Voetbal

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Zeeuws Elftal (1972), bron: Krantenbank Zeeland, in, PZC, 31 juli 1972

Geschiedenis clubvoetbal in Zeeland

Pioniers

Rond 1900 stelde voetbal in Zeeland nog niet zo veel voor. Weliswaar was de sport vanuit Engeland overgewaaid naar het vasteland en werd het in Nederland gepropageerd door Pim Mulier, maar dit proces bleef voorlopig nog vooral beperkt tot de grootste steden van ons land. In 1879 werd in Haarlem de eerste officiële voetbalclub (HFC) opgericht.

De provincie Zeeland telde rond de eeuwwisseling nog maar enkele clubs. In Middelburg was er Olympia. Eigenlijk waren er in de Zeeuwse hoofdstad twee clubs, Olympia A en Olympia B. Vanaf 1887 speelde Olympia A als enige Zeeuwse club in de officiele NVB-competitie (NVB=Nederlandse Voetbal Bond). Daarin had het echter weinig succes, want de meeste punten verzamelde de club wanneer de tegenstanders er weer eens vanaf zagen de reis naar het verre Zeeland te ondernemen. De uitslag werd dan automatisch bepaald op een 5-0 overwinning voor de thuisclub...

In Vlissingen was er rond de eeuwwisseling de voetbalclub EMM (Eendracht Maakt Macht), dat helaas lange tijd niet over een (oefen)veld beschikte. Deze club genoot echter wel de eer in 1903 een internationale wedstrijd af te werken, tegen het Belgische Racing Club Gantoise.

Ook Goes telde een voetbalclub. Dit was Zeelandia, in 1895 opgericht en de voorloper van het huidige Goes. VV Goes was rond de eeuwwisseling echter niet meer dan een soort campingelftal, dat af en toe eens een wedstrijdje afwerkte.

Een belangrijke pionier voor de Zeeuwse voetbalsport is Albertus Jeronimus (geb. 9-2-1881 te Antwerpen). Deze Middelburgse graan- en zadenhandelaar - stortte zich in zijn jonge jaren vol enthousiasme op de Zeeuwse voetbalsport. Hij was zelf scheidsrechter en zette in 1902 de eerste stappen op weg naar de oprichting van een Zeeuws Elftal, door het organiseren van 2 wedstrijden van een Zeeuwse selectie tegen een Bredase selectie (0-4 verlies) en tegen het Rotterdamse Olympia (5-5).

Een ander belangrijke impuls voor de Zeeuwse voetbalsport was de oprichting door Jeronimus van de eerste Zeeuwse Voetbal Bond (ZVB)in 1899. Deze bond werd drie maanden later opgenomen in de Nederlandse Voetbal Bond (NVB). Na 5 jaar stierf deze organisatie echter een stille dood, waarschijnlijk mede een gevolg van het afhaken van Jeronimus, die vanwege zijn werk steeds minder tijd kon besteden aan de voetbalsport. De voorzitter van de eerste ZVB was Jean Louis Pisuisse uit Vlissingen, later vooral bekend geworden als grondlegger van het Nederlandse cabaret.

Het voetbal in Nederland werd in de eerste decennia van de 20e eeuw populairder, ook in Zeeland. Als gevolg daarvan werd op 1 augustus 1921 de ZVB opnieuw opgericht.

In Sport-krant Ons Zuiden in 1923 stond een citaat van een verbaasde Zeeuwse boer: ,,'k Gloov dat de waereld op zen einde loopt, want in den bibel staet: op het laeste der daegen zul je roare dingen te zien kriege, en roarder dingen as ter noe bie ons op 't durp gaen gebeuren bin der wel niet dienkbaer. Gisterenaevend oorde ik op den noek zegge dat ze bie ons op 't durp a net zo gek gaen doen as in de stad, ze gaen der noe ook voetballen."

Erg hard ging het er rond die tijd tijdens voetbalwedstrijden in de steden al aan toe. Tijdens Middelburg-Roosendaal, op zondag 28 februari 1926, moest politie de scheidsrechter een veilige aftocht garanderen. De Middelburgsche Courant: „Na de wedstrijd, waarbij de scheidsrechter volgens de supporters niet de juiste kennis der spelregels aan de dag legde, ontstond een vervolging van dien man, en moest deze door de politie beschermd, een goed heenkomen zoeken in de Sociëteit op de Markt. Een en ander trok natuurlijk de nieuwsgierigheid van velen, maar een verheven beeld van vriendschap, die het gevolg van de sport heet te zijn. was het niet."

