Hulst

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Hulst

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


Gemeente in Oost Zeeuws-Vlaanderen; 13871 ha; 18609 inwoners (1981), van wie 9402 in de stad Hulst zelf. Tot de gemeente Hulst behoren sedert de gemeentelijke herindeling op 1 april 1970 de volgende dorpen en buurtschappen: Absdale, Boerenmagazijn, Clinge, Drie Hoefijzers, Duivenhoek (Duivenshoek), Emmadorp,*Graauw, Halfeind, Hazelarenhoek, Heikant (gedeeltelijk), 't Hoekje, Het Jagertje,*Kapellebrug, De Kauter of Nieuw-Namen, Krabbenhoek, Kruispolderhaven, Langendam, Oudekaai, Oudemolen, De Paal, Patrijzenhoek, Prosperdorp, De Raap, Roskam, Roversberg, Scheldevaarthoek of Schelfboutshoek, Schuddebeurs,*Sint-Jansteen, Statenboom of Half End, Tivoli, De Tragel, Zandberg en Zeegat. Volgens toponymisten ontleent Hulst haar naam aan de in vroeger tijden in de bossen van het Hulsterambacht en het Waasland veel voorkomende hulststruik /1/ex). Hulst is een oudevestingstad. De wallen en grachten uit 1618 bepalen grotendeels het karakter van de plaats, welke kan bogen op een rijke geschiedenis en op het bezit van mooie en goed bewaarde historische monumenten. Het monumentale van de stad, maar vooral ook de gezellige sfeer die er heerst, trekt dagelijks talloze bezoekers, in het bijzonder uit het nabij gelegen België. Naast toerisme vormen handel en textielnijverheid een belangrijke bron van bestaan. Hulst fungeert bovendien als koopcentrum voor Oost Zeeuws-Vlaanderen. In 1980 vierde Hulst haar 800 jarig bestaan met tal van festiviteiten. In bepaalde jaren trekt door de Reinaert stad Hulst een fraaie folkloristische optocht, de Reinaertstoet' Reinaard de Vos).

Wapen: Het oudste zegel van Hulst, dat al uit 1226 bekend is, vertoont de stadspatroon St.-Willibrord. Op een zegel uit 1499 komt een gekroonde klimmende leeuw voor, die nog steeds het wapen van de stad siert. Het is de zwarte leeuw, op gouden veld, van Vlaanderen. Sinds de 16e eeuw komen de hulsttakken voor, die een woordspeling vormen op de plaatsnaam. Bij de wapenbevestiging van 1817 werd de leeuw rood, een duidelijke vergissing die in 1950 werd hersteld. Toen kreeg Hulst ook het recht om de keizerskroon te voeren, vanwege de goede verhouding die de stad eertijds had met Keizer Maximiliaan van Oostenrijk. Hulst voerde daarom ook vanouds de keizerlijke adelaar op de stadhuistoren. Na de gemeentelijke herindeling werd dit wapen bij KB van 30 juni 1970 opnieuw verleend.

Vlag: De vlag van Hulst, die geheel overeenkomt met het wapenschild, werd bij gemeenteraadsbesluit van 22 juni 1956 ingesteld en op 25 juni 1970 opnieuw bevestigd voor de grotere gemeente.

Varia: Weekmarkt op maandag van 9.00 17.00 uur en donderdagnamiddag. Kermis op zaterdae voorafgaande aan de laatste zondag voor Pinksteren t.m. dinsdag daarop volgend en voorts op zaterdag vóór de eerste maandag in oktober t.m. dinsdag daarop volgend.

Monumenten: De vestingwerken: In de 80-jarige oorlog speelde Hulst een belangrijke rol in de strijd tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. Mede op last van de Aartshertogen Isabella en Albertus van Oostenrijk werden tussen 1615 en 1621 de stadswallen aangelegd die een beschermende ring rond de stad vormden. Met de aangelegde bastions, ravelijnen, contrescarpen en glacis leek Hulst een onneembare vesting te zijn geworden. In de vijftiger jaren van deze eeuw zijn de vestingwerken geheel gereconstrueerd, de vestinggracht is uitgediept en het geheel is toegankelijk gemaakt voor het publiek. De aangelegde wandelpaden bovenop en aan de voet van de wallen, geven de wandelaar een 3,5 km-lange voettocht met fraaie uitzichten op de binnenstad.

De Keldermanspoort: Bij het beleg van Hulst in 1596 door Albertus van Oostenrijk werd de in 1506 gebouwde dubbele land- en waterpoort, ook wel de 'Oude' of `Dubbele Poort' genaamd, voor een groot gedeelte verwoest. Deze sterke poort, onderdeel van een keten van stadspoorten en -muren, werd zo grondig vernield dat men het niet de moeite waard vond de restanten af te breken. De geheel ingegraven overblijfselen werden in het midden van deze eeuw ontdekt en

