Cultuurleven

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Promotie-affiche cultuur in Zeeland, 1990, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 13269

Eén van de manieren waarop Zeeuwen hun vrije tijd invullen – naast zaken als vrijwilligerswerk, verenigingsleven en uitgaansleven – is het cultuurleven.[1] De effecten van de kredietcrisis uit 2007 zijn op vele maatschappelijke gebieden merkbaar geweest, waarop het cultuurleven bepaald geen uitzondering vormt. Men zou dus verwachten dat ten gevolge van de crisis ook theaters, bioscopen en musea minder bezoekers trekken. Uit landelijke gegevens over de cultuurdeelname blijkt echter dat het cultuurbezoek nauwelijks is afgenomen.[2] “Bezoeken aan musea en beeldende kunst (de presentatie-instellingen) en aan bioscopen laten een stijgende trend zien die de bevolkingsgroei ruim te boven gaat”.[3] Mogelijk heeft deze landelijke tendens te maken met het gegeven dat men in de vrije tijd activiteiten dichter bij huis zoekt in plaats van een vakantie verder weg.

Bevolkingsonderzoek uit 2009 wijst uit dat ongeveer driekwart van de Zeeuwse bevolking van 16 jaar en ouder minstens één keer per jaar een culturele voorstelling of museum bezoekt (receptieve cultuurparticipatie) en dat bijna 40% een kunstzinnige activiteit beoefent (actieve cultuurparticipatie). Een groep die er qua cultuurparticipatie ‘uit’ valt, is de groep 80-plussers. Dit zijn mensen die over het algemeen minder mobiel zijn en relatief veel belemmeringen ervaren in hun dagelijkse functioneren. Uit onderzoek komen de 80-plussers naar voren als een groep die achterblijft voor receptieve en actieve cultuurparticipatie.

Crisis en cultuur

Bron: SCOOP, 2009/2013
Bron: SCOOP, 2013

Ondanks de kredietcrisis is in Zeeland anno 2013 een stijging in het bioscoop- en museumbezoek waarneembaar. In 2015 behoort het Zeeuws Museum, naast het Fries Museum en het Amsterdam Museum, zelfs tot de drie genomineerden van de BankGiro Loterij Museumprijs – één van de grootste culturele publieksprijzen in Nederland. Overigens lijkt zich in Zeeland wel een afname te hebben voorgedaan in het bezoek aan concerten pop- en wereldmuziek. Daarnaast valt een terugval op in het bezoek aan musicals en hafabra-concerten. Dit laatste kan te maken hebben met het dalende lidmaatschap van de traditionele muziekverenigingen. In totaal geeft in 2013 driekwart van de Zeeuwen van 16 jaar en ouder aan tenminste één culturele voorstelling te hebben bezocht. Dit is iets meer dan in 2009, toen het percentage 74% betrof.

Dat het cultuurbezoek op niveau is gebleven ondanks de economische recessie is des te opmerkelijker, aangezien cultuurbezoek in toenemende mate ook virtueel valt te realiseren. Boeken, films en muziek worden steeds meer gedownload; men kan virtuele rondwandelingen in musea maken.

Het huishoudinkomen bepaalt voor een belangrijk deel de mogelijkheid om deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Veel lage inkomens zijn te vinden bij eenoudergezinnen. Het lage inkomen heeft zijn weerslag op bijvoorbeeld de cultuurdeelname, zoals bioscoop- en museumbezoek en lidmaatschap van verenigingen. Mensen met een laag inkomen zijn trouwens ook beduidend minder vaak lid van een sportvereniging (zie verenigingsleven).

Kenmerken cultuurparticipanten

Als we de kenmerken van cultuurdeelnemers vergelijken met niet-cultuurdeelnemers, dan valt op dat cultuurparticipanten

  • vaker vrouw zijn
  • in het algemeen hoger zijn opgeleid
  • jonger zijn
  • vaker autochtoon zijn (dit kenmerk is alleen gevonden voor de vijftienjarigen, niet voor de Zeeuwse bevolking van 16 jaar en ouder).

