Jan Jacob Brahé
Jan Jacob Brahé | |
---|---|
Titelblad van Vlissings eeuw-vreugde, geschreven door Jan Jacob Brahé (1773), foto, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 146904 | |
Geboren | 13 november 1726 Delft |
Overleden | 5 juli 1776 Vlissingen |
Beroep | predikant |
VIAF | J.J. Brahé |
Opleiding en pamflettenstrijd met Pieter Boddaert
Brahé doorliep de latijnse- en illustere school te Amsterdam, waarna hij theologie studeerde te Utrecht. Op 12 september 1751 werd hij naar Vlissingen beroepen en daar op 9 januari 1752 bevestigd. Toen in 1758 uit de classis van Monsjou bedenkingen kwamen tegen het eerste der Walcherse artikelen schreef hij: Aanmerkingen over de vijf Walcherse artikelen (Middelburg 1758) gevolgd door een Brief ter opening van de geschiedenis der geschillen wegens zijn boek over de vijf Walcherse artikelen (Utrecht 1758). Hij stelde dat de rechtvaardiging ging vóór het geloof, dat het geloof alleen een middel was waardoor men van de rechtvaardiging verzekerd was. Deze opvatting werd onder meer bestreden door de griffier der admiraliteit, Pieter Boddaert, in het geschrift: Wolken van getuigen voor de leer der rechtvaardiging door en uit het geloof (Amsterdam 1759), waarop Brahé repliceerde met: Wolke van getuigen voor de leer der rechtvaardigmaking (1759), vervolgens Boddaert met: Ledige verdediging der Wolke van getuigen (Middelburg 1759), wat Brahé weer deed reageren met een Proeve van aanmerkingen op de Wolke van getuigen enz. (Middelburg 1759). Ook Holtius, zijn oom, mengde zich zowel in deze zaak, als in die tegen de Middelburgse predikant August van der Sloot, naar aanleiding van Brahé's Noodige verdediging van waarheit en leere tegen ds. A. van der Sloot (Middelburg 1760). De classis stelde Brahé 3 september 1761 in het gelijk, waardoor de gemoederen zo hoog oplaaiden dat de Staten van Zeeland de zaak per resolutie onderdrukten (18 september 1761).
Zeeuwsch genootschap der wetenschappen
Brahé behoorde tot de poëzie-liefhebbers (zijn eigen verzen zijn waardeloos), die in 1753 te Vlissingen het genootschap 'Tenues conamur grandia' oprichtten en is een der stichters van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, door de Staten van Zeeland op 20 maart 1769 bekrachtigd. Samen met Is. Winkelman en J. Tjeenk vormde hij het eerste bestuur. In het eerste deel der ‘Verhandelingen’ (Middelburg 1769) vindt men zijn: ‘Salomo's Kroonregt verdedigt; en Adonia, Abjathar en Jacob wegens hoogverraad gestraft’ (blz. 209-292). Grote bekendheid verwierf hij met zijn 'Kerkelijke redevoering ter gelegenheid van het tweede eeuwgetijde der Vlissingsche vrijheid’ (Vlissingen 1773). In oktober 1775 werd hij getroffen door een beroerte en vroeg emeritaat, wat hem op 27 juni 1776 verleend werd.
Bibliografie
- De kerklust van Vlissingen vertroost door 't herbouwen en inwyden van haar' afgebranden tempel: ter gelegenheid, dat de weleerwaarde, godzalige en zeer geleerde heer Matthias van Dam, oudste herder en leeraar in de bloeijende gemeente dier stad, de vernieuwde Oostkerk plechtig inzegende op den 15 van Wynmaand 1752 (Middelburg, 1752).
- Aanmerkingen over de Vyf Walchersche Artikelen, welke beneffens de gewoone Formulieren van Eenigheid in die E. Classis ondertekend worden, tot bevordering van waarheid en eendracht (Middelburg, 1758).
- Nodige verdediging van waarheid en eere, tegen den ongevoeglyken handel, dien het den wel-eerw. heer D. A. van der Sloot gelust heeft te houden, in zyn Vierde en Vyfde vertoog, aan de wel-eerw. classis van Walcheren (Middelburg, 1760).
- Proeve van aanmerkingen op de wolke van getuigen en hare zedige verdediging. Mitsgaders de wolk van getuigen voor de leere der rechtvaardiging uit en door het geloof ... (Middelburg, 1760).
- Nodige verdediging van waarheid en eere, tegen den ongevoeglyken handel, dien het den wel-eerw. heer D. A. van der Sloot gelust heeft te houden, in zyn Vierde en Vyfde vertoog, aan de wel-eerw. classis van Walcheren (Middelburg, 1760).
- Memorie aan de weleerwaarde classis van Walcheren, nopens het zesde vertoog van D: A. van der Sloot (Middelburg, 1761).
- Ethans onderwyzinge in den negenentachtigsten Psalm, geopend en verklaard (Amsterdam, 1765).
- Lijkzang op het overlijden van den weledelgestrengen heere Jan Guépin, in zijn weledelgestrengen leven schepen en raad der stad Vlissingen op den 14 van zomermaand 1766 (S.l., (1766))
- Lykrede over Joh. XI. 11 (eerste deel) op het zalig afsterven van den weleerwaarden godzaligen en zeer geleerden heere Gerhardus Schortinghuis, in deszelfs leven herder en leeraar in Gods gemeente te Koudekerk in Walcheren.; Aldaar uitgesproken op den XXIX. van slachtmaand MDCCLXVII. (Middelburg, 1768).
- Lijkzang op het overlijden van den weledelen gestrengen heere Jan Guepin, in leven schepen en raad der stad Vlissingen, binnen Vlissingen op den 14 van zomermaand 1766 (S.l., (1768)).
- 'Salomo's Kroonregt verdedigt; en Adonia, Abjathar en Jacob wegens hoogverraad gestraft', in: Verhandelingen van het Zeeuwsch Genootschap (1769) 209-292.
- Kerkelyke redenvoering, ter gelegenheid van het tweede eeuwgetyde der Vlissingsche vryheid (Vlissingen, 1772)
- Vlissings eeuw-vreugde, op den twee-honderdsten geboortedag harer vrijheid, den VI. van grasmaand MDCCLXXII (Vlissingen, 1773).
Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984
Auteur
L. Hageman, herz. J. Francke, 2016
Literatuur
- Navorscher LIII (1903) 493, 497; LV (1905) 540.
- Nagtglas Levensberichten.
- Nederlandsche leeuw XXII (1904), 229, 231, 233, 269.
- N.N.B.W. I.