Sophiapolder

Uit encyclopedie van zeeland
Versie door Maintenance script (overleg | bijdragen) op 20 mrt 2014 om 13:57 (Importing text file)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Sophiapolder

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984

1. Polder in de gemeente Oostburg, thans gemeente Sluis (1997): opgenomen in het Waterschap Het Vrije van Sluis, thans Waterschap Scheldestromen (2011); oppervlakte circa 329 hectare, hoogte 0.4 meter +N.A.P. tot 1.9 meter +N.A.P. behorend tot het hoofdafwateringsgebied Cadzand Kievittepolder). Door de polder loopt het Uitwateringskanaal naar de Wielingen. De westelijke en noordelijke scheidingsdijken van de polder zijn gedeeltelijk verdwenen. De Sophiapolder werd in 1807 bedijkt door generaal Van Damme Austerlitzpolder) en

is genoemd naar zijn echtgenote Sophia 't Kindt. Andere bedijkingen door Van Damme zijn de 'Aardenburgsche-havenpolder, de al genoemde Austerlitzpolder en de Diomedepolder. De Sophiapolder. bedijkt op octrooi van 5 september 1805 kwam tot stand op het dichtgeslibde restant van de Passageule hij het Coxysche Gat Zwarte Gat), ten westen van de Bakkersdam. door het leggen van de zogenaamde Sophiadam. In het zuidwesten van de polder werd een houten paviljoen gebouwd. dat diende tot zomerverblijf van Van Damme en tot administratieverblijf (zie ook Paulinapolder het werd ca. 1860 uitgebreid tot hofstede. In 1877 brandde hiervan de schuur af. De Sophiapolder viel ook binnen de voormalige gemeentegrenzen van Oostburg.

2. Verloren polder aan de noordzijde van Noord-Beveland, ten noorden van de Mariapolder: oppervlakte bij bedijking circa 95 hectare: geïnundeerd in 1894. De bedijking kwam tot stand in 1775. De polder behoorde tot de heerlijkheden Wissenkerke/Geersdijk en (West) Orizand. Waarschijnlijk is de polder genoemd naar de echtgenote van Prins Willem V., van wie één der voornamen Sophia was. De polder behoorde tot het in 1868 opgerichte uitwateringswaterschap Willem c.a. De ligging van de Sophiapolder was aanvankelijk tamelijk gunstig. De 'Ouweleckpolder ving de stroomaanval op en het voorland van de polder was één km breed. De inundatie van voornoemde polder (1780) deed de toestand verkeren; het voorland werd nu snel opgeruimd. Een kaart uit 1806 geeft links van de kop van de nol van Ouweleck de geul de Vleie Vlije) aan en op de dijk van de polder ook een 'lazaret'. De oever van de Sophiapolder was in dit jaar 1806 al sterk inscharend.

Bovendien was de ondergrond onbetrouwbaar, vooral de aangezande geulen de Oude Leek en het Faal met een zuidelijke aftakking naar het Wijtvliet.

Tot behoud van de westnol van de Ouweleckpolder richtten de Sophiaen de Torenpolder in 1874 het waterschap De Nol van Ouweleck op: vijf jaar later al werd de onderhoudsplicht opgeheven. In 1881 was er niets meer van de nol over. In 1871 deed het bestuur van de Sophiapolder een vruchteloze poging de polder calamiteus te laten verklaren; ook volgende pogingen hadden geen succes onder andere omdat het algemeen belang niet hij een calamiteus verklaring gediend zou zijn. De polder werd in 1881 door een grote val getroffen (zandverplaatsing ca. 610.000 m3). In 1894 had het poldertje nog maar een oppervlakte van circa 71 hectare. Tijdens de stormvloed van 22 op 23 december van dat jaar verdween de Sophiapolder onder de golven.


AUTEUR

J. Kuipers

LITERATUUR

Wilderom, Tussen afsluitdammen IV. Roos, Woordenboek. Van Empel en Pieters, Zeeland, 317. Van der Aa., Aardrijkskundig woordenboek. De Bruin en Wilderom, Tussen afsluitdammen I.