Het voetbal nam een flinke vlucht, soms letterlijk. VV De Zeeuwen uit Vlissingen nam in het seizoen '37/'38 het vliegtuig voor de uitwedstrijd tegen Burgh. Het waren de jaren van de lijndienst Vlissingen-Burgh-Rotterdam. De spelers waren zo onder de indruk dat ze met 5-1 verloren, maar ze hadden wel het predikaat 'eerste vliegende club van Nederland' verdiend. Een tweede golf nieuwe voetbalverenigingen ontstond in de jaren zestig en zeventig, toen ook in de kleinere kernen clubs ontstonden dankzij de toenemende vrije tijd en de aanleg van velden en accommodaties. Zeeland telde rond het jaar 2000 zo'n 75 officiële voetbalclubs.

Vanaf eind jaren '60 kwam ook het vrouwenvoetbal op. De bakermat van het Nederlandse damesvoetbal ligt in het Zeeuwse Kapelle, waar Gerard Korsuize de club EZDVV (Eerste Zeeuwse Dames Voetbal Vereniging) oprichtte.

Clubs in de grote Zeeuwse steden

Goes

Ook in Zeeland werden dus, in navolging van andere delen van het land, steeds meer voetbalclubs opgericht. De eerste Zeeuwse voetbalclub werd opgericht in Goes. In 1895 werd hier de voetbalclub “Zeelandia” opgericht. De naam werd echter al snel veranderd in “GVV” dat voor 'Goese Voetbal Vereniging' stond. Na de Eerste Wereldoorlog ging het economisch slecht met de club en moest de terreinknecht elke week langs de deuren om geld op te halen voor een wedstrijdbal. Uiteindelijk werd de huidige clubnaam (v.v. GOES) aangenomen, een acroniem van “Gezamenlijk Opwaarts Eendrachtig Sterk.” (LATER MEER).

Middelburg

In Middelburg kon men rond 1900 in clubverband voetballen bij MVV Zeelandia en MVV Olympia. Door fans van Zeelandia werd op 1 maart 1910 daarnaast nog de club Klein Zeelandia gesticht. Hun thuishaven werd vooral het Molenwater. Het 'ándere' (overgebleven) Zeelandia fuseerde in 1916 met Olympia tot de nieuwe club MV & AV Middelburg. Omdat Olympia op hoog niveau speelde en Zeelandia weer over een goed veld beschikte, lag een fusie daarom voor de hand. Klein Zeelandia ging verder onder de naam MV & AV Zeelandia. (MV & AV=Middelburgse Voetbal en Atletiek Vereniging).

Zeelandia speelde aanvankelijk op het Molenwater, waar het vaak 'vechten' was om het beste stukje veld. Middelburg werkte zijn trainingen en wedstrijden af achter de oude meelfabriek aan de Kleverskerkseweg. Omgekleed werd aanvankelijk in hotel Du Commerce, aan de Loskade. Later kwam er een eigen kleedgelegenheid aan de Kleverskerkseweg. Voor water maakte men gebruik van de regenton. Vanaf het jaar 1921 maakte Zeelandia gebruik van gemeentelijk sportpark De Nadorst. Middelburg deed dit pas na de oorlog. Daar werd in 1953 met behulp van leerlingen van de ambachtsschool in 1953 een eensteenstribune gebouwd. Beide clubs maakten tot de verhuizing naar sportpark De Veerse Poort, in 2001, gebruik van de Nadorstvelden.[1]

Na de oprichting in 1916 speelde Middelburg aanvankelijk in de 1e klas. Vooral de eerste jaren waren succesvol, toen twee keer een derde plaats werd behaald, achter NAC en Willem II. Bekende spelers uit die tijd zijn onder andere Jo Schot, De Leander, Heijboer, Oele, Koster en Piet Adriaanse. Middelburg werd kampioen in het seizoen 1924/25, in 1931/32 (promotie naar 1e klasse), in 1934/35, in 1936/37, in 1938/39 en tenslotte in 1950/51. In dat laatste seizoen behaalden alle vier seniorenteams de titel. Het kampioenschap in 1951 betekende promotie naar de tweede klas.

In het jaar 1924 stond Middelburg op het punt te promoveren naar de eerste klas, maar ging het mis door de zgn. telegram-affaire. Op weg naar de laatste uitwedstrijd tegen Breda kwam het bericht dat de wedstrijd zou zijn afgelast, maar dat gold alleen voor een lager elftal. Het niet opkomen voor de laatste wedstrijd kostte 2 verliespunten en het kampioenschap, dat naar Roosendaal ging.

Vlissingen

Voetbal Combinatie Vlissingen is opgericht op 1 augustus 1916, na een fusie tussen de drie (kleine) Vlissingse clubs Poseidon, EMM en Sportclub Vlissingen. De heer Dudok van Heel was de eerste voorzitter. De nieuwe fusieclub telde in het begin 80 leden en 3 elftallen. Het eerste kwam terecht in de 2e klasse en de thuiswedstrijden vonden plaats op het voetbalveld aan de Koudekerkseweg.

