Zwarte Gat

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Zwarte Gat

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

Voormalig zeegat tussen het eiland Cadzand en het ambacht Oostburg. De naam gaat terug tot de 15e eeuw. Bij de St.-Elisabethsvloed van 1404 was van het eiland Wulpen vermoedelijk de westelijke helft verdwenen, waardoor een reeds bestaande Zwinarm een rechtstreekse verbinding met de Noordzee gekregen had. Het aldus ontstane Zwarte Gat verbreedde en verdiepte zich, evenals bijv. de Wielingen, door de zich sedert de 15e eeuw voltrekkende verandering in het kustgebied aldaar, welke anderzijds sterke verlanding met zich mee bracht voor o.a. het Zwin en de Vloer. Het deel van het Zwarte Gat in de omgeving van Coxyde, waar de samenvloeiing met het Zwin was, heette Coxyse of Koksijdse Gat. Brugge wenste afdamming van het Zwarte Gat ter verbetering van de bevaarbaarheid van het Zwin. Toen afsluiting in 1422 geheel of gedeeltelijk was voltooid door de bedijking van de Polder van/in het Zwarte Gat, trad echter geen verbetering op; in 1470 werd deze polder opgeofferd om dezelfde reden waarom in eerste instantie afdamming verlangd was. Latere pogingen om het Zwarte Gat weer af te dammen i.v.m. de aanleg van de Brugsche Vaart (1500-1505) moesten worden gestaakt. De definitieve inpoldering van het al deels bedijkte gebied van het Zwarte Gat vond plaats tussen 1602 bedijking Groote St. Annapolder) en 1829 (bedijking Herdijkte Zwartepolder). De Zwartegatsche Kreek en de plas Zwarte Gat in de Kleine Polder herinneren nog aan het voormalige zeegat. Zie ook Haantjes- of Hollandersgat, Brandkreek, Passageule en Soetelaersgat.


AUTEUR

J. Kuipers

LITERATUUR

Gottschalk, Historische geografie. Wilderom, Tussen afsluitdammen IV. Roos, Woordenboek. J. de Hullu,Aanteekeningen over de veranderingen langs de noordkust van westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen, 1415-1640.