Hendrik Albert van Dalsum

Uit Wiki ZB
Ga naar: navigatie, zoeken
Hendrik Albert van Dalsum
Dalsum.jpg
Geboren 20 juni 1868 Haarlem
Overleden 26 november 1944 Hulst
Beroep notaris
VIAF H.A. van Dalsum

Notaris en liberaal-socialistische katholiek

Hendrik Albert van Dalsum werd in 1889 kandidaat-notaris te Arnhem. Naast het notariaat zette hij zich in Arnhem als toegewijd vrijwilliger van de St. Vinventiusvereniging in voor de armen. Zijn speciale aandacht ging uit naar de weeskinderen. Zo was hij zelf voogd over meerdere kinderen en in die hoedanigheid een pleitbezorger van goed ingerichte ambachtsscholen als een vakopleiding voor deze kinderen. Te Hulst was hij notaris van 1903 tot 1944. Hier en in de regio werkte hij aan de oprichting van vakverenigingen voor landarbeiders en kleine boeren. Om hen meer economische onafhankelijkheid te geven richtte hij in Oost-Zeeuws-Vlaanderen dertien coöperatieve boerenleenbanken op, die hij aanmeldde bij de liberale Algemene Centrale in Utrecht, niet bij de katholieke Centrale in Eindhoven. Zijn keuze voor Utrecht was duidelijk: hoewel katholiek, was hij gekant tegen confessionele politiek en confessionele partijvorming. Of deze nu protestants of katholiek of socialistisch gekleurd was. Confessionele politiek liet zich in zijn ogen altijd in met een persoonlijk of partijgebonden machtsstreven. In zijn ogen in strijd met het evangelie en vaak een verduistering van de blijde boodschap. Tussen 1903 en 1914 verkoos hij een eenzame en daarom ongekende en gewaagde maatschappelijke positie midden in een Nederlandse samenleving die al een protestantse en socialistische ‘verzuiling’ kende en nu vooral te maken kreeg met een nakomende, maar fel opzettende katholieke emancipatiebeweging. Deze katholieke emancipatiestrijd bereikte tijdens zijn notariaat een hoogtepunt. Door zijn opstelling in die jaren kwam zijn wrijving met de katholieke Kiesverenigingen, veelal bestaande uit katholieke notabelen zoals grote boeren, landeigenaren en de nouveau riche, behorend bij het warenhuis, snel tot een kookpunt. Zijn tegenstanders trachtten door een maatschappelijk, politiek en notarieel cordon sanitaire hem volledig te isoleren. Maatschappelijk, door valse aanklachten bij het Openbaar Ministerie neer te leggen. Politiek, door hem uit te sluiten van kieslijsten, het opkopen van De Zeeuwse Koerier waarvan hij jaren het boegbeeld was, en bijvoorbeeld ook door het boycotten van het notariskantoor. Notarieel, door bij de Broederschap van Notarissen en Kandidaat-Notarissen in Middelburg heimelijk klachten over de wijze waarop hij zijn ambt vormgaf, neer te leggen. Dit laatste mislukte overigens. Van Dalsum werd door het landelijk bestuur van de Broederschap onder leiding van prof.mr. Treub volledig in het gelijk gesteld en gerehabiliteerd. Maar de andere pogingen slaagden in hun opzet. De boycot van zijn kantoor bracht hem tot grote armoede. Om zijn tegenstem te laten horen, zette hij een eigen krant op: De Volkswil. De financiering ervan was mogelijk uit de nalatenschap van zijn vader die voor hem het toonbeeld van rechtvaardigheid was. Bisschop Petrus Leijten van Breda veroordeelde het blad meteen en liet er antireclame voor voeren. Na negentien nummers werd het zelfs veroordeeld. In toenemende mate vereenzaamd en wat verbitterd, bepleitte Van Dalsum in zijn krant de noodzaak van scheiding van burgerlijk en geestelijk gezag. Hij voelde zich gedrongen om een betere christelijke maatschappij op te bouwen, gebouwd op rechtvaardigheid en met een sterk sociale inslag. Christenen moesten in zijn ogen de moderne tijd omarmen in plaats van hem veroordelen. In een in 1912 verschenen brochure betoogde hij dat de beginselen van de Franse revolutie niet strijdig waren met die van het evangelie, integendeel.[1] De brochure genoot het voorrecht op de Vaticaanse Index Librorum Prohibitorum, de lijst van voor katholieken verboden boeken, geplaatst te worden. Eenmaal door Rome veroordeeld en buiten de kerk gesloten (juni 1913), geraakte de notaris in een volledig isolement. Door de bisschop van Breda werd hij bestempeld als 'erger dan socialistisch'. Daarmee werd Van Dalsum ook door de katholieke wereld buitengesloten.