VC Vlissingen was een ambitieuze club. Als een van de eersten beschikten ze over een eigen kleedlokaal. Ook sportief timmerde de club aan de weg. Zo werd rond 1930 een fonds opgericht om een betaalde trainer te kunnen aanstellen. De eerste was de bekende Belg (en international) Van Halme. Bekende Vlissingen-spelers uit die beginjaren waren Jaap van Peenen en Henk ('Katje') Kokelaar, de eerste aanvoerder van het Zeeuws Elftal.

In 1942 werd Vlissingen kampioen van de tweede klasse, maar duurde het tot 1946 voordat het naar de eerste klasse kon doordringen, destijds het hoogste nationale niveau. Twee jaar lang kwam Vlissingen uit tegen gerenommeerde ploegen als Willem II, NAC, BVV, PSV en VVV. In 1948 volgde degradatie.

In de oorlog beschikte VCV niet meer over een eigen voetbalveld en moest haar thuiswedstrijden afwerken naar het terrein van DOSKO in Bergen op Zoom. Vanaf 1947 werd weer in Vlissingen gespeeld, nu op het (huidige) voetbalveld aan de Irislaan.

Jaren vijftig en zestig: succes

Vanaf de tweede helft van de jaren vijftig gaan de Zeeuwse amateurploegen geleidelijk steeds beter presteren en doen ook landelijk steeds meer van zich spreken. In 1955 bereikte Vlissingen, na promotiewedstrijden in verband met de invoering van het betaalde voetbal, weer de 1e klasse. Daarna volgde voor deze club een zeer succesvolle periode. In 1956 werd de club kampioen in de 1e klas en werd met Hengelo en RFC uit Rotterdam gestreden om de nationale landstitel bij de amateurs. Daarin kwam het net iets tekort.[1]

Het kampioenselftal van Vlissingen uit 1956, bron: Krantenbank Zeeland, in: PZC, 3 juni 2006

In 1962 en 1964 werd Vlissingen opnieuw kampioen van de eerste klasse. Daarbij lukte het niet daarna het landskampioenschap te veroveren. Verschillende spelers van Vlissingen speelden in die tijd voor vertegenwoordigende elftallen. Zo speelden keeper Wim Bos, Jan de Nooijer en Leen de Ridder verschillende wedstrijden voor het Nederlands Amateurelftal.

In 1963 promoveerde Middelburg na 29 jaar weer naar de eerste klasse. Deze promotie was het begin van de meest succesvolle periode van de club. Vier jaar in successie - in 1966 t/m 1969 - werd club kampioen van de eerste klasse en drie keer - in 1966, 1967 en 1969 - won de club de nationale titel bij de zondagamateurs. Niet alleen op provinciaal, maar ook op nationaal niveau een unieke prestatie. Spelers als John But, Arie Delmotte, Wim Groenewegen, Henny Wijs, Wim de Vos en Bert Pentury waren in die jaren nationaal bekende voetballers en kwamen ook regelmatig uit voor nationale amateurselecties.

Middelburg na behalen Nederlandse amateurtitel tegen AFC Amsterdam (1967), bron: Krantenbank Zeeland, in: PZC, 19 juni 1967

Jaren zeventig: terugval

Vanaf 1970 werden de prestaties van Vlissingen en Middelburg geleidelijk minder en zakten ze terug naar een lager niveau. In 1970 degradeerde Vlissingen naar de tweede klasse. Met uitzondering van een korte periode waarin de club weer in de eerste klasse speelde (1974 en 1975) duurde dit verblijf in de tweede klas tot 1985.

Ook Middelburg glijdt af. Dragende spelers als Wim Groenewegen of Jan Bostelaar stopten, anderen zoals Henny Wijs (Sparta) of Arie Delmotte (NAC) gingen verder in het profvoetbal. Kwalitatief mindere spelers kwamen er voor terug. In 1972 degradeerde de club weer naar de tweede klas. In de jaren '70 en '80 speelt Middelburg afwisselend vooral in de tweede en eerste klasse. Door de invoering van de hoofdklasse (in 1975) - en later daarboven ook nog de topklasse (2011) - speelt de club nooit meer op het hoogste amateurniveau.

Jaren tachtig: VC Vlissingen komt terug

Nadat begin jaren '80 de (shirt)-sponsoring ook in het amateurvoetbal werd toegestaan ging Vlissingen opnieuw proberen aan te sluiten bij het hoogste amateurniveau. Hoofdsponsors Herstaco en Supermarkt Jan Koppejan stelden financiën beschikbaar om dit te verwezenlijken. Onder leiding van de (nieuwe) voorzitter Piet de Jong werd de organisatie rond het 1e elftal verbeterd, o.a. door het aantrekken van de ervaren Roosendaalse trainer Cees Vermunt, en werden talentvolle Zeeuwse en zelfs Brabantse spelers, waarvan sommigen met betaald voetbalervaring, benaderd om bij VCV te komen spelen. In 1987 werd het beoogde doel reeds gehaald. Vlissingen werd met afstand kampioen van de 1e klasse en promoveerde naar de hoofdklas.

