Arnemuiden (arnemeuden)/EvZ1982-1984
(1) Gemeente in het oostelijk deel van Walcheren, waarin het stadje Arnemuiden, het dorp Kleverskerke en het voormalige Nieuwerkerke; 3790 inw. (1980); opp. 1693 ha. Het gemeentehuis staat in Arnemuiden. In het oostelijk deel van de g emeente ligt het vliegveld Midden Zeeland luchtvaart).
(2) Stadje binnen de gemeente Arnemuiden en bestuurscentrum daarvan; station aan de spoorlijn Vlissingen-Roosendaal. Arnemuiden was eens een welvarende handelsplaats en voorhaven van Middelburg, maar door verlanding van de rede en door de aanleg van een nieuw havenkanaal van Middelburg naar de inmiddels verdiepte Honte nam de betekenis van de *(smal-)stad Arnemuiden snel af. Scheepvaart en handel waren in het begin van de 17e eeuw reeds zo goed als verdwenen, evenals kort daarna allerlei toeleveringsbedrijven.Nadien werd de visserij de belangrijkste bron van bestaan. Omstreeks 1875 leefde ongeveer tweederde van de bevolking er van. Door de aanleg van afsluitdammen en bedijkingen werd de vaart naar de Zeeuwse stromen belemmerd en heeft de vissersvloot zich verspreid over andere havens, voornamelijk Colijnsplaat en Vlissingen. Veel Arnemuidenaren hebben nu werk gevonden in de industrie en bouwnijverheid, vooral te Vlissingen en Middelburg. Een andere bron van inkomsten vormt de toenemende recreatie aan het Veerse Meer; er is een jachthaven bij de Oranjeplaat. Arnemuiden is een vrij gesloten gemeenschap gebleven. De bewoners zijn vaak familie van elkaar, hetgeen blijkt uit veel dezelfde achternamen. De klederdracht voor zover nog gedragen doet meer denken aan het Zuidbevelandse kostuum dan aan het Walcherse.
Wapen: Dit wapen is bekend sinds 1574, toen Arnemuiden stadsrechten kreeg. De burcht aan het water is een afbeelding van de ligging van de stad aan de Al (te De adelaars die ook voorkomen op het geslacht Van Arnemuyden, zijn hier wel bedoeld als een sprekend symbool (een arn is een arend). Arnemuiden placht in de 16e en 17e eeuw een levende arend bij het stadshuis te houden als symbool van de stad. Het huidige wapen werd bevestigd op 31 juli 1817; de onderste adelaar werd toen tweekoppig afgebeeld.
Vlag: In 1668/69 werd reeds een eigen vlag gevoerd maar het handschrift bleef op dit punt onvoltooid, zodat we kleuren noch vormen kennen. 29 januari 1954 werd erd door de gemeenteraad een witte vlag met drie gegolfde banen blauw-wit-blauw ingesteld, met op het midden het gekroonde gemeente wapen. Volgens het raadsbesluit moet de vlag langs alle zijden voorzien worden van oranje franje, als eerbetoon aan Willem van Oranje, die de plaats in 1574 stadsrechten verleende, maar die franje wordt meestal weggelaten. De witte basiskleur van de vlag zou moeten herinneren aan een wit, in twee slippen uitlopend vaantje, dat de Watergeuzen al vóór 1574 in Arnemuiden achterlieten.
Monumenten: De oude kruiskerk van Arnemuiden werd in 1858 vervangen door een nieuw gebouw. In deze nieuwe kerk (N.H.) is boven de ingang van de toren een befaamde wonderklok aangebracht, een eben vloedklok, in 1589 geknutseld door de Delftenaar Jan Dirksz. Coop. Deze klok geeft de tijdstippen van de maangestalten aan, de zonsopkomst en -ondergang en hoog- en laagwater.
