Jonkvrouw Annapolder

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Jonkvrouw Annapolder

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


Polder in de gemeente Kortgene (Noord-Beveland); opgenomen in het Waterschap Noord-Beveland (opgericht 1959), thans Waterschap Noord- en Zuid-Beveland; oppervlakte ca. 217 ha; hoogteligging gemiddeld 1,2 m N.A.P. De afwatering geschiedt via het gemaal aan de Adriaanpolder. Aan de Jonkvrouw Annapolder is het Noordbevelandse aansluitpunt van de Zandkreekdam gelegen. De bedijking kwam in 1727 gereed; oorspronkelijke oppervlakte ca. 245 ha. De polder behoorde tot de heerlijkheden Kats en Kortgene en is genoemd naar jonkvrouw Anna Agatha de Beaufort, dochter van mr. Hendrik, heer van Duivendijke, een van de deelnemers in het bedijkingscontract. Een andere bedijker was Maurits Lodewijk, graaf van Nassau-de Lek-Odijk en heer van Driebergen. Na de bedijking werd het Katse Veer naar de nieuwe polder overgebracht o.a. door verzanding van het Katse Rak. De polder heeft enkele inlagen moeten prijsgeven en was calamiteus van 1871 tot 1978. De Jonkvrouw Annapolder inundeerde bij de stormvloed van 22 december 1894 en bij die van 1 februari 1953; na de laatste ramp kwam hij droog op 1 mei d.a.v. Deze polder was de laatste Noordbevelandsepolder, die na de februariramp van de wateroverlast bevrijd werd (het water moest via de Adriaanpolder geloosd worden, die pas op 15 april droogkwam). Tot 1959 behoorde de polder tot het uitwateringschap Stads c.a. (opgericht 1871).


AUTEUR

J. Kuipers


LITERATUUR

De Bruin en Wilderom, Tussen afsluitdammen.