De jaren daarna speelde Vlissingen enkele prachtige wedstrijden op het hoogste amateurniveau, waar duizenden supporters vanuit heel Zeeland van genoten. Hoogtepunten waren vooral de wedstrijden om de KNVB-beker in het seizoen ‘88-’89 (met inmiddels de ex-Vlissinger Jo Jansen als trainer) met overwinningen tegen betaalde clubs als De Graafschap, FC Den Bosch en Telstar. In dit toernooi werd de V.C.V. pas in de kwartfinale aan de Irislaan door FC Den Haag uitgeschakeld. In deze wedstrijden deed vooral Peter van Vossen van zich spreken.

Van Vossen heeft zojuist de 2-0 gescoord in de bekerwedstrijd tegen FC den Bosch en zet zich daarmee nationaal in de kijker van profclubs, foto: Krantenbank Zeeland, PZC, 16 januari 1989, pag. 9

De sportieve successen en het enthousiasme bij supporters en sponsors, was aanleiding om een commissie in te stellen die de mogelijkheden voor betaalde voetbal diende te onderzoeken. In haar eindconclusie (1989) stelde de commissie dat er goede kansen voor Vlissingen om op een goed niveau betaald voetbal te spelen en hiervoor een licentie aan te vragen. De ledenvergadering besloot met ruime meerderheid dit advies te volgen, waarna de aanvraag werd ingediend.

1990-1992: Betaald voetbal in Zeeland

Vlissingen-NAC in 1990, het eerste seizoen in de eerste divisie. foto: Jaap Wolterbeek, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 13560

De KNVB beschikte in maart 1990 positief op de aanvraag. Dit betekende dat Vlissingen met ingang van het seizoen 1990-1991 in de 1e divisie terecht kon. De betaald voetbalorganisatie van de club, die ook nog een 2e elftal op de been moest brengen, werd ondergebracht in een aparte stichting waarvan het bestuur voor het grootste gedeelte bestond uit bestuursleden van de vereniging. De meeste eerste elftalspelers maakten de overstap naar het betaalde voetbal, maar er werden ook nieuwe spelers van buitenaf aangetrokken. Het hoofdveld aan de Irislaan werd door de gemeente aan de normen en eisen van het betaalde voetbal aangepast en op 18 augustus 1990 speelde V.C. Vlissingen haar eerste profwedstrijd thuis tegen het Roosendaalse RBC.

Nog nooit eerder was een Zeeuwse club toegetreden tot de professionele divisies, maar de verwachting was dat er wel draagvlak was voor het initiatief. Toch waren er vanaf het begin ook kritische geluiden, m.n. van ex-sponsor Paul Hermsen (Herstaco).[2] Laatstgenoemde liet zich herhaaldelijk zeer kritisch uit over het beleid van Vlissingen-voorzitter Piet de Jong.

Goede start

De start van VC Vlissingen in het betaald voetbal was hoopvol. De eerste wedstrijd, op zaterdagavond 18 augustus 1990, speelde het tegen RBC. Via 2 doelpunten van Remco van Keeken werd het 2-0 voor de Vlissingers. Het duel werd door circa 4.000 toeschouwers bijgewoond.[3]

Presentatiefoto van VCV Zeeland als eerstedivisionist in 1991, foto: VC Vlissingen

Neergang

Hoewel de eerste weken en maanden sportief gezien redelijk waren, was er vanaf het eerste moment bestuurlijke onrust. Oude schulden van de amateurvereniging bleven de nieuwe club achtervolgen en maakte voortgang van het profavontuur vanaf het begin moeilijk. Met veel pijn en moeite werd de begroting voor het tweede seizoen rondgebreid - met hulp van ex-sponsor Hermsen na vertrek voorzitter De Jong - [4] de naam van de club werd op advies van de leiding gewijzigd in VCV Zeeland. Ook het tweede profjaar werd geen succes, zowel sportief als financieel. De club stond in de eerste divisie steevast op de laatste plaats en financieel wanbeheer leidde ertoe dat de club daarna van de KNVB geen licentie meer kreeg om er nog een seizoen aan vast te plakken.[5] De club ging vanaf 1992 weer als VC Vlissingen verder in het amateurvoetbal.

De opkomst van het zaterdagvoetbal

De successen die in het Zeeuwse voetbal werden behaald - vooral door Middelburg en Vlissingen - vonden tot in de jaren negentig vooral plaats in het zondagvoetbal. Vanaf de jaren negentig nam het zaterdagvoetbal die rol langzaam over. Met behulp van sterke sponsors ontwikkelden de voormalige dorpsclubs HSV Hoek en VV Kloetinge zich geleidelijk tot de twee absolute topclubs van Zeeland. Vooral het Zeeuws-Vlaamse HSV Hoek timmerde hard aan de weg en wist met hulp van sponsor Bravenboer in 1996 zelfs de titel te behalen in de eerste klasse B van het landelijk zaterdagvoetbal. Van heinde en verre - vooral uit België - streken allerlei talentvolle spelers neer bij HSV Hoek. Zij werden daarbij ook gelokt vanwege de royale onkostenvergoedingen die bij de club werden betaald. Het minder draagkrachtige Kloetinge behaalde de successen vooral met jeugdig regionaal talent. De derby's tussen Hoek en Kloetinge trokken jarenlang duizenden Zeeuwse toeschouwers.

