Waterschap

Uit encyclopedie van zeeland
Versie door Maintenance script (overleg | bijdragen) op 20 mrt 2014 om 14:08 (Importing text file)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Waterschap

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

Publiekrechtelijk lichaam ter behartiging van waterstaatsbelangen in een bepaald gebied; opgericht door Prov. Staten en goedgekeurd bij K.B. Het moderne waterschap is een doelcorporatie waarvan de taken liggen op het terrein van beheer en onderhoud van de waterstaatswerken (dijken, wegen en afwatering) en degbestrijdin van de verzilting en vervuiling van de waterlopen (kreken en polderwatergangen). Deze taken vallen slechts aan de waterschappen toe, voor zover de Provinciale Staten deze hebben toegekend. Reeds in de eerste helft van de 13e eeuw zijn in Zeeland (W. Z. Vl.) de waterschappen als instellingen sui generis (afzonderlijke bestuursinstellingen) opgekomen. In vele delen van Zeeland is het proces van afscheiding van de waterschappen uit de ambachten echter vrij langzaam verlopen. De bedijkings- of concessiewaterschappen ontwikkelden zich daar naast reeds vanaf de 14e eeuw als afzonderlijke bestuursinstellingen. Het vorengaande geeft te zien dat de Zeeuwse waterschapsgeschiedenis moeilijk in bepaalde perioden is in te delen. Thans bestaan in Zeeland zeven grote Waterschappen (zie bij de hierachter afzonderlijk behandelde waterschappen), waarbij ca. 635 polders met een oppervlakte van ruim 170.000 ha zijn ingedeeld. De Damespolder, Hogerwaardpolder en Prins Hendrikpolder vormen elk nog een interprovinciaal Waterschap, terwijl de Calandpolder nog niet in een groot waterschap is opgenomen. Inmiddels opgeheven zijn de uitwateringswaterschappen, de internationale waterschappen, de wegschappen Walcheren en Weg Hulst-De Paal, alsmede de waterschappen voor het besturen, beheren en bekostigen van de zeeweringen en oeververdediging der 'calamiteuze polders of waterschappen (Buitenbeheren). Bestuur: Het dagelijks bestuur der Zeeuwse waterschappen wordt gevormd door dijkgraaf en gezworenen, de algemene vergadering door dijkgraaf, gezworenen en hoofdingelanden (zie ook ingeland). Waterschapsconcentratie is het samenvoegen van polders en waterschappen in een groot waterschap, dat alle waterschapsbelangen in een bepaald gebied efficiënter kan behartigen. Reeds in de landsheerlijke tijd zijn in Zeeland enkele waterschapsconcentraties tot stand gekomen, waarmee bovenal een zekere centralisatie van dijkbeheer en -onderhoud werd beoogd. De grote concentraties, leidend tot de 'eilandwaterschappen', dateren uit het jongste verleden (zie bij geschiedenis hieronder en bij de hierachter afzonderlijk behandelde waterschappen). Waterschapslasten zijn de totale kosten, gemaakt om een waterschap overeenkomstig het reglement van zijn instelling te doen funktioneren. De kosten van beheer en onderhoud der waterstaatswerken waren oudtijds in hoofdzaak de eigenlijke waterschapslasten, aangezien bestuurs- en administratiekosten toen nog gering waren. Het onderhoud van de waterkerende (zee)dijken vormde van oudsher de zwaarste waterschapslast in Zeeland. De waterschapslasten drukten van oudsher op de grond. De geërfden die aanvankelijk op eigen kosten hun dijkvakken moesten onderhouden, betaalden na de gemeenmaking van het dijkonderhoud aan het waterschapsbestuur een waterschapsomslag. Deze omslag, in Zeeland veelal schot genoemd, had in de landsheerlijke tijd betrekking op het betalen van dijk- en waterpenningen door de schotplichtige geërfden. In het verleden zijn na stormvloeden en dijkdoorbraken ook niet geërfden (pachters) omslagplichtig geweest voor bijdragen in de kosten van dijkherstel. Tegenwoordig worden belanghebbenden allen zoveel mogelijk bij de waterschapswerken in een waterschap