Passageule

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Passageule (passegeule, Linie Of Passageule)

Water in W.Z.Vl., thans Linie of Passageule geheten; in zijn huidige vorm is het gelegen in de Nieuwe Passageulepolder. De Passageule wordt voor het eerst vermeld in 1470, toen een kanaal uitgestippeld was van Coxyde ten westen van Oostburg naar de Passageule ten oosten van Oostburg dit kanaal werd de Brugsche Vaart genoemd. De Passageule scheidde de Dierkensteen polder van de polder van St.-Margriet Margueritepolder) en de St.-Jorispolder (2). Tussen eerst genoemde twee polders was in 1404 waarschijnlijk de 'waardijk' bezweken, waardoor een geul ontstond (vanuit de Zuudzee), die bij de latere herdijkingen niet weer in de polders kon worden opgenomen. De polder van St.-Margriet was vóór 1404 groter dan na de herdijking van 1429, hetgeen toegeschreven moet worden aan het ontstaan van de Passageule. In 1523 werd de Passageulepolder bedijkt. In `de Hals' van deze polder tussen de polder van St.-Margriet/St.-Jorispolder en de Dierkensteenpolder, thans in de Nieuwe Passageulepolder gelegen, bleef een kreek bestaan als overblijfsel van de eigenlijke Passageule. Na invloeiing van de Passageulepolder aan het eind der 16e eeuw, waarna hij begin 17e eeuw tijdelijk in kleinere oppervlakken werd herdijkt, ontstond de nieuwe Passageule. Deze stond in het westen, enkele kilometers ten zuiden van de Brugsche Vaart, in verbinding met het Coxyse Gat Zwarte Gat) en het Zwin. Een zuidelijke aftakking van het Coxyse Gat en de Passageule werd gevormd door het Haantjesgat. Het niet weer bedijkte deel van de Passageule werd in de 17e eeuw benut als verdedigingslinie, de Passageulelinie. Ten westen van de Bakkersdam, de westelijke afsluiting t.b.v. de Nieuwe Passageulepolder, bestond tot 1807 (bedijking Sophiapolder) een verbinding met de Wielingen via Coxyse Gat en Zwin. Verdere inpolderingen van het stelsel van Passageule, Coxyse Gat en Zwin waren de Austerlitzpolder (1807), Diomedepolder (1827) en Zwinpolder (1864). In 1813 werd het Aardenburgsche havenkanaal naar Zwin/Coxyse Gat afgedamd, waardoor de Aardenburgsche-havenpolder ontstond. De Passageule is sinds het eind van de 17e eeuw van belang voor de afwatering. Zij ligt thans binnen de hoofdafwateringsgebieden Cadzand Kievittepolder) en Nol Zeven Hoofdplaatpolder). In het zuidwesten heeft zij verbinding met de St.-Kruiskreek in de Groote Boompolder. De naam Passageule is een tautologische samenstelling: geul betekent 'smal en meestal diep water', 'pas' betekent 'nauwe door tocht van de zee tussen twee gedeelten land'. Passageule was tevens een gehucht met een molen in de Passageulepolder, bij de dijk van de St.-Jorispolder.


AUTEUR

J. Kuipers

LITERATUUR

Wilderom, Tussen afsluitdammen IV. Gottschalk, Historische geografie II. Roos, Woordenboek. Van Empel en Pieters, Zeeland. Van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek. Beekman, De wateren, 278. Schönfeld, Nederlandse waternamen, 212.