Van de Volkswil naar het Natuurrecht

Uitgave van de krant Natuurrecht uit 1915, bron: ZB, Krantenbank Zeeland

In 1915 merkt Van Dalsum in De Volkswil op dat het goed zou zijn om de grens met België te verleggen naar de Schelde. Dit viel verkeerd in politieke kringen. Op 15 januari 1915 verbood het Territoriaal Militair Gezag in Zeeland het drukken, uitgeven, verspreiden en aanplakken of in de handel brengen van de Volkswil. Het blad zou de neutraliteit schenden. De laatste nummers van zijn krant verschenen als het Natuurrecht. Het eerste nummer al meteen op 23 januari 1915. Het was opmaat voor een reeks bespiegelingen over het natuurrecht[2] waarover Van Dalsum altijd al had willen publiceren. Zoals vele katholieke intellectuelen van zijn tijd werd Van Dalsum sterk door het neothomisme beïnvloed. Ook zijn voortdurende belangstelling voor de predestinatieleer, zoals verwoord door Benigne Bossuet,[3] valt daaruit te verklaren. De uitgave van het Natuurrecht bleek geen lang leven beschoren. Door geldgebrek moest Van Dalsum twee maanden na de eerste uitgave zijn klerk ontslaan. Dit betekende ook het einde van zijn krant, tot spijt van de lezersschare. H. den Engelsman uit Middelburg dichtte:
Gij die voor vrijheid strijdt,
daaraan uw leven wijdt,
blijf ons nog lang gespaard,
En pluk reeds hier op aard,
de vruchten van uw werk.

Invloed en inspiratie

In woord en geschrift bleek Van Dalsum sterk beïnvloed door de ‘abbés démocrates’[4], democratische geestelijken die vooral in de textielsteden van Noord-Frankrijk en België veel navolgers kenden, zoals Jules Auguste Lemire, de latere burgemeester van Hazebroeck en vicevoorzitter van de Assemblée Nationale. In België bewonderde hij katholieke sociaal hervormers als de gebroeders Pieter en Adolf Daens in Aalst en Florimond Fonteyne in Brugge. Allen kregen problemen met het burgerlijk en kerkelijk gezag, Met verschillende van hen onderhield hij persoonlijke contacten. Onderling werden krantenartikelen uitgewisseld. Verder kende hij de sociologische en maatschappijgerichte theologische geschriften van Paul Antoine Naudet, redacteur van La Justice Sociale en docent sociale wetenschappen in Lille en Parijs. Ook las hij werk van de dominicaan Gayraud: Les Démocrates Chrétiens (1899). Zeer inspirerend voor hem waren de rondzendbrief van paus Leo XIII Rerum Novarum, (1891) en diens rondzendbrief over het sociale vraagstuk Graves de communi re (1901), getuige de vele citaten en aantekeningen van Troelstra en Jan Holland neergeschreven in de kantlijn en tekst. Dat wil niet zeggen dat Van Dalsum rechtuit socialist was en tot gewelddadige revolutie opriep. Integendeel, hij respecteerde de standenmaatschappij (zoals ook Rerum Novarum deed) maar dacht dat de ‘sociale kwestie’ opgelost kon worden wanneer iedereen op eigen plaats strikt rechtvaardig zou handelen. Bovenal bleef Van Dalsum een diep gelovig man die de uitdagingen van de nieuwe tijd beschouwde als een goede kans voor een nieuwe en rechtvaardiger christelijke samenleving. Omdat hij de traditionele katholieke sociale leer in zijn tijd op een geheel andere wijze vorm wilde geven, zou men hem met recht een “andere katholiek” kunnen noemen.[5] Typerend voor zijn optreden was dat hij zijn notarisambt zag als een leengoed van God, dat hij in het belang van het welzijn van de medemens zo goed mogelijk diende waar te nemen. Iedereen heeft in het leven een eigen plaats, door God gegeven. Ook in die zin was hij volgeling van de theoloog en godsdienstfilosoof Thomas van Aquino (1225-1274). Hoezeer de kleine middenstanders en landarbeiders hem dankbaar waren, bleek uit brieven in zijn krant en uit de verhalen (oral history) van een vorige generatie bewoners van Hulst en het Land van Hulst. Voor zijn inzet voor de minderbedeelden in de stad en regio, besloot het gemeentebestuur van Hulst in het voorjaar van 2019 een plein naar hem te vernoemen.