Beeld uit de wedstrijd Kloetinge-Hoek op 4 november 2000, foto: Jaap Wolterbeek, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 103068

Op dit moment (2015) spelen beide clubs niet meer op het hoogste zaterdag-amateurniveau. Het afgelopen seizoen degradeerde Hoek vanuit de topklasse naar de hoofdklasse. Ook Kloetinge zakte afgelopen seizoen af naar een lager niveau en moest vanuit de hoofdklasse terug naar de 1e klasse.

Zeeuwse profvoetballers

Door de relatief geringe bevolkingsdichtheid en het ontbreken van betaald voetbal in Zeeland - met uitzondering van de periode dat VC Vlissingen betaald voetbal speelde (1990-1992) - heeft Zeeland in de loop van de jaren relatief weinig profvoetballers voortgebracht. Daarnaast heeft de externe ligging van Zeeland in dit proces ongetwijfeld ook een rol gespeeld. Scouting van Zeeuwse talenten is voor profclubs meestal een flinke klus en voor Zeeuwse talenten was de overgang naar een profclub vaak een ingrijpende gebeurtenis, waarbij al op jonge leeftijd afscheid moet worden genomen van de eigen vertrouwde omgeving. Door deze factoren zijn er ongetwijfeld vele Zeeuwse talenten verloren gegaan voor het hoogste nationale voetbalniveau.

Ondanks deze ongunstige voedingsbodem heeft Zeeland in de loop van de 20e eeuw toch een groot aantal (landelijk bekende) profvoetballers voortgebracht, van wie er in totaal 9 spelers het zelfs tot international schopten. Onderstaand een kort overzicht.

Toine van Renterghem

Toine van Renterghem (geb. 17 april 1885 in Goes) speelde in Amsterdam aanvankelijk voor Heracles en Volharding. Daarna speelt hij korte tijd voor Victoria uit Hilversum. In 1904 meldt hij zich, op aandringen van zijn vriend Herman Kunemann aan bij topclub HBS (Houdt Braef Stant) uit Den Haag. Bij deze club zou hij tot 1911 in totaal 99 wedstrijden uitkomen en 20 keer scoren.

Toine van Renterghem speelt 3 keer voor het Bondselftal. De eerste keer is dat op 13 april 1903 tegen een Deense club en speelt hij samen met zijn broer Albert, die linksbuiten is. Toine zelf is een zeer snelle rechtsbuiten. Ook in 1906 speelt hij mee in het bondselftal, dit keer tegen het Engelse Corinthians.

Hij speelde in 1906 en 1907 in totaal ook drie wedstrijden voor het (officiële) Nederlands elftal, steeds tegen België. Twee keer wordt gewonnen, een keer wordt verloren. Verder werd Toine van Renterghem geselecteerd voor de Olympische Spelen van 1908, waar hij echter niet in actie kwam en dus een bronzen plak misliep.[6]

Jo Schot

Jo Schot (geb. 22 januari 1894 in Middelburg), in het dagelijks leven als loodgieter werkende goaltjesdief, debuteert op 12 september 1920 tegen Middelburg in het NAC-shirt. Schot kan zijn wrok jegens zijn oude club niet onderdrukken en heeft met twee doelpunten een groot aandeel in de 6-0 overwinning van NAC, welke de eerste stap in de richting van het landskampioenschap betekent. In de totaal 68 wedstrijden die Jo Schot voor NAC speelt weet hij evenzoveel te scoren, hetgeen ook door de Nederlandsche Elftalcommissie (NEC) opgemerkt werd. Samen met Fanny Petit wordt de onovertroffen middenvoor van NAC geselecteerd voor de interland tegen Zwitserland, die op 19 november 1922 te Bern gespeeld werd. Ondanks de aanwezigheid van Jo Schot wordt Nederland weggespeeld en gaat Oranje met 5-0 ten onder. Op het door lichte sneeuwval bijna onbespeelbare veld van Young Boys weet ook de anders zo productieve NAC'er niet de weg naar het doel te vinden. Na het teleurstellende verlies in Bern wordt Jo Schot niet meer opgeroepen voor het Nederlands Elftal.

Na met NAC een landskampioenschap en twee Zuidelijke kampioenschappen gevierd te hebben slaat op 19 juli 1923 in Middelburg het noodlot toe. De dan 29-jarige loodgieter maakt tijdens werkzaamheden vanaf het dak van de Koorkerk bij de abdij een fatale val en overlijdt enkele uren later aan zijn verwondingen. Jo Schot laat een hoogzwangere vrouw en twee kinderen achter. Bij de begrafenis op 23 juli dragen de NAC-spelers de kist, die bedekt is met de geelzwarte vlag van de club, en bewijzen zodoende op gepaste wijze de laatste eer aan een onvergetelijke held.

