Mariapolder
Mariapolder |
---|
1. Polder in de gemeente Hontenisse; opgenomen in het Waterschap Hulster Ambacht (opgericht 1965); oppervlakte ca. 237 ha, hoogteligging ca. 0,9 tot 1,5 m + N.A.P. De afwatering geschiedt via gemaal/sluis Walsoorden Noorddijk polder). In het zuidwesten van de polder ligt een deel van Kloosterzande/*Groenendijk; in het zuidoosten ligt de buurtschap De Eeck. De Mariapolder, genoemd naar de H. Maagd, kwam ca. 1200 op initiatief van de abdij Ter Duinen tot stand in het 'noorder moeras' (een gebied ten noorden van de kreek De Vogel). Hij inundeerde o.a. in 1808 en 1906 en maakte deel uit van het calamiteuze waterschap Walsoorden Zandpolder). De Mariapolder heeft ook tot de v.m. gemeente Hontenisse behoord. 2. Polder in de gemeente Tholen; opgenomen in het Waterschap Tholen (opgericht 1959); oppervlakte ca. 12 ha; hoogteligging gemiddeld 0,9 m + N.A.P. De afwatering geschiedt via het gemaal de Noord aan de Noordpolder. Het poldertje werd in 1506 bedijkt in de noordelijke mond van de Pluimpot, aan de zijde van St.-Annaland. Het heeft behoord tot bovengenoemde heerlijkheid en inundeerde in 1682, 1808 en 1825. Tot 1959 maakte de polder deel uit van het waterschap St.-A nnaland (opgericht 1874; Oudelandpolder). De oude zeedijk is ge slecht. 3. Polder in de gemeente Wissenkerke (Noord-Beveland), aan de Oosterschelde; opgenomen in het Waterschap Noord-Beveland (opgericht 1959) thans Waterschap Noorden Zuid-Beveland; oppervlakte ca. 155 ha; hoogteligging gemiddeld 1,0 m + N.A.P. De afwatering geschiedt via het gemaal in de Willempolder. De bedijking werd in 1719 uitgevoerd; oorspronkelijke oppervlakte ca. 148 ha. De polder viel onder de heerlijkheden Kampensnieuwland en Wissenkerke/Geersdijk. Tot 1959 behoorde de Mariapolder tot het uitwateringswaterschap Willem e.a. (opgericht 1868). 4. Polder in de gemeente Sluis; opgenomen in het Waterschap Het Vrije van Sluis (opgericht 1942); oppervlakte ca. 14 ha, hoogteligging ca. 1,3 m + N.A.P.; behorend tot het hoofdafwateringsgebied Cadzand Kievittepolder). De polder ligt binnen de wallen van Sluis en onder één dijkage met de eveneens binnen die wallen gelegen Sluissche havenpolder. Hij kwam tot stand in het Paswater, waarin een zandplaat was ontstaan die men in 1686 vergeefs poogde op te ruimen. Later werd de plaat een begroeid schor met een trekpad voor de schepen; in 1773 was dit schor door een dam met de stad verbonden. Het schor werd in 1806 of 1807 van kaden voorzien door de pachter Laurentius de ('Have. Naar hem werd de nieuwe polder Louw de Leyespolder genoemd, maar zelf gaf hij hem de naam Mariapolder, naar zijn dochter. De polder overstroomde in 1825. 5. Voormalige polder hij Sluis (W.Z.VI.), ongeveer gelegen ter plaatse van de huidige Kraeyenspolder. Vóór de bedijking van deze laatste in 1747 was de Mariapolder gecombineerd met de Gouverneuren Robbenmoreelpolder. Ruim vijf bunder van het Mariapoldertje zouden t hans op Nederlands gebied hebben gelegen en het resterende, kleinere deel op Belgisch gebied. 6. Polder in de gemeente Oostburg; opgenomen in het Waterschap Het Vrije van Sluis (opgericht 1942); oppervlakte ca. 32 ha; behorend tot het hoofdafwateringsgebied Nol Zeven Hoofdplaatpolder). De ten zuiden van Biervliet gelegen Mariapolder kwam in 1666 tot stand als bedijking van een klein schor. Dijkdoorbraak vond plaats bij de vloed van 14 en 15 januari 1808. De Mariapolder behoorde tot de voormalige gemeente Biervliet. In het oosten heeft de polder geen scheidingsdijk met de Magdalenapolder.
AUTEUR
J. Kuiper, J.A. Trimpe Burger
LITERATUUR
Van der Aa. Aardrijkskundig woordenboek. De Bruin en Wilderom, Tussen afsluitdammen I. Wilderom, Tussen afsluitdammen II en IV. G.P. Roos, Woordenboek. J. de Hul!u, Toevoegsels op Roos. Van Empel en Pieters, Zeeland door de eeuwen heen. K.J.J. Brand, Oost Zeeuws-Vlaamse polderland.