Oeververdediging
Oeververdediging |
---|
Het beschermen van oevers tegen uitschuring of afkalven door het aanbrengen van oeverwerken in de vorm van zink werken en bestortingen. In Zeeland kent men bij aan eb en vloed blootgestelde oevers twee systemen van oeververdediging. Ten eerste het stelsel van 'vaste punten', een denkbeeld in het begin van de vorige eeuw door Abraham Caland voor het eerst toegepast. Daarbij wordt tussen twee, op een bepaalde afstand gelegen, verdedigde en door een verbindingsdam met de zeewering verbonden punten, een lijn van inscharing geconstrueerd. Om aantasting van de zeewering te voorkomen, dient de zeedijk of in laagdijk landwaarts van die lijn te liggen. Ten tweede kent men een aaneengesloten verdediging, waarbij de oever over de volle lengte en breedte wordt beschermd. Vooral bij de in Zeeland veel voorkomende oever gedeelten, die gevoelig zijn voor het ontstaan van oevervallen heeft men met laatst genoemde methode bereikt dat het optreden van vallen drastisch is verminderd. Als materiaal voor de oeververdediging zijn behalve zinken kraagstuk ken, eertijds kloetelingen (schorzoden) en puin, daarna veel vilvoordse, doornikse en andere Belgische natuursteen toegepast. Later kwam daarbij de basaltstortsteen uit Duitsland. De laatste decennia gebruikte men meermalen grind en mijnsteen, terwijl sinds 1968, toen de Hoechst-fabrieken in het Zuid Sloe in bedrijf zijn gekomen, de daarvan als afvalproduct vrijkomende fosforslak ken worden gebruikt als stort materiaal voor de oeververdediging. Nadat in Zeeland na aanleg van de Delta dammen, Deltameren zijn ontstaan, werd een nieuwe vorm van oeververdediging noodzakelijk. Grote gedeelten van de oever randen van die meren moesten nl. van een eenvoudige oeverbescherming worden voor zien om afkalving tegen te gaan.
Auteur =
-M.H. Wilderom
Literatuur
-Hogerwaard, De oeververdediging.
-De Bruin en Wilderom, Tussen afsluitdammen I.
-Wilderom, Tussen afsluitdammen II-IV.
-Huitema, Dijken.