Verrassend zijn deze uitkomsten niet, want deze kenmerken van cultuurdeelnemers worden ook in het landelijke onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau benoemd.[4] Verder blijkt dat bezoekers van culturele voorstellingen en plekken relatief vaak in de stedelijke gebieden wonen. Voor de actieve cultuurparticipatie, echter, geldt dit niet: de beoefenaren van creatieve hobby’s zijn in gelijke mate in de stedelijke en plattelandsgebieden te vinden.

Zingen is de meest beoefende kunstvorm in de vrije tijd en voor een belangrijk deel gebeurt dat in verenigingsverband of een kerkkoor. Bijzonder van het zingen is verder dat deze activiteit een uitzondering vormt op de regel dat participanten hoger opgeleid zijn dan niet-participanten: zingen gebeurt door alle opleidingsniveaus heen.

Anders ligt dit bij het bespelen van een muziekinstrument: degenen die een muziekinstrument bespelen zijn hoger opgeleid dan degenen die dat niet doen. Muziekinstrumenten trouwens worden, bij wijze van uitzondering, vaker door mannen dan door vrouwen bespeeld. Ook gaan mannen vaker naar dance/houseparty’s en hebben zij vaker een creatieve computerhobby.

Receptieve en actieve cultuurparticipatie

Bron: SCOOP, 2009/2011
Bron: SCOOP, 2009/2011

Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen de zogeheten receptieve en actieve cultuurdeelname. Zeeuwen die voorstellingen of culturele plekken bezoeken, zijn receptieve cultuurparticipanten. Ze nemen deel aan het cultuurleven voor zover ze dit met name van anderen ontvangen. Daarnaast zijn er actieve cultuurparticipanten. Zij nemen deel aan het cultuurleven voor zover ze dit met name zelf voor anderen voortbrengen. Beide groepen kunnen elkaar overlappen, maar het betreffende onderscheid biedt niettemin enig inzicht in de verschillende wijzen waarop cultuur kan worden beleefd.

Receptieve cultuurparticipatie

Bij receptieve cultuurdeelname speelt stedelijkheid een rol. In Zeeland wonen de cultuurbezoekers vooral in de categorie ‘stedelijke platteland’. Uitzonderingen op deze regel gelden voor de bezoekers van een museum, concert hafabra, jazzconcert en literaire bijeenkomst; zij wonen relatief vaker op het ‘elitaire platteland’. Degenen die geen culturele voorstellingen of plekken bezoeken wonen relatief vaak op het ‘gesloten’ of ‘dorpse’ platteland. Voor de Zeeuwse jongeren zijn er amper verschillen tussen de regio’s. De receptieve cultuurparticipatie ligt op Walcheren iets hoger, maar het verschil met de andere regio’s is niet significant.

Als we voor de verschillende disciplines van de receptieve cultuurparticipatie de participanten vergelijken met de niet-participanten, valt op dat culturele bezoekers zich in veel disciplines onderscheiden door hun wijder gerichte netwerk. Zij oriënteren zich op de wereld buiten hun directe sociale omgeving. Daarnaast zijn er disciplines waarvan de beoefenaren zich kenmerken door hun lokaal geïntegreerde actieve netwerk, zoals bezoekers van toneelvoorstellingen en concerten hafabra. Bezoekers van een jazzconcert en lezing kunst(geschiedenis) hebben vaak een geïsoleerd netwerk; bezoekers van een dance/houseparty vaak een familiegericht netwerk.

Film- en museumbezoek bovenaan in het rijtje van bezoek aan culturele voorstellingen en plekken. Bovendien blijkt – als we naar de frequentie van het bezoek kijken – dat naar de film gaan en het bezoeken van een museum bezigheden zijn die men meerdere malen per jaar onderneemt. Vijftienjarigen hebben andere voorkeuren dan Zeeuwen van 16 jaar en ouder. Naar verhouding gaan meer vijftienjarigen naar de film, een toneelvoorstelling en een dance/houseparty.

