Karrevelden
Karrevelden |
---|
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
Stukken land nabij inlaagdijken, waar klei werd afgegraven en uitgekard ten behoeve van onderhoud en herstel van de nabij gelegen dijk. Het land werd zo beroofd van de bovengrond (72 m of meer) en ligt daarom ongelijk en drassig. Vanuit de naastliggende inlaag komt overtollig water op de karrevelden. Deze zijn doorsneden met evenwijdige greppels die 10-15 m uit elkaar liggen; achteraan ligt een afwateringssloot. Karrevelden treft men vooral aan achter de inlagen langs de Oosterschelde op Noord-Beveland en Schouwen. Inlagen en karrevelden stonden in het verleden in een kwade reuk. Ze werden beschouwd als een 'natte en slijmerige' bron van moeraskoorts (malaria). Thans waardeert men ze juist en worden ze aangewezen als natuurmonument. In verband met zoute kwel vanuit de Oosterschelde zijn de karrevelden begroeid met schorreplanten, waarvan het zeekraal in de nazomer fraai rood kleurt. Steltlopers als kluten en tureluurs vinden er een broedplaats. Soms laat men er wat schapen of slachtvee grazen. Inlaag, inlaagdijk en karrevelden kan men landschappelijk als een eenheid zien.
AUTEUR
AFBEELDING
Karrevelden ontstaan als de kleilaag voor dijkonderhoud wordt weggegraven en kwel het land onder water zet.