Frans de Munck

Frans de Munck (geb. 20 augustsus 1922 in Goes) kwam aanvankelijk als keeper uit voor VV Goes, later voor Sittardse Boys. Op 23 april 1949 debuteert hij in de Kuip voor het grote Oranje, thuis tegen Frankrijk (uitslag: 4-1). Na een volgende interland, uit tegen Denemarken. Daarna wordt hij lange tijd niet opgeroepen, omdat hij (samen met Georg Kessler) bij Sittardse Boys geld heeft aangenomen en daarmee de amateurbepalingen heeft overschreden. Pas vanaf 1954 zal hij weer worden opgeroepen voor Oranje. Zijn laatste, 31e interland, is op 24 april 1960 als hij het doel verdedigt in de wedstrijd Belgie-Nederland (uitslag 2-1). Frans de Munck gaat vanaf mei 1950 voor FC Köln spelen. Hier werd hij erg populair en verdiende veel geld. Vanwege zijn volledig zwarte outfit werd hij ook wel 'Die schwarze Katze' genoemd. In Nederland werd dat vertaalt als 'de zwarte panter'. Mede door zijn populariteit speelde Frans de Munck ook nog mee in de Duitse speelfilm 'Das ideale Brautpaar'. Hij speelde daarin de rol van Jurgen Busse, een keeper van een profclub.

Door de zgn. Watersnoodwedstrijd in 1953, een wedstrijd tussen Nederlanders die bij een buitenlandse profclub speelden en Frankrijk - opbrengst voor watersnoodslachtoffers, uitslag 2-1 - kreeg De Munck weer bekendheid in Nederland. Hij behoorde in de in Parijs gespeelde wedstrijd tot de uitblinkers. Een jaar later, in 1954, startte de zgn. 'wilde' profcompetitie, een betaalde competitie georganiseerd buiten de KNVB om. Frans de Munck tekende hierop een contract bij een van de deelnemers van deze competitie, Fortuna '54 uit Geleen. Ook andere bekende Nederlandse voetballers als Cor van der Hart en Bram Carlier tekenden voor de ambitieuze Limburgse club.

In 1957, na drie jaar Fortuna '54, stapte Frans de Munck over naar het Utrechtse DOS. Met deze club werd hij in 1958 meteen kampioen van Nederland.[3] Hij bleef tot 1961 bij de Utrechtse club, waarna hij - inmiddels 39 jaar oud gaat afbouwen bij eerstedivisieclub Veendam. Later komt hij ook nog uit voor Cambuur en Vitesse.

Na zijn actieve carriere was Frans de Munck nog enige tijd trainer, onder andere bij Club Brugge en bij zijn oude club Vitesse. Frans de Munck overleed in 2010 op 88-jarige leeftijd in zijn woonplaats Arnhem.

Willem van Hanegem

Willem van Hanegem begon zijn profcarrière in 1962 bij de Utrechtse 2e divisieclub Velox. Daar speelde hij tot 1966, toen hij verkaste naar eredivisieclub Xerxes (later Xerxes/DHC) uit Delft. Na een faillissement van deze club werd Willem van Hanegem in 1968 getransfereerd naar Feyenoord.

Van Hanegem deed vooral van zich spreken toen hij in Rotterdam één van de grote vedetten in de geschiedenis van Feyenoord werd. Vooral zijn techniek, overzicht, passing en wedstrijdmentaliteit waren van uitzonderlijk niveau. In het begin van zijn carrière werd hij vaak "Wim Hanegem" genoemd, zelfs in het KNVB-programmablad bij zijn eerste interland (1968 tegen Schotland). In zijn vierde interland pas was zijn naam correct gespeld.

Wim van Hanegem's grootste succes behaalde hij in 1970, toen hij met Feyenoord de Europacup I (voorloper Champions League). In de finale tegen het Schotse Celtic werd het 2-1.[7] Daarna won hij met Feyenoord in september 1970 ook de Wereldbeker tegen Estudiantes de La Plata uit Argentinië (2-2 en 1-0 winst).[8] In 1974 won Van Hanegem met Feyenoord de Uefa-cup (voorloper Europa League) door in de finale Tottenham Hotspur (2-2 en 1-0 winst) te verslaan.[9] In eigen land won hij met Feyenoord driemaal het kampioenschap van Nederland (1969, 1971, 1974).