In het onlangs vernieuwde gemeentehuis van Arnemuiden is een niet onbelangrijke schilderijenverzameling betreffende de historie van de plaats, o.a. een stadsgezicht van omstreeks 1550, één van de mooist bewaard gebleven stadsgezichten uit die tijd. De korenmolen `Nooitgedacht' (voor 1928 `De Nijverheid' geheten) uit 1736 was een brede achtkantige bovenkruier zonder stelling en grondzeiler. In 1977 brandde hij geheel uit. In de belt van de molen zijn in 1978 bij sloopwerkzaamheden vier funderingsblokken gevonden van een voorganger, een standermolen. In 1981 werd de afgebrande molen vervangen door een nieuwe. Arnemuiden bezit nog restanten van vestingwerken. De aanleg van deze verdedigingswerken is begonnen in 1567, voortgezet tijdens de Spaanse bezetting door de Italiaanse vestingbouwer Scipio Campi en na de overgang tot Oranje in 1574 verder uitgebreid met steun van Prins Willem I. Volgens de plannen van de ingenieur Abraham Andries kreeg de vesting aan de landzijde twee een hele en een half bolwerk met een hoofdgracht en aan de waterzijde slechts een getenailleerde wal. Er waren vijf poorten, de Middelburgse-, Veerse- en aan de waterzijde de Tol-, Markt- en St.-Jorispoort. De bouw heeft tot omstreeks 1600 geduurd, spoedig daarna trad verval in. In Oud Arnemuiden, destijds zuid-westelijk van het tegenwoordige Arnemuiden gelegen, stond het kasteel Ter Mortiere. Ten westen van Arnemuiden lag tot 1963 nog een duidelijk overblijfsel van een vluchtberg werven); tijdens een ruilverkaveling in het gebied van Kleverskerke-Arnemuiden is de heuvel geëgaliseerd en oudheidkundig onderzocht. In het uitbreidingsplan Brakenburg, ten noorden van Arnemuiden, zijn bij graafwerkzaamheden in 1975 overblijfselen van een nederzetting uit de late IJzertijd gevonden prehistorie). Geschiedenis: Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen het oude (verdwenen) Arnemuiden en het nieuwe Arnemuiden. Het vroegste Arnemuiden, reeds in 1223 vermeld, lag aan de zuidzijde van de monding van de Arne, daar waar later de Middelburgse polder is ontstaan. Door haar gunstige ligging was Arnemuiden al vroeg een bloeiende handelsnederzetting. Volgens een charter van 1288 had Floris V het voornemen om de plaats toen al stadsrechten te verlenen. Dit plan is niet uitgevoerd, maar de graaf heeft er wel de sterkte Ter Mortiere laten bouwen. Nabij Oud-Arnemuiden versloegen de Vlamingen in 1303 Willem van Oostervant, zoon van graaf Jan II. In 1351 verloor de latere graaf Willem V hier een zeeslag tegen zijn moeder, gravin Margaretha. Gillis van Arnemuiden, de laatste mannelijke telg uit dit geslacht, gaf in 1438 vergunning om in de heerlijkheid Mortiere een klooster te vestigen, bevolkt door Sepulcrijnen (reguliere kanunniken), afkomstig van Stein bij Gouda. Hij schonk voor dit doel zijn huis Mortiere; tegelijkertijd werd de parochie Arnemuiden bij het klooster gevoegd. Al in 1439 moest het klooster wegens grondbraken en een dijkdoorbraak naar het westen verlegd worden; in 1452 werd het naar Vrouwenpolder verplaatst. Een deel der kloosterlingen bleef achter voor de verzorging van de parochie. Daar de stroom van de Arne zich steeds westelijker een weg zocht, moest Oud-Arnemuiden zelf ook ontruimd worden; omstreeks 1440 was de plaats door het water verzwolgen. Een tweede Arnemuiden ontstond in de noordhoek van de heerlijkheid Mortiere, aan de overzijde van de Arne, waar een kapel stond (afgebroken in 1479). Doch ook deze laatste plaats was niet veilig en omstreeks 1462 ontstond het derde en definitieve Arnemuiden in de heerlijkheid Nieuwerkerke. Het dorp Nieuwerkerke was in de 14e eeuw als parochie van Kleverskerke afgescheiden. De kerk, gewijd aan St. Jan Baptist, werd hoofdkerk van Arnemuiden (deparochie van Oud-Arnemuiden was afgescheiden van Westmonster in Middelburg). In 1545 werd ze als parochiekerk vervangen door de voormalige St.