Verenigingsleven

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
Verenigingsleven
Roeivereniging Honte Middelburg, 1996, Beeldbank Zeeland, Zeeuwse Bibliotheek, recordnr. 16971

Eén van de manieren waarop Zeeuwen hun vrije tijd invullen – naast zaken als vrijwilligerswerk, cultuurleven en uitgaansleven – is het verenigingsleven.[1] Anno 2013 is ongeveer zes op de tien Zeeuwen van 16 jaar en ouder lid van een vereniging. Het verenigingsleven is dus een belangrijke factor in de vrijetijdsbesteding van Zeeuwen, maar het boet wel aan belang in. Bij de vorige meting in 2009 was nog 67% lid van een kerkelijke, culturele of sportvereniging en in 2013 was dit 60%. De sportverenigingen (zie onder) lijken het minste last te hebben van de daling in het lidmaatschap. Uitgezonderd de sportverenigingen en toneel/dansverenigingen worden verenigingen gekenmerkt door vergrijzing. Het belang van kerkelijke verenigingen neemt duidelijk af.

Typen en karakteristieken

Behalve de bekende kerkelijke, culturele en sportverenigingen bestaat er een enorme verscheidenheid aan domeinen waarop het verenigingsleven zich afspeelt, een bonte verzameling die het brede spectrum van het formele en informele Zeeuwse clubleven bestrijkt. Van bridge- tot biljartclubs, lidmaatschap van de vrijwillige brandweer tot EHBO-verenigingen, heemkundige en genealogische verenigingen, computerclubs en duiven-, honden- en paardenclubs, kook- en leesclubs enzovoort.

Ontwikkeling lidmaatschap Zeeuwse verenigingen, 2009-2013, bron: SCOOP
Percentage van de bevolking (16 jaar en ouder) dat lid is van een vereniging, 2013 (bron SCOOP).jpg

De vereniging waar men in 2013 lid van is, ligt minder vaak in de eigen kern of wijk dan in 2009 het geval was. Mensen reizen dus meer om naar hun vereniging toe te gaan. In 2009 lag 51% van de verenigingen waar men lid van was in de eigen kern of wijk; in 2013 was dat 47%. Vooral op het platteland gaat het lidmaatschap van een kerkelijke vereniging vaak samen met het lidmaatschap van een politieke partij, een vrouwenvereniging of een zang-, of muziekvereniging. Veere, Tholen, Reimerswaal, Borsele en Schouwen-Duiveland zijn gemeenten met een relatief hoog percentage inwoners dat lid is van een zang- of muziekvereniging. Het lidmaatschap van sportverenigingen ligt in alle typen woongebied rond de 30%. In de gemeenten Reimerswaal en Sluis, echter, zijn relatief weinig inwoners lid van een sportvereniging: 21% resp. 23%.

Ook jongeren geven aan dat zij minder dan vroeger lid zijn van een vereniging. Zo is het percentage 15-jarigen dat lid is van een sportvereniging teruggelopen van 63% in 2007 naar 61% in 2011. Alleen de voetbalverenigingen kunnen zich in een toenemend ledenaantal verheugen. Het lidmaatschap van een zang-, muziek- of toneelvereniging liep terug van 14% in 2007 naar 11% in 2011.

Als we onderscheiden naar gemeente blijkt dat inwoners van de gemeenten Kapelle en Veere significant vaker dan gemiddeld lid zijn van een vereniging. In Reimerswaal, Sluis en Vlissingen is men significant minder vaak lid.

Sportvereniging

Percentage van de bevolking dat lid is van een sportvereniging (16 jaar en ouder), 2013 (bron SCOOP).jpg
Bron: SCOOP

De betekenis van de sportvereniging in Zeeland is opvallend groot. In 2009 bleken sportverenigingen het populairst te zijn: 31% van de Zeeuwen van 16 jaar en ouder was lid van zo’n vereniging. In 2012 was dat drie op de tien; dit is dus slechts een fractie minder dan in 2009. In de gemeenten Goes, Hulst en Veere ligt het percentage significant hoger; in Reimerswaal en Sluis ligt dit aandeel significant lager. Het aandeel leden van sportverenigingen onder de leeftijdscategorieën van 10 en 15 jaar, vooral onder 10-jarigen, ligt duidelijk hoger dan onder de Zeeuwen van 16 jaar en ouder. Onder de jongeren ligt het lidmaatschap van een sportvereniging in Reimerswaal en Tholen duidelijk lager dan gemiddeld. In Veere ligt het significant hoger.

Gemiddeld besteden Zeeuwen (16 jaar en ouder) 1 uur per week aan lichamelijke inspanning via een sportvereniging. Jongvolwassenen (16-29 jaar) besteden hier gemiddeld 2 uur per week aan. In 2006 gaf 72% van de kinderen in groep 6 van het primair onderwijs aan dat ze lid was van een sportvereniging of -club. Dit is iets minder dan in 2003, toen was dit 77%. Uit landelijk onderzoek (2002/2003) onder 8- tot en met 12-jarigen kwam naar voren dat 77% lid is van een sportvereniging.

