Schouwen-duiveland

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
Schouwen-duiveland

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

Noordelijkste voormalige eiland van de provincie Zeeland, gevormd uit de voormalige eilanden Schouwen en Duiveland: omspoeld door de Noordzee Krabbengat) in het westen, het Bronwershavensche Gat en het Grevelingenmeer Grevelingenbekken in het noorden, Mastgat en Zijpe in het oosten. en de Oosterschelde Hammen. "Roompot) en het Keeten in het zuiden. Schouwen-Duiveland bestaat na de herindeling (1961) van 18 voormalige gemeenten uit de zes gemeenten Bruinisse. Brouwershaven. Duiveland. Middenschouwen, Westerschouwen en '"Zierikzee met een totale oppervlakte van 29.198 hectare en een gezamenlijk inwonertal van 28.996 (1982); na de laatste gemeentelijke herindeling van 1997 zijn alle gemeenten omgevormd tot één gemeente Schouwen-Duiveland met een gezamenijk inwonertal van 34.117 personen (2010), met het gemeentehuis in Zierikzee. Het Waterschap Schouwen-Duiveland had een kadastrale oppervlakte van circa 22.800 hectare en zetelde te Zierikzee. Sinds 1 januari 2011 is dit opgegaan in Waterschap Zeeuwse Stromen. De grootste polder van Schouwen-Duiveland is de Schouwenpolder, in het noorden en noordwesten van

Schouwen-Duiveland. in de gemeente Westerschouwen bevinden zich de grootste duingebieden van Zeeland (`duinen). Voor het overige bestaat het 'eiland' uit polderland. Westenschouwen, Burgh-Haamstede en Renesse zijn bekende badplaatsen in het westen van Schouwen. Verder is er veel toerisme langs het Grevelingenmeer (Scharendijke, Brouwershaven, Bruinisse). de Oosterschelde en in Zierikzee.

In 1964 werd Schouwen-Duiveland via de Grevelingendam met Goeree-Overflakkee verbonden. Hiermee was voor Schouwen-Duiveland aan de status van 'laatste eiland van Zeeland' een eind gekomen. De Zeelandbrug naar Noord-Beveland werd in 1965 open gesteld: de Brouwersdam kwam in 1971 gereed. De Oosterscheldedam. tussen Schouwen en Noord-Beveland, zal in 1986 of later zijn voltooid.

Geschiedenis en historische geografie. (voor ontbrekende gegevens zie bij de desbetreffende plaatsen, polders en dergelijke en onder 'geschiedenis). Naamsafleiding: zie Duiveland en

*Schouwen.

Schouwen-Duineland onbedijkt. In de vroege middeleeuwen bevond zich achter de toenmalige lage kustduinen een gebied dat langzamerhand geschikt werd voor menselijke bewoning. Wéér geschikt, want in de Romeinse tijd is er buiten de duinen in het veengebied ook bewoning geweest; vondsten in Duivendijke en Scharendijke duiden daarop. Binnen het gebied van het tegenwoordige Schouwen-

Duiveland was de Gouwe het enige water van betekenis. Oorspronkelijk was dit wellicht een zijrivier van de Schelde. maar op den duur werd de Gouwe vanuit het zeegat tussen Schouwen en Goeree steeds dieper en breder uitgeschuurd. Langs de tot zeearmen geworden riviermondingen lagen uitgestrekte schorren opgeslibd tot ruim een meter boven gemiddeld hoogwater, landinwaarts, op plaatsen met wat meer zoetwater, waren rietmoerassen en wilgenbossen en in het centrum van Schouwen resten van een hoogveen met heide en verspreide hoorngroei. De Vlaamse abdijen bezaten hier in de 8ste en 9de eeuw grote stukken land, maar de eigen dommen lagen veren geïsoleerd en kwamen in de 10de eeuw onder Hollandse invloed. Het duingebied was in de vroege middeleeuwen belangrijker: in 830 wordt daar dichtbij de monding van de Schelde, een nederzetting Scaltheim genoemd.


