Romeinse Tijd

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Romeinse Tijd

Het begin van de Romeinse cultuurperiode in onze streken wordt op historische gronden gesteld in het jaar 57 v.C. (het tweede jaar van het stadhouder schap van Caesar in Gallië), toen de autochtone bevolking van ons land mogelijk voor het eerst in contact is gekomen met Romeinse militairen. De vroegste vondsten van Romeinse oorsprong in Nederland dateren echter niet uit de tijd van de veroveringstochten van Caesar, maar stammen uit de regeringsperiode van keizer Augustus (27 v.C.-14 n.C.). Om praktische redenen laten we de Romeinse tijd voor ons land dan ook aanvangen in de Augusteïsche tijd. De cultuurperiode daar aan voorafgaande, heet IJzertijd Prehistorie). Afhankelijk van de mate van 'romanisatie' zetten allerlei cultuurverschijnselen uit de IJzertijd zich voort in de Romeinse tijd. De vroegste vondsten van Romeinse herkomst in Zeeland munten buiten beschouwing gelaten dateren van kort na het midden van de 1e eeuw. Zij zijn afkomstig uit Koudekerke (W) en van de Oosterscheldeoever op Noord-Beveland. In het begin van onze jaartelling (dus in de Romeinse tijd in absolute zin) was het westen van Zeeland reeds op tal van plaatsen bewoond maar van enige Romeinse invloed was waarschijnlijk toen nog geen sprake. Zeeland water door dit gebied voerde, hetgeen o.a. blijkt uit verscheidene inscripties op te Domburg en nabij Colijnsplaat gevonden Romeinse altaren Nehalennia). Vanuit de (Ooster)scheldemonding stak men blijkbaar over naar Engeland. Een te Domburg gevonden inscriptie luidt in vertaling: `Ten opzichte van de godin Nehalennia is wegens de behouden overkomst van zijn koopwaar M(arcus) Secund( inius) Silvanus, handelaar in aardewerk op Britannia Engeland), zijn gelofte nagekomen, gaarne en met reden'. Voorts zijn van het strand tussen Domburg en Vrouwenpolder tot 1982 tien exemplaren van Romeinse dakpannen bekend, die het stempel dragen van 'de aanhankelijke en getrouwe vloot van Germanië'. Deze Nedergermaanse vloot had zijn thuisbasis te Altenburg bij Keulen. De stempels van de C(lassis) G(ermanicae) P(iae) F(idelis) C.G.P.F. zijn tot nu toe nergens anders in Zeeland aangetroffen. Wel is een fragment van een dergelijk stempel gevonden in een Romeinse nederzetting te Ouddorp (Goeree). Er zijn aanwijzingen dat zich ten noorden van de stad Goedereede een Romeinse versterking heeft bevonden op een plaats die in de 17e eeuw wel werd aangeduid als 'de oude wereld' (waarschijnlijk reeds geheel in zee verdwenen). Een belangrijke plaats zo niet de belangrijkste in Romeins Zeeland was het Zeeuws-Vlaamse Aardenburg. Dit heeft, evenals het bij Oostende (B.) gelegen Oudenburg deel uitgemaakt van een reeks versterkingen langs de kust. Deze vestingen (castella) moesten invallen vanuit zee, zoals die van Chaukische zeerovers sedert 172-174 n.C., voorkomen. Omstreeks 275 n.C. werd Aardenburg verlaten. Dit in tegenstelling tot Oudenburg dat nog in de 4e eeuw als ommuurde vesting van betekenis was. Ook in andere delen van Zeeland schijnt de bewoning in het laatste kwart van de 3e eeuw te zijn afgebroken. Mogelijk liggen hieraan niet alleen politieke oorzaken ten grondslag (o.a. invallen van de Franken), maar speelden tevens ongunstig wordende milieu factoren, zoals verzilting door overstromingen met zeewater, een grote rol (Duinkerke-II-transgressie, bodem). Het einde van de Romeinse tijd in Nederland en dit geldt min of meer theoretisch ook voor Zeeland wordt bepaald door de winter van 406/407 toen vrije Germanen de Romeinse rijksgrens (Limes) definitief door braken. In de periode tussen ca. 75 n.C. en 275 n.C. was Zeeland betrekkelijk dichtbevolkt, vooral de kuststrook. Middelen van bestaan waren landbouw, veeteelt, visserij (visverwerking), zoutwinning en wat handel. Ten zuiden van de Scheldemonding woonden vermoedelijk de Marsaci, wier territorium deel kan hebben uitgemaakt van de civitas der Menapii. Het gebied ten noorden van de rivier wordt wel aan de civitas der Frisiavones toegedacht. De Schelde (Ooster-) is mogelijk de grensrivier geweest tussen de provincies Gallia Belgica en Germania inferior (vgl. de middeleeuwse situatie toen de oude Scheldegeul, het Fael, ter plaatse de grens vormde tussen Zeeland Beoosteren Zeeland Bewester-de-Schelde). Het Nehalenniaheiligdom bij Colijnsplaat heeft waarschijnlijk aan de oever van de Romeinse Schelde gelegen, in of bij de plaats Ganuenta. De naam Ganuenta, duidend op de ligging aan de monding van een rivier, is de enige plaatsnaam in Zeeland die ons uit de Romeinse tijd overgeleverd is. Hij komt voor in een tekst op een van de bij Colijnsplaat op geviste Nehalennia-altaren. Historisch is er over Romeins Zeeland nagenoeg niets bekend. Zie ook geschiedenis, vroege middeleeuwen en oudheidkundig bodemonderzoek.