in de waterschapsomslag betrokken (eigenaren van gebouwde en ongebouwde eigendommen, vervuilers van het polderwater). Waterschapstoezicht is het toezicht van hogerhand op de waterschappen. Dit wordt uitgeoefend door het College van Gedeputeerde Staten. In de praktijk komt dit neer op de Provinciale Waterstaatsdienst, die in technische zin het toezicht uitoefent. In bestuurlijke zaken (besluiten van waterschapsbesturen) oefenen Gedeputeerde Staten uiteraard het directe toezicht uit. In geval van een bestuursgeschil tussen Gedeputeerde Staten en de waterschappen kan in beroep worden gegaan bij de Kroon. Het oppertoezicht (art. 204 van de grondwet) wordt namens de Kroon door de verantwoordelijke minister van Verkeer en Waterstaat uitgeoefend. Bij de feitelijke uitoefening van het oppertoezicht over de waterschappen (waterstaat) is de Rijkswaterstaat nauw betrokken. Op welke wijze toezicht en oppertoezicht daadwerkelijk funktioneren is niet nauwkeurig aan te geven omdat deze aangelegenheden zich geheel in de beleidssfeer voltrekken. Geschiedenis van het moderne waterschap. (Zie voor vroegere perioden bij watering en bij de afzonderlijke polders en waterschappen). Op grond van het Keizerlijk decreet van 11 jan. 1811 kwam tijdens de Franse overheersing in Zeeland -gedurende welke tijd wegens gebrek aan geld en arbeidskrachten weinig waterstaatswerken zijn uitgevoerd- de vorming van een vijftal zg. polder-arrondissementen tot stand, t.w. Walcheren, Zuid-Beveland, Noord-Beveland, Schouwen-Duiveland en Tholen met St.-Philipsland. Ook in het tegenwoordige Zeeuws-Vlaanderen, in 1794/95 bij Frankrijk ingelijfd, werden vier polder-arrondissementen gevormd. Deze kunnen staatsrechtelijk als waterschappen worden aangemerkt en zijn na het herstel der onafhankelijkheid in 1813 gehandhaafd. Ook het in 1841 tot stand gekomen polderreglement van administratie der polders in de provincie Zeeland ging nog geheel uit van de beginselen van de Franse decreten betreffende de waterstaat. De grondwetswijziging van 1848, waarbij de Staten der provincies als scheppers der Waterschappen werden aangewezen en de Provinciale wet van 1850, hebben bijgedragen aan de verdere ontwikkeling van het waterschapswezen. Krachtens de bij de grondwet en wet gegeven opdracht moesten de Provinciale Staten de waterschapsorganisatie in hun gewesten aan de nieuwe wettelijke situatie aanpassen. De reorganisatie van het Zeeuwse waterschapswezen werd echter in de jaren vijftig en zestig bemoeilijkt door de problematiek rondom de calamiteuze polders; de noodzakelijke aanpassing van de polderreglementering bleef uit. Pas nadat in 1870 het vraagstuk van de subsidiëring van de calamiteuze polders was opgelost door de wet van 19 juli 1870, waardoor de Staten in 1871 een afzonderlijk reglement voor de calamiteuze polders of waterschappen in Zeeland konden vaststellen, was de weg vrij voor een algemene waterschapsreglementering. In 1872 stelden de Staten het Algemeen reglement voor de polders en waterschappen in Zeeland vast (koninklijke goedkeuring in 1873). Overigens hadden de Staten al in 1867 een reglement van politie voor de polders of waterschappen in Zeeland vastgesteld. Het reglement van 1872 voorzag al in de mogelijkheid om naast de bestaande grote waterschappen Schouwenpolder, Brede watering bewesten Yerseke en de Polder Walcheren nieuwe grote waterschappen op te richten. Doelmatige waterschapsorganisatie werd aktueel na de stormvloed van 12 maart 1906, die in Zeeland belangrijke dijkdoorbraken en overstromingen veroorzaakte. Toch zouden de Provinciale Staten pas in de jaren dertig begrip tonen voor de noodzaak van reorganisatie van het waterschapsbestel. In 1933 besloten de Staten tot oprichting van een groot uitwateringswaterschap Het Hulster en Axeler Ambacht; een