-Martinuskapel, die in 1505 te Arnemuiden was gesticht. De St. Janskerk is na de Reformatie verdwenen; de plaats waar ze gestaan heeft staat bekend als het 'oudkerkhof'. Het nieuwe Arnemuiden brandde al in 1481 geheel af, maar de reeds verworven bloei bleef. De scheepvaart op Engeland floreerde, in mindere mate die op Frankrijk. Ook het overlaadverkeer op de Walcherse rede was belangrijk. De omzet van Arnemuiden overtrof soms die van Middelburg, dat de voorspoed van haar concurrent zoveel mogelijk trachtte tegen te g aan. In 1254 had Middelburg zich al van de jurisdiktie op en langs de Arne weten te verzekeren; tussen 1493 en 1521 kocht het de heerlijkheid Oosthoek (in de parochie Nieuwerkerk), Nieuwerkerk en Mortiere. Met allerlei bepalingen probeerde Middelburg nu de handel van Arnemuiden onmogelijk te maken. Arnemuiden trachtte aan de afhankelijkheid van Middelburg te ontkomen, wendde zich met weinig resultaat tot de Groote Raad van Mechelen en totaal vergeefs tot keizer Karel V (1531). Een nieuwe slag voor Arnemuiden was de totstandkoming van een betere eigen haven in Middelburg in 1535. Toen Middelburg in 1572 Spaans bleef, koos Arnemuiden dan ook voor de prins van Oranje; hetzelfde jaar werd het echter nog ingenomen door de Spanjaarden, die er een bloedbad aanrichtten en de plaats verwoestten. Na de overgave van Middelburg beloonde Willem van Oranje Arnemuiden door het tot stad te verheffen. Scheepvaart en handel herstelden zich. Arnemuiden werd echter niet tot de Staten van Zeeland toegelaten (smalstad). Door verzanding van de Arne verviel de welvaart zeer snel en trokken velen uit Arnemuiden weg. In 1609 onderhandelde het stadje met Middelburg om onder haar oppergezag te komen. Middelburg bedankte echter wegens Arnemuidens desastreuze financiële situatie. In de 17e en 18e eeuw dreef de plaats op de zoutnering en de visserij; er werd vooral op de Zeeuwse stromen gevist. In 1802 woedde er een grote brand in de zoutketen, hetgeen het begin van het eind voor deze nijverheidstak betekende. Na uitdieping van het vaarwater en andere maatregelen in 1818 bleef de visserij behouden. In 1873 werd het Arnekanaal gegraven, dat de vroegere haven van Arnemuiden verving. De visserij wordt tot op heden beoefend; na de voltooiing van de Veerse Dam in 1961 week een deel der vissers uit naar de havens van Colijnsplaat en Vlissingen. Over de kerkelijke geschiedenis ten slotte nog het volgende: De Reformatie heeft in Arnemuiden al vroeg voet aan de grond gehad. Er zijn vanuit Arnemuiden wederdopers naar Munster getrokken; in 1539 werden lieden van doperij beschuldigd en in 1543 een vrouw van 'lutherie'. De eerste predikant, Hubrecht Fransz. kwam in 1574. Voor de Zuidnederlandse vluchtelingen werd in 1586 een Waalse gemeente gesticht, die echter geen lang leven beschoren is geweest wegens de ontvolking van Arnemuiden, veroorzaakt door de verzanding van de Arne. De invoering van de nieuwe psalmberijming in 1774 ondervond in het streng-Calvinistische Arnemuiden veel verzet. In 1816 werd de gemeente Arnemuiden met Nieuwerkerk en Mortiere gevormd. Kleverskerke werd in 1857 met deze gemeente verenigd. Arnemuiden is de geboorteplaats van Joos van Laren (1586-1653); hij was voor zijn dood predikant te Vlissingen en betrokken bij de (Staten-)vertaling van het Oude Testament. Een andere bekende inwoner was burgemeester Dirk van Delen (overleden 1671), die de schilderkunst beoefende.