Ruigten En Struwelen
Ruigten En Struwelen |
---|
Zie dijkvegetatie.
Op diverse plaatsen op de Zeeuwse dijken komen ruigten voor. Dit hangt meestal samen met een verstorende invloed, zoals een plotselinge verandering van het beheer. Soms echter zijn ook de natuurlijke milieufactoren zodanig aan schommelingen onderhevig, dat dit aanleiding geeft tot het ontstaan van ruigten. Vaak gaan daarbij één of enkele plantensoorten sterk domineren. Op relatief vochtige en voedselrijke plaatsen kunnen dat brandnetel of fluitekruid zijn. Ook kleefkruid en zevenblad komen op dergelijke plaatsen veel voor. Ruigtekruiden van drogere grond zijn: bij voet en klis. Plaatselijk kan ook de dauwbraam sterk domineren. Dit wordt gestimuleerd door het regelmatig branden van de vegetatie. Een deel van deze dauwbraamruigte is recent beschreven als een nieuwe planten gemeenschap (Rúbo-origanétum; zie Van Gils & Huits, 1978). Struwelen komen gemakkelijk op extensief beweide dijken tot ontwikkeling. Dit begint met de vestiging van doornige struiken als meidoorn, hondsroos en sleedoorn. In een later stadium vestigen zich hier ook veldiep en zomereik tussen. Met name de iep wordt echter graag door het vee gegeten. Uiteindelijk kunnen deze struwelen zelfs enigszins het karakter van een bosvegetatie krijgen. Kenmerkende soorten zijn o.a. maartsviooltje en koebraam. In Zuid-Beveland komen hier plaatselijk ook bosplanten als boskortsteel, klimop en bosandoorn voor.
Auteur
A.M.M. van Haperen
Literatuur
- Sykora en Sykora-Hendriks, Phytosociological investigation.
- Van Gils en Huits, Inula conyza DC.