Polderkaart Schouwen

1 Westeren Banpolder

2 Oosteren Banpolder

3 Burghen Westlandpolder

4 Christoffelpolder

5 Noordernieuwlandpolder

6 Keetpolder

7 Geestpolder

8 Groot St.-Jacobspolder

9 Zuidernieuwlandpolder

10 Borrenbroodpolder

11 Kijkuitpolder

12 Nieuw-Bommenedepolder

13 Nieuw-Nataarspolder

14 Oud-Bommcnedepolder

15 Zonnemairepolder

16 Dreicchorpolder

17 Nieuwe of Jonge polder van Dreischor

18 Adriana-Johannapolder

19 Maarlandpolder

20 Galgepolder

21 St.-Jeroens of Bantampolder

22 St.-Joostpolder

23 Verbrande Manpolder

24 Henriëttepolder

25 St.-Jacobspolder

26 Klein-Bettewaardepolder

27 Jongepolder

28 Groot-Bettewaardepolder

9 Al-te-Kleinpolder

30 Gouweveerpolder/Zelkepolder

31 Gooikens-Nieuwlandpolder

32 Klein Beyerenpolder

33 Groot Beyerenpolder

34 Nieuwe Veerpolder

35 Vier Bannen van Duiveland

36 Sir Janslandpolder

37 Oosterlandpolder

38 Bruinissepolder

39 Stoofpolder

40 Zuidernieuwlandpolder

41 Schouwenpolder


Economisch was het gebied achter de duinen van betekenis door de schapenteelt, die op grazige schorren plaatsvond en waarvan de wol uitgevoerd werd. alsmede door de zoutketen die al in het eind van de 8ste eeuw genoemd worden. Er was een extensief bodemgebruik met een zeer schaarse bevolking. liet winnen van zout gebeurde vooral dankzij het verzilte veen van midden-Schouwen, een gebied dat nog eeuwen met de erfenis ervan zou blijven zitten: een zeer onregelmatige verkaveling en laag gelegen. In later eeuwen heeft het alleen betekenis als hooiland. voor de vetweiderij en als verzamelgebied van vogels, eieren en paling. Het wordt op oude kaarten aangeduid als 'De Moeren van Schouwen'.

Aan de Gouwe bezat de abdij van St.-Baaf uit Gent weidegrond voor 900 schapen (het gehele oude Poortambacht?) en een nederzetting Creka, waar wellicht de schapenboeren woonden en dat mogelijk op de plaats van het tegenwoordige Zierikzee (omgeving St. Lievens Monstertoren) te zoeken is.

Het is bijna onvoorstelbaar, maar de mensen woonden hier onbeschermd door dijken en ook niet op of bij vliedbergen. Deze vluchtheuvels werden pas opgeworpen in de 11de eeuw, waartoe men gedwongen was door een agressievere zee en stormvloeden (1014, 1042).

De grootste kreek, toen gevormd, lag van het duingebied achter Raamstede in zuidelijke richting Meeldijkkreek Ook de kreek, waaraan Westenschouwen later groeide, vormde zich toen. De oudste polders. Stormvloeden uit het begin van de 12de eeuw (1134) sloegen nieuwe wonden in het oude kernland. maar prikkelden de mensen tevens tot afdamming van kreken en het aanleggen van de eerste dijken. Aan de noordkant van Schouwen, vlak achter de duinen, vormde zich een brede kreek met verschillende zijtakken. De rest daarvan zou later op de kaarten staan als Gravelinge. Ernstiger was de aantasting van het oude land door kreken meer oostwaarts. De opstuwing in het ontmoetingsgebied van rivieren en zee speelde daar een grotere rol. Niet alleen verbreedde zich de Gouwe, maar ook de Sonnemare en het Dijkwater met lange zijkreken hadden invloed en scheidden Bommenede, Dreischor en Duiveland van elkaar. Ook de Steenzwaan hij Nieuwerkerk, een zijkreek van het Dijkwater, dateert uit die tijd, evenals kreken in de omgeving van het latere dorp Oosterland.

