Geneeskunde (algemeen)
Geneeskunde (algemeen) |
---|
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
Vóór de 16e eeuw was van wetenschappelijke geneeskunde in Zeeland geen sprake. De eerste geneeskundigen concentreerden zich op en rond het kasteel Sandenburg bij Veere, omtrent 1280 door Wolfaart van Borssele gesticht en in de loop der tijd verblijfplaats van de grootsten der aarde, Karel V, zijn zusters en Erasmus. Anna van Borssele, gehuwd met Antoine 'de grote bastaard' van Bourgondië, liet het kasteel na aan haar zoon Adolf (1489-1540), die het tot een humanistisch centrum maakte. Reinier Snoy uit Gouda, Hubertus Barlandus, Jason Pratensis en Leonimus Lemnius zijn er lijfarts van de kasteelbewoner geweest, terwijl Cornelis Battus deel had aan Adolfs opvoeding. Zij waren in Italië opgeleid of te Leuven, dat sinds 1425 een universiteit bezat. De medische faculteit aldaar stond evenwel niet hoog in aanzien. Theoretisch was de geneeskunde in het algemeen gebaseerd op de humorale pathologie van Claudius Galenus uit Pergamum, die in de tweede eeuw na Christus leefde. Lemnius had contact met Andreas Vesalius, hofarts te Brussel, beroemd als anatoom, met Rembertus Dodonaeus, stadsdoctor te Mechelen en befaamd medisch-botanicus en met Johannus Wier uit Grave, bestrijder van de heksenvervolging. Deze kring geleerden bestudeerde o.a. scheurbuik, syphillis, pest, kinkhoest, het Engelse zweet en ileus (darmkronkel). Ze streden tegen de kwakzalverij, tevergeefs echter, omdat er een schrikbarend tekort was aan bekwame medici. Therapeutisch waren de geleerden nog niet vergevorderd: aderlaten, koppen zetten, purgeren, het drinken van aurium potabile (bouillon met goud), het dragen van of wrijven met edelstenen. De uitwijking van reformatorische geneesheren uit Vlaanderen naar het noorden is voor Zeeland zeer gunstig geweest. Deze uittocht om den gelove leverde Zeeland b.v. de begaafde families Lansbergen, Gargon en Hennequin op. Het grootste deel van de geneesheren bestond uit chirurgijns: aan hoger wal geraakte barbiers. Vele Zeeuwse steden hebben al tamelijk vroeg voor een chirurgijnsgilde, een anatomiekamer en admissie na goede examens gezorgd. Zierikzee, Veere, Hulst, Middelburg, Vlissingen, Sluis en Goes gaven zich ampele moeite om geneeskundige uitwassen zoveel mogelijk te beperken. In de 17e eeuw werden illustere scholen gesticht, die ongeveer propedeutisch hoger onderwijs gaven en waaraan soms een medisch praelector of hoogleraar verbonden was. Middelburg stichtte een illustere school in 1650. Wie het zich kon permitteren, voltooide zijn studie met een promotie te Leiden of Utrecht. Aangezien Middelburg een admiraliteitsstad was van 's Lands vloot tijdens de Republiek en bovendien Kamers bezat van de West- en Oost-Indische Compagnie, besteedden de medici grote aandacht aan de verzorging van schepelingen in het bijzonder op slavenschepen. Tegen de epidemieën werden evenals elders pesthuizen, leprozerieën en gast- of ziekenhuizen opgericht. De beruchte 'Zeeuwse koortsen', internationaal befaamd geworden tijdens de Engelse invasie op Walcheren in 1809, waren een voorwerp van aanhoudende angst der bevolking. Zij zijn later als malaria herkend en konden slechts bestreden worden door het droogleggen van de talrijke moerassen. Een grote sprong voorwaarts voor de geneeskunde in Zeeland was de oprichting van de Klinische School te Middelburg in 1825. De wetenschappelijke kwaliteit was niet hoog, de 'studenten', meestal jongens zonder grondige opleiding, verboemelden gemiddeld veel tijd, maar in hun gelederen bevonden zich uitstekende practici en ook enkelen, die met de beperkte opleiding als ondergrond een wetenschappelijke status bereikten. Door de overmaat van afgestudeerden, werd de patiëntenspoeling dun, de concurrentiestrijd groot en niet altijd fair. De school leidde ook op tot apotheker en vroedvrouw. Enkele Zeeuwse geneesheren kregen rond en na 1800 landelijke betekenis: Paulus de Wind (1714-1771), dr. A.A. Fokker (1810-1878), geneeskundig inspecteur van Zeeland prof. dr. A.P. Fokker, zijn zoon, hoogleraar in de Hygiëne te Groningen en een van de eerste bacteriologen van ons land en dr. A.W. van Renterghem, die te Goes door dr. Frederik van Eeden werd ontdekt en als hypnose dokter een Europese bekendheid kreeg. Rond 1900 ontwikkelden zich de specialismen: eerst te Middelburg en Vlissingen, pas veel later te Goes en in Zeeuws-Vlaanderen. Tholen en St. Philipsland waren aangewezen op het Burgergasthuis te Bergen op Zoom, dat in het interbellum bij de geneeskundige inspectie een zeer slechte naam had. Zierikzee behielp zich met het Cornelia ziekenhuis en met het ziekenhuis te Noordgouwe. Na de oorlog werden in Zeeland de meeste ziekenhuizen gereorganiseerd, uitgebreid, nieuw opgetrokken of gemoderniseerd.
AUTEUR
A.M. Lauret
LITERATUUR
Archief van het Burgergasthuis te Bergen op Zoom.
AFBEELDING
De titelpagina van een verhandeling over geneeskunde door Lemnius (Antwerpen 1554).