Schenge
Schenge |
---|
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
1. (Scengen, Scinge, Schaingen) Voormalige getijstroom die eertijds het eiland Wolphaartsdijk van Zuid-Beveland scheidde: in het westen begrensd door Sloe/Veerse Gat, in het oosten door Zuidvliet/Oosterschelde. Schenge en Zuidvliet waren oorspronkelijk waarschijnlijk kreken van geringe betekenis, die door de stormvloeden van de elfde en twaalfde eeuw aanzienlijk werden verbreed. De aan verlanding onderhevige Schenge werd bedijkt in de Heerenpolder (1649), Wilhelminapolder (1809), De Perponcherpolder (1846), Broeder-en Zusterpolder (1854) en Schengepolder (1874). Restanten van het water zijn te vinden in de Schenge-en de Wilhelminapolder.
2. Geul in het Veerse Meer. vóór de haven De Piet.
AUTEUR
J. Kuipers
LITERATUUR
Wilderom, Tussen afsluitdammen III. C. Dekker, Zuid-Beveland. A. A. Beekman, De wateren.