Malaria
Malaria |
---|
Infectieziekte die door een tot de protozoa behorend micro-organisme (Plasmódium vivax) wordt veroorzaakt. Het plasmodium wordt via een tussengastheer, de vrouwelijke Anópheles-mug, van mens op mens overgebracht. Het plasmodium ontwikkelt zich in het muggenlichaam door een geslachtelijke cyclus, in het menselijk lichaam door een ongeslachtelijke cyclus. Van de vier verschillende vormen van malaria komt alleen malaria tertiana in de gematigde zones voor, de andere vormen ziet men uitsluitend in de tropen en subtropen. Tot de sporadische streken waar in het verleden malaria tertiana in de gematigde zone is voorgekomen, behoorde ook Nederland en wel uitsluitend de provincies Noord-Holland en Zeeland. Van oudsher is er al verband gelegd tussen moerassen en malaria. Maar in plaats van de miljarden muggen, die daar een vruchtbare voedingsbodem vonden, werden in het verleden de gevaarlijke moerasdampen (miasmen) als oorzaak van de ziekte aangezien. Pas op het eind van de vorige eeuw kon men voor het eerst het plasmodium in de rode bloedlichaampjes van malariapatiënten aantonen en daagde het inzicht dat malaria niet door slechte lucht mal aria) maar door de steek van een geïnfecteerde vrouwelijke Anópheles-mug werd overgebracht. In het najaar van 1899 werd in Zeeland voor de eerste keer malaria aangetoond. Tijdens een voordracht over een malaria-epidemie, die in de zomer van dat jaar in Middelburg voorgekomen was, liet de Middelburgse arts J.J. Berdenis van Berlekom bloedpreparaten met malariaparasieten zien, die door de Middelburgse apotheker J.J. van der Harst J.Jzn, destijds hoofd van de Gasthuisapotheek, waren gemaakt. In het Middelburgse Gasthuis lukte het A. van der Schier, als eerste in Nederland, Anópheles-muggen met bloed van malaria patiënten te besmetten. Door een doeltreffende muggenbestrijding in de 20e eeuw werd malaria geleidelijk teruggedrongen. Uit een enquête in 1919 door de malariacommissie blijkt dat malaria buiten Middelburg nog maar nauwelijks voorkwam. In Middelburg heeft malaria zich tot 1945 kunnen handhaven, met de Heerengracht als epicentrum. De inundatie van Walcheren heeft door het veranderde zoutgehalte de levensvoorwaarden voor het in Middelburg heersende Anópheles-type onmogelijk gemaakt. H. Doeleman, destijds huisarts in St.-Laurens, heeft de laatste fase van de Middelburgse malaria in zijn proefschrift beschreven. Men mag ervan uitgaan dat malaria ook in het verleden in Zeeland is voorgekomen. In welke mate Plasmódium vivax de verwekker van de malaria tertiana een oorzakelijke rol heeft gespeeld bij de, van oudsher beruchte `Zeeusche coortsen' (zie Zeeuwsche koortsen) blijft volledig speculatief.
AUTEUR
A.M. Lauret
LITERATUUR
Berdenis van Berlekom, Ned. Tijdschrift voor geneeskunde 36. 1900, 378. A.A. Fokker, Archief Zeeuwsch Genootschap VII, 129. A.v.d. Schier en J.J. Berdenis van Berlekom, Ned. Tijdschrift voor geneeskunde 36, 1900, 537.