Hoofdplaatpolder

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Hoofdplaatpolder

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


Polder in de gemeente Oostburg, gelegen aan de Westerschelde (Vaarwater langs Hoofdplaat); opgenomen in het Waterschap Het Vrije van Sluis (per 1 januari 1966); oppervlakte ca. 1136 ha, hoogteligging ca. 0,3 tot 2,1 m +N.A.P.; behorend tot het hoofdafwateringsgebied Nummer Een (poldergemaal bij Nummer Een; bemalingsgebied 4060 ha, capaciteit 300 m' per minuut) en het hoofdafwateringsgebied Nol Zeven (uit wateringssluis in het noordoosten van de polder voor een gebied van 7438 ha). Bij de ramp van 1 februari 1953 werd de Hoofdplaatpolder koor korte tijd geïnundeerd. In de polder liggen het dorp Hoofdplaat en de buurtschappen Nummer Een, Slijkplaat, Sasput (ged.), Hoogeweg en Roodenhoek. Wateren in de polder zijn de Plaskreek, de Kromme Watergang, de Kattegatsche Kreek en de Gaternissekreek (noordelijk deel). Omstreeks 1600 stroomde ten noorden van Biervliet in noordwest-zuidoostelijke richting de meanderende geul het Hoogplaatse Gat (later Kromme Watergang). Ten noorden hiervan lag de opwas Hooge Plaat, een schorgebied dat werd gebruikt voor beweiding door schapen.

Er hebben zes stelbergen gelegen. Ten noorden van het Vaarwater langs Hoofdplaat liggen thans weer Hooge Platen in de Westerschelde. De bedijking van de Hoofdplaatpolder vond na verlanding van de scheidingsgeul plaats in de jaren 1775-1778. Door de eeuwenlange stroomwerking is niet meer te zeggen of de polder tot stand kwam ter plaatse van een aantal verdwenen 14e-eeuwse polders. Het oostelijk deel van de Hoofdplaat polder behoorde toe aan Zeeland, het westelijk deel aan de Generaliteit (Staats-Vlaanderen). De twee polderbesturen werden in 1817 verenigd. Het oostelijk en westelijk deel zijn gescheiden door de Hoge Weg( kade). Na de bedijking van de Hooge Plaat was de Westerschelde ter plaatse ca. 2,5 km smaller geworden. Ongeveer 700 meter heeft men weer prijs moeten geven. Aan de overzijde van de Schelde, hij Borssele, heeft een soortgelijke ontwikkeling plaatsgegrepen. Het voorland van de Hoofdplaatpolder verdween snel en reeds in 1795 werden de eerste inlagen gelegd; deze ontwikkeling ging voort tot in onze eeuw. Tussen 1800 en 1973 werden voor de polder 90 oever- en dijkvallen en afschuiningen geregistreerd, welke naast de stroomwerking te wijten zijn aan de voor vallen gevoelige ondergrond van (grotendeels) jong zeezand. Een meer recente oeverval vond plaats op 22 januari 1980; over ruim 300 m verdween de versterkte glooiing van de zeedijk tussen Hoofdplaat en Nummer Een; enkele ha voorland verzonken in de golven. De val voltrok zich ter plaatse van de oude zeedijk, waar zich al tientallen vallen voorgedaan hadden. De nieuwe zeedijk was hier enige jaren tevoren verder in het achterland gelegd. De Hoofdplaatpolder vormde de voormalige gemeente Hoofdplaat. Van 1816 tot 1978 was hij calamiteus; de waterkering van de calamiteuze polders Hoofdplaat en Thomaes werd goedgekeurd bij K.B. kan 21 juni 1889. Bij de ramp kan 1 februari 1953 inundeerden twee inlagen van 50 en 15 ha en een oostelijk deel van de polder (15 ha; dras). Deze gebieden waren respectievelijk weer watervrij op 16 maart, 28 maart en 3 februari 1953. De (meermalen verplaatste) haven van Hoofdplaat verviel in 1969 bij het verzwaren van de zeedijk.


AUTEUR

J. Kuipers


LITERATUUR

Wilderom, Tussen afsluitdammen IV. Roos, Woordenboek. Gottschalk. Historische geografie I. 4. PZC. 23.1.1980.