bundeling van afwateringsbelangen van 56 polders en waterschappen in O.Z.Vl. De eerste grote waterschapsconcentratie werd in 1941 verwezenlijkt door de oprichting van het Waterschap Het Vrije van Sluis (per 1 jan. 1942). Aan deze concentratie, omvattende de opheffing en samenvoeging van 76 polders en waterschappen, is onlosmakelijk de naam verbonden van mr. P. Dieleman, lid van Gedeputeerde Staten. Na de bevrijding ging de bezinning op verdergaande concentratie van Zeeuwse Waterschappen door. De watersnoodramp van 1 feb. 1953, waardoor het deltagebied zeer zwaar werd getroffen, leidde tot een nieuwe gedachtenwisseling omtrent het gehele Waterschapsbestel. Met grote voortvarendheid na men Gedeputeerde Staten, van wie vooral gedeputeerde C. Philipse moet worden vermeld, de zaak in studie. Dit resulteerde in de voorstellen aan de Provinciale Staten tot oprichting van het Waterschap Schouwen Duiveland, het Waterschap Tholen, het Waterschap Noord-Beveland en het Waterschap De Brede Watering van Zuid-Beveland; de door de Staten genomen besluiten gingen in per 1 jan. 1959. Verder werden de door Gedeputeerde Staten gedane voorstellen tot oprichting van drie waterschappen in midden en Oost Zeeuws-Vlaanderen, t.w. Waterschap De Verenigde Braakmanpolders, Waterschap Axeler Ambacht en Waterschap Hulster Ambacht, en tot samenvoeging van polders en waterschappen in het oostelijk deel van Walcheren met de Polder Walcheren, in 1964 door de Staten aanvaard (m.i.v. 1 jan. 1965). Een afzonderlijk element bij waterschapsconcentratie in Zeeuws-Vlaanderen vormde de aanwezigheid van de internationale polders en waterschappen. Besloten werd de Nederlandse gedeelten van deze polders te voegen bij de geconcentreerde waterschappen. Voorlopige afrondingvan de waterschapsconcentratie vond plaats per 1 jan. 1969, bij de opheffing van het Waterschap St.-Philipsland en de opname ervan in het Waterschap Tholen. Door deze afronding was het mogelijk, dat voor de Zeeuwse waterschappen een nieuw algemeen reglement en voor de 'negen grote' waterschappen elk een bijzonder reglement werd vastgesteld. De door de Staten in 1970 dienaangaande genomen besluiten traden op 1 jan. 1971 in werking. M.i.v. 1 jan. 1972 werden opgeheven het wegschap Walcheren en het wegschap Weg Hulst-De Paal. Voor het wegenbeheer op Walcheren werd een gemeenschappelijke regeling tussen het waterschap Walcheren en de gemeenten op Walcheren (wegschap Walcheren) in het leven geroepen, terwijl beheer en onderhoud van de weg Hulst-De Paal bij de gemeente Hulst werd gebracht. Intussen hadden de Staten in 1969 het besluit genomen tot vaststelling van een (nieuw) reglement van politie op de waterkering en de waterbeheersing in Zeeland; dit besluit trad op 1 januari 1970 in werking. Een belangrijke ontwikkeling voor het Waterschapswezen in Zeeland was het in 1973 genomen besluit der Staten aan de Waterschappen der provincie, ter uitvoering van de wet verontreiniging oppervlakte wateren, de waterzuiveringstaak op te dragen. Vanaf 1 dec. 1974 is naast de passieve waterzuiveringstaak (het door middel van een vergunningenstelsel tegengaan van de verontreiniging van het water) ook de aktieve waterzuiveringstaak (het daadwerkelijk bevorderen van schoon oppervlaktewater) een onderdeel van het takenpakket van de waterschappen geworden. Van grote betekenis voor de waterschappen rondom de Oosterschelde was en is de problematiek rond de afsluiting van die zeearm; zie bij Oosterschelde. De toekomstige situatie van de waterschappen werd bestudeerd door de studiecommissie waterschappen, in 1968 ingesteld door de minister van Verkeer en Waterstaat tot onderzoek van funktie en structuur van de waterschappen, mede in aanmerking nemende de verhouding van deze instellingen tot andere openbare lichamen. De commissie