Goessche Polder (2)

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Goessche Polder (2)

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


Polder in de gemeente Goes; opgenOmen in het Waterschap de Brede Watering van Zuid-Beveland (opgericht 1959), thans Waterschap Noorden Zuid-Beveland; oppervlakte ca. 362 ha; hoogteligging gem. 0,5 m N.A.P. Het westelijk polderdeel behoort tot het afwateringsgebied van het gemaal Maelstede in de Heer Janszpolder. In de polder liggen een deel van Goes en van *'s-Heer Hendrikskinderen; de oostelijke begrenzing wordt gevormd door het Goese havenkanaal.

De Goesschepolder bestaat eigenlijk uit herdijkt oudland van vóór de stormvloed van 1134. De be- of herdijking langs de Schenge als Goesschepolder heeft waarschijnlijk plaatsgevonden in de laatste helft van de 13e eeuw (in ieder geval vóór 1331). De polder heeft een klein landverlies ondergaan; wanneer is niet bekend. Restanten van de Schenge zijn nog langs de oude zeedijk terug te vinden (Ooster-Schenge). Goesschepolder inundeerde in 1570 en 1808. Tot 1809, toen de Wilhelminapolder bedijkt werd, bestond er een veer tussen de polder en het eiland Wolphaartsdijk. Vóór de 16e eeuw werd de polder gezamenlijk bestuurd door de ambachtsheren van 's-Heer Hendrikskinderen en Wissekerke en door de magistraat van Goes; pas vanaf 1534 is er sprake van een eigen dijkgraaf. De Goesschepolder heeft behoord tot de voormalige gemeenten Goes en *’s-Heer Arendskerke. Tot 1959 vormde hij met de Pieren Pinkspolder, die onder één dijkage met de Goessche ligt, het waterschap Goes 4che c.a. (oppervlakte 387 ha).


AUTEUR

J. Kuipers


LITERATUUR

Wilderom, Tussen afsluitdammen III. C. Dekker, Zuid-Beveland. Roessingh, Waterschap Goessche.