Als vroegste bedijking beschouwt Kuipers Laag-Schouwen, waar omheen een lage kadijk tot stand kwam, wellicht als moerdijk om de darinkdelvers te beschermen. Buiten deze kade ging de aanslibbing door en daarop zou tussen 1150 en 1200 de ringdijk van Schouwen tot stand komen: een lage, brede aarddijk met een groot schorrengehied ervoor. Hierbij zijn verschillende kreken afgedamd (vaak enigszins naar binnen toe waar de kreek wat smaller was); op de dammen sloten de dijken aan. Vooral graaf Floris III van Holland is een belangrijk stimulator van deze defensieve bedijking geweest. Stukken van de oude dijk zijn nog bewaard gebleven. Vooral aan weerszijden van de voormalige Gouwe zijn ze landschappelijk fraai. De dijken zijn er erg bochtig: aan de binnenzijde komen verschillende welen voor. De bekendste dam uit het einde van de 12de eeuw is de Dam in Zierikzee, ook kennen we die naam uit Haamstede en verder de Kuijerdam hij Ellemeet en ’s-Heer Arendsdam op Dreischor. Aan de noordkant sloot de Kuijerdam zó op de duinen aan, dat slot Moermond nog een verbinding met zee behield. Aan de zuidkant sloot de oude ringdijk aan op de Zuidduinen. Het dijkje tussen Burgh en Burghsluis was aanvankelijk wellicht een beschermingskade om Laag-Schouwen. Pas later is deze dijk Meeldijk (Middeldijk) genoemd toen de Zuidduinen waren weggeslagen en daar ook een dijk was aangelegd. Ook de Vierbannen van Duiveland. Dreischor en Bommenede werden omdijkt. Bij stormvloeden uit de 13de eeuw zijn het oostelijk deel van Duiveland en Dreischor jarenlang weer onder invloed van de zee gekomen. Jarenlang de is in de 14e eeuw tijdelijk prijsgegeven. Dreischor is herdijkt in 1300. Oost-Duiveland werd ook herdijkt (zie verder).

Schouwen verdeelde men sinds die tijd in zes stukken begrensd door restkreken. Deze zes delen zijn: Burgh (met de duinen), Haamstede, Brijdorpe, Kerkwerve, Poortambacht (Quaelambacht) en Zuidland.

Het beveiligde bestaan op Schouwen-Duiveland in de middeleeuwen. Toen het land beveiligd en in cultuur was gebracht, volgde in de 13de eeuw een massale parochiestichting: 23 kerken op Schouwen, 3 op Duiveland. De aanvankelijk verspreide bewoning op de hogere kreekruggen concentreerde zich in dorpen. De namen van die dorpen eindigen vaak op -kerk(e), -dijke of -damme. Intensieve zelfvoorzienende landbouw kwam op. Schouwen-Duiveland was niet alleen meer een wingewest voor wol en zout, de bevolking nam toe. De Vlaamse abdijen stootten overigens veel land af en concentreerden zich op activiteiten dichter hij huis.

Visserij moet belangrijk geweest zijn, vooral in Westenschouwen. Bommenede werd bekend door de haringvisserij, evenals Zierikzee. In de 14de eeuw is dankzij de haringbuizen die na het visseizoen in de zomer vrij waren het internationale handelsverkeer op gang gekomen. Er was handel met Engeland en er ontstonden Zeeuwse contacten met de Oostzeelanden. In vele stadjes van Zeeland bloeide deze vorm van schipperij en voor 1400 was deze zelfs van meer betekenis dan in Holland. In de tweede helft van de 14de eeuw brachten schepen uit Zierikzee en Renesse uien, haring en meekrap naar de havens aan de oostkust van Engeland. Laken en zout waren belangrijke exportartikelen. Ook tarwe werd een exportproduct, terwijl men rogge en zuivel als voedsel importeerde. Beveiliging tegen de zee was dus basis voor een opbloei van landbouw en handel die in de 14de en 15de eeuw een hoogtepunt bereikte hetgeen nog steeds zichbaar is aan vele historische gebouwen op Schouwen-Duiveland.

