Wilhelminapolder, Koninklijke Maatschappij De
Wilhelminapolder, Koninklijke Maatschappij De |
---|
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
Opgericht in 1809 te Wilhelminadorp door eigenaren van gronden in de Wilhelminapolder en de Oost-Bevelandpolder. Toen kochten 24 in hoofdzaak Rotterdamse kooplieden de schorren van Goenje, Hongersdijk en Mosselbank, ongeveer 3300 Bloise gemeten groot, gelegen tussen Wolphaartsdijk en het oost gelegen eilandje Oost-Beveland, voor f 650.000,-. Ondanks moeilijkheden tijdens de Engelse invasie en met de gemeente Goes over veranderingen en verbeteringen van de ontworpen haven en sluis, kwam de indijking in 1809 tot stand en kon reeds in de zomer van 1810 geploegd en met koolzaad bezaaid worden. Het poldertje Oost-Beveland werd nog in 1812 aangekocht, omdat de veiligheid van de Lodewijkspolder (oude naam voor Wilhelminapolder) afhankelijk was van de dijken van Oost-Beveland. In 1819 waren in de polder vijf boerderijen gebouwd. Meestoof, molen, ophaalbrug en twintig huizen voor 120 bewoners waren toen eveneens reeds aanwezig. Over de periode 1814 tot 1913 zijn de bedrijfsresultaten bewerkt en gepubliceerd door drs. J. A. Kuperus in de reeks ‘Historia Agriculturae (VI)', met een inleiding van dr. L.S. Meihuizen. Ook in de Zeeuwse Landbouwgeschiedenis van dr. Bouman zijn vele interessante gegevens over de pioniersrol (drainage, werktuigen, fabricage, kweekwerk, vee- en schapenfokkerij), die de Wilhelminapolder heeft ingenomen, te vinden. Het meest volledig is echter het gedenkboek 1809-1959 over de Wilhelminapolder van dr. J.M.G. van der Poel. De maatschappij wordt thans geleid door een bestuur van vier personen, terwijl de dagelijkse leiding wordt uitgeoefend door een directeur. De maatschappij exploiteert 1265 ha akkerbouwgrond, 45 ha boomgaard en verder weilanden en bosbeplantingen (iepen en populieren). De grond varieert van zavel tot zware klei, die door het voorkomen van grof zand op geringe diepte vrij droogtegevoelig is. Het bedrijf wordt centraal beheerd als een burgerlijke Maatschappij (voor de directeuren zie Van den Bosch, Hinken en Minderhoud). Er zijn een eigen machine-, timmermans-, en schilderswerkplaats, aardappelsorteerinrichting en -koelhuis, graanpakhuis met silo's en schoningsinrichting. De voornaamste gewassen zijn granen, bieten, aardappelen en luzerne. De gronden ten westen van het kanaal naar Goes worden afgewaterd door een gemaal; het ten oosten van het kanaal gelegen land heeft nog een natuurlijke lozing op de Oosterschelde. Vlag: De Koninklijke Maatschappij 'De Wilhelminapolder' heeft een driebanige vlag groen-geel-zwart, met over het midden een baan evenwijdig aan de broek van wit-blauw wit. Op het blauw staat het wapen van de maatschappij. Men verklaart de kleuren al dus; toen de polder in 1809 werd ingedijkt werden de slikken (zwart) met grote kosten (geel) veranderd in vruchtbare akkers (groen). De polder is door een kanaal (wit) in tweeën gesneden.