Met Oranje haalde hij zilver het WK van 1974.[10] Van Hanegem werd in 1978 ook geselecteerd voor het WK in Argentinië, maar voorzag dat hij daar vooral op de bank zou komen te zitten. Toen vriend Hugo Hovenkamp zich afmeldde met een blessure, besloot hij eveneens niet naar het WK te gaan.[11]

Vanaf 1976 speelde Van Hanegem nog drie jaar bij AZ'67 uit Alkmaar en in 1979 een jaar in Chicago in de VS. Daarna speelde hij nog twee jaar voor FC Utrecht, waarna hij zijn loopbaan tussen 1981 en 1983 afsloot bij Feyenoord.

Na zijn actieve voetbalcarrière was Willem van Hanegem ook trainer, onder andere bij Wageningen en zijn oude clubs Feyenoord, AZ en FC Utrecht. Hij is woonachtig in Overveen.

Adrie Koster

Adrie Koster vormt samen met Kees Verkaart hij in de jaren '70 een gevreesd aanvalsduo bij vv Zierikzee. Met deze club wordt hij in 1974 kampioen van de vierde klasse. Zijn goede prestaties bij Zierikzee blijven niet onopgemerkt, zeker als hij daarna ook goede wedstrijden speelt voor het Zeeuws Elftal.[12] Hij kiest in 1977 uiteindelijk voor het Limburgse Roda JC.[13]

Adrie Koster bleef twee jaar in Kerkrade (56 competitiewedstijden, 11 goals). In 1979 stapte hij over naar PSV. Daar bleef hij 4 jaar (40 competitiewedstrijden, 7 Europese wedstrijden). Slepende blessures maakten een vroegtijdig einde aan een veelbelovende carrière.[14]

Koster speelde 3 interlands. Zijn debuut was in 1978 thuis tegen IJsland (3-0). Daarna volgden nog interlands tegen Oost-Duitsland (3-0 winst thuis) en West-Duitsland (3-1 verlies, uit). In de 3 interlands scoorde hij niet.

Adrie Koster was een snelle, technisch vaardige buitenspeler met veel dreiging voor de goal. Na zijn voetbalcarrière ging Adrie Koster in het betaalde voetbal verder als trainer. Hij was onder andere trainer bij Willem II, Roda JC en Ajax.

Jan Poortvliet

Jan Poortvliet begint bij vv Arnemuiden te voetballen op zijn zevende en debuteert al op zijn vijftiende in het eerste elftal. In het dagelijks leven is Jan Poortvliet dan al werkzaam als leerling-timmerman in de bouw.

Op zijn 16e begint er belangstelling te komen voor Jan Poortvliet's voetbalkwaliteiten. Hij wordt uitgenodigd voor een testwedstrijd in Zeist met 16- en 17-jarigen. Daar trekt hij - spelend als voorstopper - de aandacht van meerdere betaalde clubs. Uiteindelijk tekent hij in 1972 een contract bij PSV in Eindhoven, waar hij voorlopig in het tweede elftal gaat spelen, maar al snel een basisplaats verovert.

Met PSV won hij in 1975, 1976 en 1978 de landstitel en in dat laatste jaar ook de UEFA-cup. In 1978 maakte Jan Pootvliet ook zijn debuut in het Nederlands elftal (20 mei 1978: Oostenrijk-Nederland 0-1). In dat jaar speelde Poortvliet met het Nederlands Elftal op het WK in Argentinië, waar Oranje in de finale met 3-1 verloor van het gastland.[15] Poortvliet speelde in totaal 19 interlands waarin hij één keer tot scoren kwam. Zijn laatste interland dateert van 14 april 1982 (Nederland - Griekenland 1-0).

Jan Poortvliet als speler van PSV (1976), bron: Krantenbank Zeeland, PZC, 23 augustus 1976

In 1983 verkaste Poortvliet naar Roda JC uit Kerkrade. Hierna kwam hij als profspeler ook nog uit voor Olympique Nîmes (Fr., 1987-'88), FC Antwerp (B., 1988-'89), AS Cannes (F., 1989-'90), Eendracht Aalst (B., 1990-'92) en VC Vlissingen. Hij beëindigde zijn actieve spelerscarrière in 1992 bij de in dat jaar opgeheven Zeeuwse eerste-divisie profclub VCV Zeeland.[16]

Jan Poortvliet speelde meestal als verdedigende middenvelder. Hij stond bekend als een uitstekende mandekker en balafpakker, die meer creatieve ploeggenoten beter liet spelen.

Na zijn actieve voetbalcarrière werd Jan Poortvliet trainer van zeer veel verschillende betaalde clubs als FC Den Bosch, Telstar, Eindhoven en Helmond Sport. Een uitdagend avontuur als trainer van het Engelse Southampton mislukte.

Danny Blind

Danny Blind speelt vanaf zijn negende bij RCS [1]. Op zijn zestiende, in het seizoen 1977/'78, komt Danny Blind in het eerste elftal. Dit team speelt in de vierde klasse zondag en wordt dat seizoen kampioen. Ook in het seizoen 1978/'79 speelt Danny Blind nog bij RCS, ditmaal in de derde klas. Daar eindigt het team als tweede achter kampioen Alliance.