Land winst en landverlies tussen 1300 en 1700. De grote betekenis die de landbouw had leidde waar mogelijk tot (offensieve) bedijkingen. Eerst werden nog stukken verjongd en werd dus overslibd oudland herdijkt: polder Dreischor 1300, polder Sirjansland 1305, polder Oosterland 1354 en polder Bruinisse 1468. Betrekkelijk kleine stukken rijp schor buiten de ringdijk van Schouwen kwamen tevens aan de beurt: Zuidernieuwlandpolder (Zierikzee) 1352, Gooikens-Nieuwlandpolder 1352 en Zuidernieuwlandpolder (Brouwershaven 1357). Op het wantij tussen Schouwen en Dreischor was het weldra mogelijk twee dijken te leggen: polder Noordgouwe 1374. Tussen het herdijkte Bommenode en Noordgouwe vond toen snel aanslibbing plaats met als grootste polder Zonnemaire in 1401. In 1412 volgden de polders Bloois, Nieuw-Bommenede en Nataars. Nog in de 15e eeuw werd de Gouwe

door een aantal kleine polders bij Schuddebeurs nog meer versmald en bleef alleen de Zuidgouwe het belangrijkste toegangswater tot Zierikzee; naar de Grevelingen toe het Dijkwater. De nieuwlandpolders hebben een zavelige ondergrond zonder veen: ze liggen ook nu nog wat hoger in het landschap.

Winst dus aan de oostkant van Schouwen, maar verlies aan de zuidkust. Voor 1600 is het grootste deel van Zuidland buitengedijkt. Ook verdwenen geleidelijk de Zuidduinen tussen Westenschouwen en Burghsluis; een duidelijke hoek, te zien op oude kaarten, werd afgerond. Rond 1600 is de Gouwe sterk verzand. Zierikzee moest een nieuwe verbinding naar de Oosterschelde graven en het werd mogelijk Schouwen en Duiveland te verbinden. Tussen Zierikzee op Schouwen en Kapelle op Duiveland werd in 1600 de Steenen dijk aangelegd. De aanslibbing ging toen nog sneller en reeds in 1629 bedijkte men de Gouweveerpolder en in 1614 en 1646 werden respectievelijk Grooten Klein-Bettewaarde bedijkt.

Na 1650 is het met de grote bedijkingen gedaan: alleen resten van Bommenede zouden. na veel ellende van oorlo g en overstroming in het begin van de 18de eeuw, nog herdijkt worden. Het Dijkwater werd na de 17de eeuw steeds smaller door aanslibbing en inpolderingen; het is tenslotte in 1954 van de Grevelingen afgesloten.

Het regionaal-agrarisch karakter van Schouwen-Duiveland van 1600 tot 1900. Het einde van de 16de eeuw blijkt een ommekeer op Schouwen-Duiveland geweest te zijn. Verlandend vaarwater en Spaanse oorlogshandelingen waren oorzaken van het verplaatsen van de handel naar Holland. De haringvisserij verdween uit Zierikzee, ook de kabeljauwvisserij op IJsland verdween. Reeds 100 jaar daarvoor was het darinkdelven op Schouwen verboden (1496), enkele zoutziederijen bewerkten nog Portugees en Frans zout. Het enige dat nog verhandeld werd, was kool, zaad. Meekrap, vlas en tarwe. Schouwen-Duiveland kreeg een regionaal agrarisch karakter. Het uit de middeleeuwen stammende landschap veranderde vrijwel niet: de oudste polders hadden een uiterst verwarde verkaveling, de polders van na 1300 hadden rechtere en grotere kavels en ook de afwatering was er beter. Binnen de oudste polders lagen de iets hoger gelegen kreekruggen waarop de akkers, dorpen en wegen. Lager zag men de natte poelgronden met hobbelig land. drinkputten en zilte sloten. 's Winters stonden ze onder water en vond vervoer per schuit plaats. Het waren erg open en winderige gebieden. De jongere polders in het voormalige Dijkwater en Gouwe vertoonden een wat meer besloten karakter. Er lagen daar poldertjes van 5 hectare of minder, met fraai begroeide binnendijken. De beste documentatie van dit oude cultuurlandschap zijn de topografische kaart: 1:25.000 en de door de R.A.F. in 1944/45 gemaakte luchtfoto's.

