, meestal ’s nachts, jagen op kleine knaagdieren, insecten en kleine vogels. De aanwezigheid van uilen wordt meestal verraden door braakballen of uileballen: grijze proppen met de onverteerbare delen van de prooien, zoals schedeltjes, botjes, haren en veren. In Zeeland komen verschillende soorten uilen voor. Kerkuil (Týto álba; Z. Vl.: katuil, katule, schuuruil; Z.B., W.: katuûl). Uitgesproken nachtvogel. Broedvogel van schuren, kerken en andere gebouwen, zelden in holle bomen. De kerkuil is als broedvogel in Zeeland in aantal afgenomen. Vóór 1963 broedden er verspreid door de gehele .provincie, behalve op Tholen en St.-Philipsland, nog geen 150-300 paren. In de jaren 1969-1974 waren er naar schatting slechts 12-27 paren en in 1977 werd de populatie geschat op 35-45 paar. De schijnbare toename in 1977 wordt vooral veroorzaakt door een meer intensieve controle van potentiële broedplaatsen en door het plaatsen van nestkasten. De kerkuil, die hoofdzakelijk standvogel is, wordt vaak het slachtoffer van vergiftiging, strenge winters en het verkeer. Dit geldt ook voor de andere soorten uilen. Ransuil (Ásio ótus). Nachtvogel. In Zeeland vrij zeldzame broedvogel (50-100 paar) van bossen, duinen en grote tuinen. Broedt vooral in oude nesten van ekster en zwarte kraai, doch ook wel in nestkasten. Is de laatste jaren in Zeeland als broedvogel in aantal toegenomen. In de wintermaanden verblijven hier soms vrij grote aantallen ransuilen en plaatselijk kunnen dan concentraties van tientallen exemplaren worden aangetroffen op dagrust plaatsen. Velduil (Ásio flámmeus). Kan vaak overdag jagend worden waargenomen. Is in Zeeland een zeldzame en plaatselijke broedvogel (10-15 paar) van o.a. dijken, (voormalige) schorren, ruige graslanden en schaars begroeide duinen. Bovendien is deze soort een doortrekker en wintergast in wisselend aantal, lokaal soms vrij talrijk. Steenuil (Athéne nóctua; Z. Vl., W.: poepuûl; Sch.. D.: katuul). Behalve 's nachts is de steenuil ook overdag actief en zit dan regelmatig op palen, bomen en daken. Deze soort is in Zeeland als broedvogel in aantal afgenomen op Schouwen-Duiveland. Noord-Beveland en Walcheren, maar weet zich op Zuid-Beveland en in Zeeuws-Vlaanderen goed te handhaven. Ontbreekt waarschijnlijk op Tholen en op St.-Philipsland. In Zeeland broeden meer dan 250 paar, vooral in knotwilgen, boomgaarden en in nestkasten. De steenuil is hoofdzakelijk stand- en zwerfvogel en wordt weinig buiten de broedgebieden waargenomen. Bosuil (Strix áluco). Hoewel deze soort nu en dan in Zeeland wordt waargenomen is er nooit met zekerheid een broedgeval vastgesteld. Sneeuwuil (Nýctea scandíaca). In Nederland een zeer zeldzame gast in het winterhalfjaar. Ook in Zeeland éénmaal waargenomen. Kan misschien worden verward met een witte buizerd.


AUTEUR

P.L. Meininger