AUTEUR

J.A. Trimpe Burger

LITERATUUR

Bauwens-Lesenne, Oudheidkundige Repertoria IV. Bogaers, Burgerlijke en militaire nederzettingen, 5-6. Bogaers, Nederlandse gedeelte van de limes, 99-114. Bogaers, Germania Inferior, 228-237. Bogaers en Gysseling, Naam van de godin Nehalennia, 79-85. Bogaers en Gysseline, Nehalennia Gimio, 86-92. Breuer, Romeins Belgie. Bijvanck, Excerpta Romana. Bijvanck, Nederland in den Romeinschen tijd. Van Empel en Pieters, Zeeland. Van Es, De Romeinen in Nederland. Van der Feen, Bewoning van Walcheren tot 1250, 147-160. Hondius-Crone, Temple of Nehalennia. De Laet, Schets van het ontstaan. De Laet en Trimpe Burger, Kroniek van district E. Lambrechts, De streek tussen Noordzee en Schelde. Mertens, Oudenburg en de Vlaamse kustvlakte. Mertens en Van Impe, Grafveld van Oudenburg. Deae Nehalenniae. Stuart e.a., De kerk van Domburg. Trimpe Burger, Oudheidkundig bodemonderzoek in Zeeland, 195-209. Trimpe Burger, Beknopt overzicht. Trimpe Burger, The Island of Zeeland. Van de Weerd, Inleiding tot de Gallo Romeinsche archeologie. Van Werveke, De oudste burchten. Boersma, Roman coins, 65-97. Van den Berg en Hendrikse, Een Romeinse schelpkalkbranderij. Van den Berg en Hendrikse, Nehalenniatempel. J.S. Boersma, The roman coins of Zeeland. A.M. Dumon Tak, Romeinse dakpanscherven. Ovaa, Landschap van Zeeland in de Romeinse tijd.


AFBEELDING

Plaatsen waar op de Zeeuwse en Hollandse eilanden overblijfselen uit de Romeinse tijd zijn aangetroffen. Plaat 1 uit C.A. Rethaan Macaré, 'Verhandelingen over de bij Domburg gevonden Romeinsche, Frankische, Brittannische, Noordsche en andere munten' (Middelburg 1838). Sporen van Romeinse vestingwerken te Aardenburg de toren heeft een diameter van 8.0 m; opgraving R.O.B. 1975. Nehalennia-altaar uit de Oosterschelde bij Colijnsplaat waarop vermeld staat dat een zekere Gimio (een Keltische naam) woonde te Ganuenta; dit is waarschijnlijk de plaats waar het Nehalennia-heiligdom 'van Colijnsplaat' stond.