Het landbouwstelsel, niet het landschap, werd ingrijpend gewijzigd aan het einde van de 19de eeuw. Te lage graanprijzen en het instorten van de markt voor meekrap leidden tot een omschakeling op hakvruchten: aardappelen, uien en suikerbieten. Het geïsoleerde eiland bood geen mogelijkheden tot omschakeling op tuinbouw en melkveeteelt, zoals elders toen wel gebeurde. De sterke groei van de bevolking na 1850 kon binnen dit landbouwstelsel niet worden opgevangen en dit leidde tot een traditioneel vertrekoverschot dat pas in 1972 zou omslaan. Velen vertrokken naar Holland (Rotterdam) of nog verder naar de U.S.A. De bevolkingsgroei was in 1981 nog 394.

Het nieuwe polderlandschap op Schouwen-Duiveland. Het oude polderlandschap zoals dat hiervoor geschetst werd en dat gegroeid was in de loop van eeuwen bood voor de landbouw in de 20ste eeuw veel problemen. Na de stormvloed van 1953 heeft men het landschap dan ook niet willen restaureren, maar werd besloten tot herverkaveling. De inrichting die tussen 1954 en 1962 tot stand kwam, is de uitvoering van het Reconstructieplan dat veel aandacht schonk aan landbouw, lokaal verkeer en waterhuishouding. Recreatie en doorgaande wegen speelden toen nog geen belangrijke rol en die veroorzaken nu dan ook nieuwe problemen. Vrijwel alles wat onderwater had gestaan ging op de schop: er werden nieuwe wegen aangelegd. drainagebuizen gelegd en vele binnen dijken afgegraven. De 23.300 percelen van voor 1953 werden teruggebracht tot 8720. Gespaard bleven de dorpskernen (waar veel gerestaureerd werd), twee vliedbergen bij Zierikzee en Scharendijke en enkele oude hoger gelegen kerkhoven (Brijdorpe, Looperskapelle, Nieuwerkerke, Oud-Ellemeet en Elkerzee). Het herverkavelde land eromheen kreeg een nieuwe beplanting die wat meer beschutting moest geven langs wegen en om nieuwgebouwde boerderijen. Enkele lage gedeelten van midden-Schouwen beplantte men bewust niet. De inbraakkreken van Schelphoek en Ouwerkerk werden omringd door bossen. dit in tegenstelling tot oudere kreken die open in het land liggen met slechts rietkragen erlangs. Het reliëf in de polders is weggewerkt. Wel liggen de jongere polders nog steeds ruim 1 meter hoger dan de oude polders. Die polders hebben in 1953 ook minder geleden en maken nu een oudere indruk door de vele gespaarde boerderijen en bomen. Landbouwkundig is de bodem sterk verbeterd en is er meer bouwland dan grasland. In midden-Schouwen werd de Delingsdijk tus sen Serooskerke en Brouwershaven een nieuw reliëfelement. Het totaalbeeld van Schouwen-Duineland is echter nog net als vroeger: open land. zilte lucht en een hoge hemel.


AUTEUR

F. Beekman, J. Kuipers

LITERATUUR

S. F. Kuipers, Enige lucht foto-aspecten. S.F. Kuipers, Een bijdrage. Vlam, Historisch-morfologisch onderzoek. Trimpe Burger, Beknopt o verzicht ouditcidkundig bodemonderzoek in het Deltagebied. C. Dekker, Zuid-Beveland. Gottschalk, Stormvloeden. Verhuist, Sint-Baufsabdij. Boerendonk, Historische studie. Keunie, Mozaïek der Functies. Wilderom, Tussen afsluitdammen II.


AFBEELDING

Het eiland Schouwen. nog duidelijk afgescheiden van Duiveland. Volgens de cartouche komt deze kaart (van 1540) uit de verzameling van de familie Hoffer. Uitvoering en cartouche doen echter vermoeden dat deze kaart, misschien op basis van een oudere uit 1540, vele jaren later is getekend.