Voor alle vormen van receptieve cultuurparticipatie geldt dat de bezoekers van voorstellingen en culturele plekken zich onderscheiden van de niet-bezoekers door de afwezigheid van belemmeringen in het dagelijks functioneren.[5] Blijkbaar zijn receptieve cultuurparticipanten mensen die thuis geen belemmeringen in hun functioneren ervaren. Het is een groep die zich gemakkelijk beweegt en mobiel is. Toch zijn er een paar disciplines waar het ervaren van belemmeringen geen rol speelt, namelijk bezoek aan lezing over kunst(geschiedenis), toneelvoorstellingen en concert hafabra.

Actieve cultuurparticipatie

Percentage kunstbeoefenaars dat een discipline in georganiseerd verband beoefent, 2013, bron: SCOOP

Zelf kunstzinnig bezig zijn in de vrije tijd geeft veel plezier en voldoening. Het biedt ontspanning en doet tegelijk een beroep op de eigen creativiteit. Bovendien heeft de amateurkunstbeoefening een sociale component, want een aanzienlijk deel ervan vindt in groepsverband plaats. Zingen, een muziekinstrument bespelen, tekenen/schilderen/grafisch werk en fotografie/film/video zijn de activiteiten die men het meest beoefent. Het zijn ook de activiteiten die meerdere keren per jaar worden beoefend. Veel creatieve hobby’s worden in min of meer georganiseerd verband beoefend. Tussen de 30 en 60% van de Zeeuwen beoefenen hun creatieve hobby in verenigingsverband. De actieve cultuurparticipatie draagt dus een duidelijk sociaal aspect in zich.

Bron: SCOOP, 2009/2011
Bron: SCOOP, 2009/2011

In het landelijke rapport De staat van cultuur uit 2013 wordt een dramatische terugval in de actieve cultuurdeelname gemeld.[6] Deze terugval vindt plaats op alle gebieden van de amateurkunst: het bespelen van een muziekinstrument, zingen, beoefenen van theater en beeldende kunst. De deelname aan harmonieverenigingen en cursussen bij een centrum voor kunsteducatie zijn teruggelopen. Tegelijkertijd zijn de mogelijkheden om online amateurkunst te beoefenen enorm toegenomen. Muzieklessen via YouTube en internetplatforms voor het beoordelen van eigen producten in film, fotografie en het schrijven zijn hier goede voorbeelden van. Nieuwe vormen van digitale kunstbeoefening, zoals gamedesign, zijn daarbij nog buiten beschouwing gelaten.

In Zeeland is de actieve cultuurdeelname slechts licht gedaald. Beoefende in 2009 40% van de Zeeuwen van 16 jaar en ouder tenminste eenmaal per jaar een creatieve hobby, in 2013 was dit 39%. Zowel de actieve als de receptieve cultuurdeelname is sterk gekoppeld aan leeftijd. Vooral in de levensfase intensieve verzorging loopt de cultuurdeelname sterk terug. Het bezoek aan voorstellingen ligt voor plattelandsbewoners iets lager dan voor stadsmensen. Daarbij moet worden aangetekend dat het aanbod van podia en theaters ook vooral in de stedelijke gebieden is geconcentreerd.

Bij de actieve cultuurparticipatie zijn overigens geen verschillen tussen woongebied aan te wijzen. De beoefenaren van creatieve hobby’s zijn in gelijke mate in de onderscheiden woongebieden te vinden. Wel is het zo dat inwoners die tekenen/schilderen/grafisch werk als creatieve hobby hebben wat vaker in het ‘dorpse platteland’ en ‘overig stedelijk’ wonen. Degenen die creatief schrijven of toneel/mime/dans beoefenen wonen vooral in ‘overig stedelijk’. Voor wat betreft de actieve cultuurparticipatie van vijftienjarigen blijft Walcheren enigszins achter bij de andere regio’s, maar ook dit verschil is niet significant. Overigens zijn vijftienjarigen op alle gebieden actiever dan mensen van 16 jaar en ouder. Vijftienjarigen hebben ook andere voorkeuren; ze gaan meer naar de film, een toneelvoorstelling en een dance/houseparty.

