Mare
Mare (die Maer, Ter Mare, Mara, Maire). |
---|
Verdronken dorp ten noordwesten van Rilland, op de plaats van de huidige Stationsbuurt. Als parochie komt Mare voor op de tiendlijst van 1275-1280. Het behoorde aan het kapittel van Oudmunster te Utrecht. In de kerk waren drie vicarieën gesticht ter ere van de heilige Maria, Nicolaas en een waarvan we de naam niet meer kennen. Op het gebied van Mare stond te Vinkenisse een kapel, gewijd aan St.-Cornelius. In 1530 is de parochie ten onder gegaan. Eerst in 1773, bij de bedijking van de Reigersbergsche polder viel het gebied van dit dorp weer droog. De Mairepolder die in 1694 werd bedijkt, bewaart de herinnering aan het oude Mare. Het gebied van de parochie is aanvankelijk gevoegd bij de (voormalige) gemeente Krabbendijke. In het begin van de 19e eeuw is het grotendeels gevoegd bij de (voormalige) gemeente Bath (later Rilland-Bath). Wapen: Dit is het wapen van Willem Bert hoen van Mare, dat voorkwam op zijn zegel aan een document over de Scheldetollen in1276 (Smallegange, p. 169). Het werd op 31 juli 1817 voor de kort daarna opgeheven ge meente bevestigd. Op de wapenkaart van Smallegange komt voor `Moere' op Zuid-Beveland echter een wapen voor van zwart met een zilveren schildhoofd, waarin een klein gouden schildje met een rode keper.
AUTEUR
S.J.M. Hulsbergen, J.A. Trimpe Burger
LITERATUUR
C. Dekker, Zuid-Beveland. Grijpink, Register op de parochiën. S. Muller Hz., De indeeling van het bisdom. De Nooyer, De Hinkelinge.