Al in zijn RCS-tijd wordt Danny Blind uitgenodigd voor het Zeeuwse eufa-jeugdelftal en voor landelijke trainingen in het KNVB-sportcentrum in Zeist. Daarna komt de belangstelling van profclubs op gang. Omdat hij zakt voor zijn HAVO-diploma gaat een transfer naar VVV-Venlo niet door. Als hij een jaar later wel slaagt, hapt Sparta toe.

Blind begon zijn profcarrière als rechterverdediger. Hij debuteerde op 29 augustus 1979 in het betaalde voetbal bij Sparta, waar hij zeven seizoenen onder contract stond. In juli 1986 kwam Blind naar Ajax, aangetrokken door technisch directeur Johan Cruijff. Hij begon als rechterverdediger, maar speelde vanaf 1992 steeds vaker als centrale verdediger. In Amsterdam bouwde hij een imposante erelijst. Zo won Danny Blind met Ajax vijf landstitels, vier nationale bekers, de Champions League (1995), de Europa Cup II (1987), de UEFA Cup (1992) en de Wereldbeker (1995).

Danny Blind speelde in totaal 537 wedstrijden in de eredivisie en scoorde 45 keer. Met Sparta speelde hij 10 Europa Cup wedstrijden en met Ajax 79 (inclusief 4 om de Europese Supercup en 1 om de Wereldbeker (tegen Braziliaanse Gremio)). Een record! In totaal speelde Blind 42 keer voor het Nederlands elftal. Hij scoorde in die interlands één keer. Op 16 mei 1999 nam Blind afscheid als speler van Ajax. In een vriendschappelijke wedstrijd tegen zijn oude club R.C.S. nam hij op 6 augustus 1999 ook afscheid van zijn fans in Oost-Souburg.[17]

Als speler ontwikkelde Danny Blind zich in de loop van zijn carrière van een snelle, opkomende rechtsback tot een regelmatig inschuivende libero met erg veel gevoel voor positie en zuivere passing.

Na zijn actieve voetbalcarrière werd Danny Blind trainer en technisch directeur (o.a. bij oude club Sparta). In de zomer van 2015 volgde hij Guus Hiddink opgevolgd als bondcoach bij het Nederlands Elftal. Zijn zoon Dayly speelt na een carrière bij Ajax sinds 2014 bij Manchester United.

Auteur

-Wim van Gorsel, 2015

Bronnen

-Noppen in de klei; Voetbal in Zeeland sinds 1890, Middelburg, Uitgeverij Provinciale Zeeuwse Courant B.V. 1987

Noten

  1. Krantenbank Zeeland, 'Titel werd genegeerd in Zeeland', in: PZC, 3 juni 2006
  2. Krantenbank Zeeland, 'Hermsen hekelt bestuur VCV', in: PZC, 16 maart 1990
  3. Krantenbank Zeeland, 'Droomdebuut voor Vlissingen', in: PZC, 20 augustus 1990
  4. Krantenbank Zeeland, 'Hermsen in de bres voor Vlissingen', in: PZC, 12 januari 1991
  5. Krantenbank Zeeland, 'VCV Zeeland niet levensvatbaar', in: PZC, 3 juli 1992
  6. Geschiedenis van HBS Haagse Voetbal-, Cricket- en Hockeyvereniging "HOUDT BRAEF STANT"
  7. Krantenbank Zeeland, 'Feyenoord de sterkste van Europa', in: Provinciale Zeeuwse Courant, 8 mei 1970
  8. Krantenbank Zeeland, 'Feyenoord wereldkampioen', in: Provinciale Zeeuwse Courant, 10 september 1970
  9. Krantenbank Zeeland, 'Tijdens massaal geweld op de tribune veroverde Feyenoord in chaotisch gevecht de EUFA-cup', in: Provinciale Zeeuwse Courant, 30 mei 1974
  10. Krantenbank Zeeland, 'Oranje tweede', in: Provinciale Zeeuwse Courant, 8 juli 1974
  11. Krantenbank Zeeland, 'Willem van Hanegem is bezweken onder mentale spanningen', in: Provinciale Zeeuwse Courant, 25 mei 1978
  12. Krantenbank Zeeland, 'Zeeuws Elftal kwam tot een redelijke prestatie tegen FC Den Haag: 2-5', in: Zierikzeesche Nieuwsbode 24 mei 1976
  13. Krantenbank Zeeland, 'Adie Koster rond met Roda', in: PZC 26 mei 1977
  14. Krantenbank Zeeland, 'Adrie Koster, globetrotter vol blessures', in: PZC 3 april 1982
  15. Krantenbank Zeeland, 'Carriere Zeeuw in stroomversnelling gekomen', in: PZC, 10 juni 1978
  16. Krantenbank Zeeland, 'Laatste afscheid Jan Poortvliet', in: PZC, 29 mei 1992
  17. Krantenbank Zeeland, PZC, 7 augustus 1999, pag. 56