Bijna tweederde van de derdeklassers (63%) in het voortgezet onderwijs is anno 2009 lid van een sportvereniging. Dit was iets hoger dan in 2004 (58%). Uit landelijk onderzoek blijkt dat steeds meer mensen gaan sporten, maar dat dit steeds vaker buiten clubverband gebeurt.[2] Sporten die steeds populairder worden, zoals fitness, fietssport, wandelen en hardlopen, lenen zich daar uitstekend voor. Sportverenigingen worden wel minder populair naarmate men ouder wordt.

Kerkelijke vereniging

Precies het omgekeerde is het geval met kerkeijke verenigingen: die worden door ouderen juist des te meer gewaardeerd. In 2009 was 29% van de Zeeuwen van 80 jaar of ouder lid van een dergelijke vereniging. In het algemeen was 18% van de Zeeuwen lid van zo’n vereniging. Voor wat betreft de belangstelling voor kerkelijke verenigingen waren er flinke verschillen naar gemeente. In Reimerswaal en Veere was er duidelijk meer belangstelling en in Hulst en Sluis beduidend minder. In 2013 werd duidelijk dat het lidmaatschap van een kerkelijke vereniging vooral op het platteland vaak samengaat met het lidmaatschap van een politieke partij, een vrouwenvereniging of een zang-, of muziekvereniging.

In oktober 2014 publiceerde de PZC, in het kader van de algehele ontkerkelijking in Nederland, het artikel Meeste Zeeuwen zijn niet kerkelijk. Het artikel is deels op gegevens van onderzoeksbureau SCOOP gebaseerd. Uit die gegevens komt naar voren dat “steeds minder Zeeuwen zich aan een kerk verbonden voelen of daarin actief zijn”.[3] Meer dan de helft van de Zeeuwen erkent, niet tot een kerkgenootschap of religie te behoren. Sinds 2009 is dat aantal met 5% gestegen tot 51% in 2013. Het aantal PKN-aanhangers in Zeeland daalde van 23% naar 19%; het aantal katholieken van 18% naar 16%. Daarentegen steeg het aantal reformatorische gezindten van 8% naar circa 11%.[4]

“Ook het aantal Zeeuwen dat lid is van een kerkelijke vereniging daalde de afgelopen jaren”.[5] In 2009 gaf 17,5% aan lid te zijn van een kerkelijke vereniging. In 2013 was dat gedaald tot 14,5% van de Zeeuwen. Van de mensen die lid zijn van een kerkelijke vereniging is 12% tussen de 16 en 29 jaar, 15% tussen de 30 en 59 jaar, 18% tussen de 60 en 80 jaar en 27% ouder dan 80 jaar. Die laatste getallen vormen een indicatie van het probleem wat de kerk in het algemeen en de kerkelijke verenigingen in het bijzonder op zich af zien komen.

Zeeuwse verenigingstypen, 2013, bron: SCOOP

Auteur

Hans Clement (2015)

Literatuur

Breedveld, K., Kamphuis, C. & Tiessen-Raaphorst, A., Rapportage sport 2008 (Den Haag, 2008).

Gorsel, W. van, Sociale atlas Zeeland 2013 (Middelburg, 2013).

Schrier, R., Meeste Zeeuwen zijn niet kerkelijk, in: PZC, 20-10-2014, pp. 18-19. Ook te vinden op het weblog Monnikenwerk.

Smit, A., Sociale Staat van Zeeland. Provinciaal rapport 2009 (Middelburg, 2009).

Wouw, D. van der et al., Staat van Zeeland. Zeeland in tijden van crisis (Middelburg, 2014).

Noten

  1. Het huidige lemma bevat voornamelijk enkele hoofdpunten uit de volgende door SCOOP gepubliceerde en digitaal te raadplegen bronnen: 1) Smit, Sociale Staat van Zeeland. Provinciaal rapport 2009, 2) Van Gorsel, Sociale atlas Zeeland 2013 en 3) Van der Wouw et al., Staat van Zeeland 2013. Zeeland in tijden van crisis. Feitelijk zijn in het lemma teksten van deze bronnen opgenomen, zowel in geciteerde als in bewerkte vorm.
  2. Vgl. Breedveld, Kamphuis & Tiessen-Raaphorst, Rapportage sport 2008, p. 97.
  3. Schrier, Meeste Zeeuwen zijn niet kerkelijk, p. 18. Ook te vinden op het weblog Monnikenwerk.
  4. Overigens waren in 2009 de antwoord-categorieën uit het bevolkingsonderzoek van SCOOP minder specifiek voor wat betreft (bevindelijk) gereformeerde geloofsrichtingen dan in 2013. In 2013 zijn meer (bevindelijk) gereformeerde geloofsrichtingen opgenomen in de antwoord-categorieën, waardoor minder mensen de categorie ‘anders’ aankruisten. Daardoor kunnen we de percentages van 2009 en 2013 dus niet zomaar vergelijken. Ongeveer 1% verandering valt daaruit te verklaren.
  5. Schrier, Meeste Zeeuwen zijn niet kerkelijk, p. 18.