Voorts zien we ook bij de actieve cultuurparticipatie dat participanten vaker geen belemmeringen in hun dagelijkse functioneren ervaren, maar de relatie is minder sterk dan bij de receptieve cultuurparticipatie. Een grote uitzondering is het beoefenen van textiele werkvormen. Hier zien we juist veel participanten die licht of sterk belemmerd zijn in hun dagelijkse functioneren. Werken met textiel is een creatieve bezigheid die ook goed te doen is voor mensen die zich normaal gesproken belemmerd voelen in hun dagelijkse functioneren.

Respondenten met een creatieve hobby, de actieve cultuurparticipanten, hebben vaker een lokaal gericht actief netwerk wanneer we ze vergelijken met degenen zonder crea-tieve hobby. Uitzonderingen zijn beoefenaars van tekenen/grafisch werk en toneel/mime/dans (wijder gericht netwerk) en beoefenaars van computerhobby’s (lokaal geïntegreerd passief netwerk).

Culturele podia

Zeeland telt verschillende bioscopen, podia, theaters en musea. Een steekproef onder de Zeeuwse bevolking, daterend uit circa 2009, wijst uit dat tot de best bezochte culturele voorzieningen behoren Cine City en het Arsenaaltheater in Vlissingen, de Stadsschouwburg van Middelburg, theater De Mythe in Goes en het Scheldetheater in Terneuzen. Verder bezoekt een aanzienlijk deel van de Zeeuwse bevolking één van de vele festivals die in Zeeland worden georganiseerd. Een tendens in 2009 was dat meer Zeeuwen een concert voor klassieke muziek (of een koor) bezochten en iets minder Zeeuwen een galerie of atelier.

Onderzoek uit 2013 toont aan dat de meerderheid van de klanten van het Arsenaaltheater, de Stadsschouwburg, de Zeeuwse concertzaal en het Spiegeltheater afkomstig zijn uit Middelburg of Vlissingen. De klanten van de Myrthe of ’t Beest zijn vooral afkomstig uit Goes of overig Zeeland. Opvallend is dat de Zeeuwse Concertzaal en het Arsenaaltheater veel klanten hebben die van buiten Zeeland afkomstig zijn.[7]

Vraag en aanbod op cultuurgebied

Door de jaren heen veranderen de patronen van cultuurparticipatie. Daarbij gaat het niet alleen over het meer of minder populair worden van specifieke genres, maar ook over de manieren waarop mensen hun cultuurdeelname willen beleven. Individualisering en de toenemende rol van digitale media maakt dat de aard van de cultuurbeleving verandert. Dit vraagt van culturele instellingen dat zij steeds alert moeten zijn op de manieren waarop zij hun aanbod vorm geven. Ook moeten zij inzicht hebben in wie hun doelgroepen zijn (de vraagkant) en via welke kanalen deze groepen zijn te bereiken.

Voor wat betreft de verhouding en bijgevolg afstemming van vraag en aanbod blijkt dat cultuurparticipatie ook andere aspecten kent dan de puur culturele. Behalve een sociaal aspect kent cultuurdeelname ook een uitgaansaspect: cultuurbezoekers zijn tevens degenen die uitgaan in andere gelegenheden, zoals discotheek, café of restaurant. Het sterkst geldt dit voor degenen die tenminste één keer per jaar een dance/houseparty hebben bezocht: 46% van hen is regelmatig in de discotheek en 72% in een café te vinden.[8] Deze uitgaanders zijn bovendien intensieve internetgebruikers; hierin onderscheiden zij zich duidelijk van de overige cultuurparticipanten. Hun internetgebruik omvat naast het chatten en e-mailen ook het spelen van spelletjes en het downloaden van films en muziek. De bezoekers van dance/houseparty’s (en in mindere mate die van popconcerten) hebben een leefstijl die wel met urban lifestyle wordt aangeduid.

Auteur

Hans Clement (2015)

Literatuur

Broek, A. van den, Haan, J. de & Huysmans, F., Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars. Trends in cultuurparticipatie en mediagebruik (Den Haag, 2009).

