Ooievaarsbek

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
A
Ooievaarsbek
Zachte ooievaarsbek, bron: Rudolphous, Wikimedia

Ooievaarsbek (Geránium)

Omvangrijk plantengeslacht, behorend tot de ooievaarsbek familie. In Zeeland komen ongeveer zeven soorten in het wild voor. Het meest algemeen zijn ongetwijfeld de zachte ooievaars bek (Geránium mólle), de kleine ooievaarsbek (Geránium pusíllum) en de slipbladige ooievaarsbek (Geránium disséctum).

Zachte ooievaars bek (Geránium mólle),kleine ooievaarsbek (Geránium pusíllum)

De zachte en de kleine ooievaarsbek lijken sterk op elkaar. Beide soorten hebben ronde bladeren en kleine roze rode bloemen. De stengel van de kleine ooievaarsbek heeft echter uitsluitend korte haren en die van de zachte ooievaarsbek zijn zowel kort als lang. Beide soorten komen algemeen voor langs wegen, op dijken, in grasland en op akkers.

Slipbladige ooievaarsbek (Geránium disséctum)

De slipbladige ooievaarsbek heeft veel dieper ingesneden blad dan de beide vorige soorten, terwijl de kelkblaadjes genaaid zijn. Ook deze soort komt in Zeeland algemeen voor op dijken, langs wegen, in graslanden en op akkers. Zij is echter sterker dan de beide vorige soorten aan kleigrond gebonden. In sommige streken, elders in Nederland, is zij dan ook minder algemeen.

Fijne ooievaars bek (Geránium pyrenáicum), beemdooievaars bek (Geránium praténse)

Een landelijk zowel als regionaal zeldzame soort, die sterk op de slipbladige ooievaarsbek lijkt, is de fijne ooievaars bek en de beemdooievaars bek. Deze soorten onderscheiden zich van de hiervoor genoemde door hun grotere bloemen en hun overjarige levenswijze. De Pyrenese en de beemdooievaarsbek komen in Zeeland hier en daar voor in wegbermen. Omdat beide soorten ook wel als tuinplant gekweekt worden is het niet altijd duidelijk of het hier gaat om geheel natuurlijke groeiplaatsen.

Robertskruid (Geránium robertiánum)

Een soort die van alle bovenstaande afwijkt is het robertskruid. De bladen van het robertskruid zijn enigszins hoekig en dubbel geveerd. Kenmerkend zijn ook de afstaande klierharen op de stengel. Deze soort komt in Nederland algemeen voor op beschaduwde humus- en voedselrijke grond, met name in bossen en struwelen. In Zeeland is zij iets minder algemeen. Men vindt haar plaatselijk in oudere bossen en onder heggen. In grote delen van de provincie (bijvoorbeeld polderland van Walcheren) komt zij echter niet of zeer weinig voor.

Auteur

-K.F. Vaas