Werkzaamheden

In het maatschappelijk leven

  • 1887-1889 Kantoorbediende in Haarlem; hij begint bij prof. mr. Treub zijn studie notarieel recht en slaagt binnen anderhalf jaar voor het notarieel staatsexamen.
  • 1889 kandidaat-notaris te Arnhem.
  • 1900-1908 lid van de Klarenbeekse Club, een discussiegroep van katholieke intellectuelen, literatoren en kunstenaars uit het land die zich in Arnhem (hotel Klarenbeek) vooral bogen over de katholieke sociale leer.
  • 1903 -1944 notaris te Hulst (eervol ontslag).
  • 1903-1904 initiatiefnemer van de oprichting van vakliedenverenigingen, boerenbonden en dertien boerenleenbanken in Oost-Zeeuws-Vlaanderen.
  • 1903-1908 boegbeeld en medewerker van De Zeeuwse Koerier en Het Hulsterblad.
  • 1910-1915 redacteur en uitgever van De Volkswil.
  • 1912 Zijn belangrijkste publicatie verschijnt: Er is geene tegenstelling tusschen de beginselen van de Franse Revolutie en die van het Evangelie (1912). Door kringen rond bisschop van Breda werd hij vanwege de inhoud aangeklaagd bij het Vaticaan. De brochure kwam op de lijst van verboden boeken en de auteur werd geëxcommuniceerd.[6] De neergang van zijn notariskantoor volgde snel.
  • 1915 (jan-mrt) redacteur en uitgever van Het Natuurrecht.
  • 1937 huwelijk met Emerentia Zaman.

In het politieke leven

  • 1907 verliest ‘als onafhankelijk katholiek’ de verkiezingen voor de Provinciale Staten van Zeeland
  • 1905-1915, 1923-1925 lid van de gemeenteraad van Hulst.
  • 1910-1915, 1931-1934 als ‘onafhankelijk katholiek’ lid van de Provinciale Staten van Zeeland.
  • 1922 verliest bij de Tweede Kamerverkiezingen als kandidaat van de Nederlandse Bond van Belastingbetalers
  • 1933 verliest bij de Tweede Kamerverkiezingen als kandidaat van het Verbond van Nationalisten
  • 1934 verlaat de Provinciale Staten van Zeeland.

Bibliografie

Auteur

-A.C.F. Koch, herzien Johan Francke (2013), herzien J. de Kort (2019).

Literatuur

Noten

  1. Er is geene tegenstelling tusschen de beginselen van de Fransche Revolutie en die van het Evangelie (1912).
  2. ‘Natuurrecht’ staat voor een abstractie, een verzamelnaam waaronder alle soorten recht vallen. Voor deze filosofische en theologische visie gaf Thomas van Aquino de aanzet. Volgens hem moet de wereld in al haar verschijningsvormen worden beschouwd als behorend tot Gods scheppingsorde of rechtsorde. Deze filosofie wordt, naar Thomas, het thomisme genoemd. In de loop der eeuwen werden deze zienswijze en het begrip natuurrecht verder ontwikkeld. In de 19de en begin 20ste eeuw was er een grote opleving van het thomisme, vooral binnen de Rooms Katholieke Kerk in België en Frankrijk. De studie van de leer van Thomas werd door Rome en de Katholieke Universiteit van Leuven in het bijzonder aanbevolen als antwoord op een aantal moderne ontwikkelingen en zienswijzen.
  3. J-B Bossuet, Sermon sur la Providence en Discours sur l’Histoire universelle.
  4. Jean-Marie Mayeur,’ Les abbés démocrates’, in:, Revue du Nord (1991), 290-291 en 237-249.
  5. Zoals in P. Luykx, Andere katholieken (2001).
  6. H. A. van Dalsum, Non vi é contrasto tra I principi della rivoluzione francesi e quelli del Vangelo, Votum Janssens (1913), ACDE Sacra Congregatio Indicis, ACDE PROTOCOLLI, nr. 121 S.C. Indicis (11 pagina’s in het Italiaans en Nederlands, geen jaartal).