Gorsel, W. van, Sociale atlas Zeeland 2013 (Middelburg, 2013).

Hamersveld, I. van (red.) et al., De staat van cultuur. Lancering cultuurindex Nederland (Amsterdam/Den Haag, 2013).

Schaafsma, K. & Winter, A., Nu is het zaak (Den Haag, 2012).

Smit, A., Sociale Staat van Zeeland. Provinciaal rapport 2009 (Middelburg, 2009).

Somers, N. Themarapport Sociale Staat van Zeeland. Cultuurparticipatie (Middelburg, 2012).

Ibidem, Cultuurparticipatie. Themarapport (Samenvatting) (Middelburg, 2012).

Ibidem & Clement, H., Themarapport cultuurparticipatie – klas 3 voortgezet onderwijs, nr. 2 (Middelburg, 2012).

Wouw, D. van der et al., Staat van Zeeland. Zeeland in tijden van crisis (Middelburg, 2014).

Noten

  1. Het huidige lemma bevat voornamelijk enkele hoofdpunten uit de volgende door SCOOP gepubliceerde en digitaal te raadplegen bronnen: 1) Smit, Sociale Staat van Zeeland. Provinciaal rapport 2009, 2) Somers, N. Themarapport Sociale Staat van Zeeland. Cultuurparticipatie, 3) Somers, Cultuurparticipatie. Themarapport (Samenvatting), 4) Van Gorsel, Sociale atlas Zeeland 2013 en 5) Van der Wouw et al., Staat van Zeeland 2013. Zeeland in tijden van crisis. Feitelijk zijn in het lemma teksten van deze bronnen opgenomen, zowel in geciteerde als in bewerkte vorm.
  2. Vgl. Hamersveld, De staat van cultuur, p. 68.
  3. Ibidem, p. 69. Onder ‘presentatie-instellingen’ kan worden verstaan: “Het circuit van instellingen die een rol spelen in de (beeldende) kunstwereld naast de musea (en zelf geen collectie bezitten of beheren), de galeries en kunstbeurzen (en zelf geen kunst verkopen), kunstopleidingen, curatoren, critici en (vaak jonge) kunstenaars. Te midden van al deze actoren zijn de presentatie-instellingen een belangrijke verbindende schakel. Ze zijn niet gemakkelijk onder één noemer te vangen. Het gaat om een veelvormige verzameling van instellingen die actuele kunst presenteren, opdrachten verlenen aan kunstenaars, debatten organiseren, maatschappelijke en artistieke thema’s (laten) onderzoeken, kunstenaars een residentie bieden, tijdschriften maken, kenniscentrum zijn, een digitaal platform geven aan kunstenaars, educatie bieden, et cetera. In grootte en mate van professionalisering (of ‘geïnstitutionaliseerd’ zijn) verschillen zij sterk. Zij werken vanuit de plek waar zij gevestigd zijn – in steden maar ook op het platteland – waar zij deel uitmaken van de lokale culturele infrastructuur. Tegelijkertijd hebben zij vrijwel altijd een internationale horizon en internationale netwerken. Soms ook presenteren zij beeldende kunst op andere locaties – in Nederland of daarbuiten – of gebruiken zij het internet als platform” (Schaafsma & Winter, Nu is het zaak, p. 7).
  4. Van den Broek et al., Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars, pp. 11, 23, 25, 28, 34, 41, 44 e.v., 48 enzovoort.
  5. Ervaren belemmeringen bij het uitvoeren van dagelijkse bezigheden thuis heeft veel met leeftijd te maken. Van de 80-plussers ervaart 44% sterke belemmeringen; slechts 9,8% ervaart geen belemmeringen.
  6. Hamersveld, De staat van cultuur, p. 69 e.v.
  7. Het Scheldetheater in Terneuzen is buiten beschouwing gebleven, omdat het op een later tijdstip is gaan deelnemen aan het online ticketsysteem en er nog onvoldoende klanten geregistreerd zijn om een vergelijking met de overige theaters te rechtvaardigen.
  8. Cijfers uit 2009 (Sociale Staat van Zeeland).