bracht in 1974 een rapport uit, getiteld 'Het waterschap en zijn toekomst'. Een van de belangrijkste conclusies luidde dat de plaatselijke en regionale waterstaatszorg ook in de toekomst door in die zorg gespecialiseerde lichamen, d.w.z, door waterschappen, dient te worden uitgeoefend. Voorts vereiste naar het oordeel van de commissie een goede funktionering van het waterbeheer, dat ons land wordt ingedeeld in een beperkt aantal hoofdwaterschappen. In 1975 bracht de commissie rapport uit over het vraagstuk van het beheer van de Noordzeekust van Den Helder tot Cadzand. Dit rapport bevatte het voorstel, dat de beheerders van de diverse kustgedeelten gezamenlijk een overlegorgaan zouden vormen om hun beleid t.a.v. het beheer van de afzonderlijke kustgedeelten te coördineren. Overigens diende naar het oordeel van de commissie het beheer van de Noordzeekust in beginsel in handen te worden gesteld van enkele langs de kust gelegen hoofdwaterschappen. Beide rapporten van de commissie, waarvan de inhoud door een Zeeuwse werkgroep werd bestudeerd en becommentarieerd, werden in 1976 door de Staten van Zeeland behandeld. De Staten oordeelden o.m. dat ingestemd werd met de verzorging van de lokale en regionale waterstaatszorg door een funktionele bestuursvorm, zoals deze gestalte heeft gekregen in de waterschappen. Met de op de zorg voor de waterhuishouding afgestemde waterschapsstructuur, bestaande uit een hoofdwaterschap van een omvang als in het rapport van de commissie bedoeld, konden de Staten echter, conform het standpunt van Gedeputeerde Staten, niet instemmen. Betreffende het beheer van de Noordzeekust meenden de Staten dat een overlegorgaan, waarin waterschappen, provincies en rijk hun inbreng hebben, nu en zeker in de toekomst een belangrijke rol kan spelen. Ten aanzien van verdergaande waterschapsconcentratie werden in 1976 door Gedeputeerde Staten twee studiecommissies benoemd, één voor Zeeuws-Vlaanderen en één voor het overige deel van Zeeland. Tot heden vonden nog de volgende concentraties plaats: per 1 jan. 1980 de samenvoeging van de Waterschappen De Brede Watering van Zuid-Beveland en Noord-Beveland tot het Waterschap Noord- en Zuid-Beveland en per 1 jan. 1982 de samenvoeging van de Waterschappen Axeler Ambacht en De Verenigde Braakmanpolders tot het Waterschap De Drie Ambachten. Per 1 jan. 1978 werden de volgende 20 calamiteuze eenheden opgeheven: Waterkering calamiteus waterschap Bruinisse; Waterk. cal. Burgh- en Westlandpolder; Waterk. cal, polders Oud Kempenshofstede en Moggershil; Waterk. cal, watersch. Scherpenisse; Waterk. cal. Suzannapolder; Waterk. cal. Jonkvrouw-Annapolder; Waterk. cal. Leendert-Abrahampolder; Waterk. cal. Polders Onrust, Jacoba en Anna-Friso; Waterk. cal. Vlietepolder; Waterk. cal. Borssele polder; Waterk. Cal. polders Oost-Beveland en Wilhelmina; Waterk. cal. Willem-Annapolder; Waterk. cal. Zimmermanpolder; Waterk. cal. Adornispolder; Waterk. Cal. polders Hoofdplaat en Thomaes; Waterk. Cal. watersch. Oud- en Jong-Breskens; Waterk. Cal. watersch. Tienhonderd en Zwarte; Waterk. cal. Nieuw-Neuzenpolder; Waterk. Cal. polders Ser-Lippens, Nieuw-Othene, Margaretha, Kleine Huissens en Eendragt; Waterk. cal, watersch. Walsoorden (zie ook calamiteuze polder). De ontwikkelingen gaan inmiddels door. In 1981 werd door het dagelijks bestuurder provincie de wenselijkheid geuit van samenvoeging der zeven Zeeuwse waterschappen tot een aantal van hoogstens drie; dit i.v.m. de zware taak van het beheer van de waterkwaliteit. Ook de traditionele waterschapstaken worden bezien; zo is thans (1983) sprake van (geleidelijke) overdracht van het beheer van de wegen naar de gemeenten.


AUTEUR

J. Kuipers

LITERATUUR

Gallé, Beveiligd bestaan.

AFBEELDING

Rioolwaterzuiveringsinstallatie Westerschouwen (1983).