spoedig daarna geconserveerd. Het stadhuis: Het gebouw aan de Markt is in de periode 1528-1534 opgetrokken op de grondvesten van de in 1485 door brand vernielde gotische `Halte'. Laureyns Keldermans was bouwmeester, de Hulster meester Willem van Sassen en de timmerman Michiel Jacobsz voerden het werk uit. De toren werd in 1547 voltooid. Deze draagt een dubbele gouden adelaar, door Maximiliaan van Oostenrijk geschonken. Het stadhuis werd in 1949 gerestaureerd door G.J. Sturm en H. de Lussanet de la Sablonière. In het stadhuis bevinden zich o.a. de raadzaal met een schilderij van Cornelis de Vos 'Gezicht op Hulst' uit 1628, de burgerzaal en de trouwzaal, met een drieluik `De Gerechtigheid' van Jacob Jordaens. De basiliek van St.-Willibrord: De bouw van de oorspronkelijke kerk van Hulst ligt rond het jaar 1200. Van de eerste kerk zijn slechts de vier zware torenpilaren en enkele fragmenten van het oude transept overgebleven. Haar huidige vorm in Brabantse laat-gotische stijl kreeg de kerk in de jaren van herbouw na de grote brand van 1468. Het koor is gebouwd door mr. Everaert Spoorwater van Antwerpen en Reynier van Ympeghem. Andere beroemde bouwmeesters die aan de kerk gewerkt hebben zijn: Matthys Keldermans, Herman en Dominicus den Waghemakere en Laureyns Keldermans. De laatste torenspits is in 1958 aangebracht, nadat de vorige in 1944 door granaatvuur getroffen was. In de toren bevindt zich een carillon met een automatisch speelwerk. In de kerk bevinden zich nog vele fraaie grafzerken uit de 16e, 17e en 18e eeuw. Tussen 1645 en 1807 was de kerk niet in katholieke handen. Van 1807 tot 1930 was het gebouw simultaan kerk, waarna in 1930 restauratie volgde. Vanaf dat jaar is de kerk weer geheel beschikbaar voor de katholieke eredienst. De basiliek herbergt een fraai orgel van Frans-Vlaamse bouwkunst. Het oorspronkelijke instrument is een werkstuk van Loys Isoré uit de jaren 1610-1612. Gedeelten van dit oorspronkelijke 17e-eeuwse orgel werden bij de restauratie in 1971 op het 1e manuaal gebracht; daarbij werd een gedeelte van de originele doublette geplaatst in een nieuw 2e manuaal. Een onafhankelijk pedale vormt het sluitstuk van de restauratie. In de zomermaanden worden op verschillende vrijdagavonden orgelconcerten gegeven. De stadspoorten: Aan de zuidelijke ingang van Hulst bevindt zich de Gentse Poort. Aan de landzijde is deze versierd met hardstenen pilasters, waarboven trofeeën, die het wapen van de Generaliteit flankeren. In zijn huidige vorm dateert de poort uit 1780. De Graauwse of Bagijne Poort vindt men aan de oostzijde van de stad. Een opschrift op een hardstenen architraaf aan de landzijde zegt ons dat deze poort gesticht is door burgemeester Benjamin de Beaufort in 1704. De Dubbele Poort aan de noordzijde had oorspronkelijk een enkelvoudige doorgang en werd in 1620 gebouwd. In 1771 werd hij verbouwd en om verkeerstechnische redenen in 1932 nogmaals. Tot in het jaar 1845 werden de poorten 's avonds met zware deuren gesloten. Reinaert de Vos: Wie aan de zuidzijde de stad nadert, ziet nabij de Gentse Poort het monument van Reinaert de Vos. Dit beeld werd in 1938 ontworpen door de Antwerpenaar A. Damen en door het toenmalige Reinaertcomité aan het stadsbestuur geschonken. De Reinaertfiguur uit het middeleeuwse dierenepos was reeds met Hulst verbonden; thans herinneren nog vele reinaertaanduidingen in de stad aan dit beroemde verhaal. Het Landshuis: Een der stijlvolste gebouwen in Hulst is zeker het Landshuis aan de Steenstraat 20. Het was vanaf de middeleeuwen tot in de Franse tijd het regerings- en gerechtsgebouw van de magistraat van Hulster Ambacht. Het gebouw zoals het er thans staat, is opgetrokken in 1655; de gevel met zijn fraaie middenpartij in Lodewijk-XlVe stijl, dateert uit het begin van de 18e eeuw. In dit gebouw is o.a. het Arbeidsbureau gevestigd. Het pand Steenstraat 28: Het grote huis aan de Steenstraat met zijn merkwaardige laat middeleeuwse traptoren, was mogelijk het Gravensteen, de gevangenis van de vertegenwoordiger van de Vlaamse graaf in Hulst. Dit 'Steen' werd in de 15e eeuw bewoond door de Lombarden, de eerste geldwisselaars en bankiers. In de 16e eeuw behoorde het toe aan de adellijke familie Van Steenlandt. Toen de Geuzen in 1574 in Zande Kloosterzande) de uithof van de cisterciënzers verwoestten en het op het platteland te onrustig werd, kochten de monniken van Ter Duinen het oude 'Steen' en richtten het in tot refugium. Na de inname van Hulst in 1645 door Frederik Hendrik werden alle bezittingen van de abdij van Duinen in het Land van Hulst in beslag genomen en ook het refugium aan de Steenstraat. Aangezien deze eigendommen aan de Prins van Oranje toekwamen, noemde men dit ook wel het Prinsenhuis. Thans is het eigendom van de gemeente Hulst. Sedert het gereedkomen van de restauratie in 1978 heeft de Oudheidkundige Kring 'De Vier Ambachten' het gebouw ingericht als streekmuseum, officieel in gebruikgenomen op 21 april 1979. Het museum geeft o.a. een zeer goed gedocumenteerd overzicht van de geschiedenis van Oost Zeeuws-Vlaanderen, in het bijzonder Hulst en het Land van Hulst.

Het Hof van Baudeloo: Vanaf de wallen vallen in het stadsbeeld het aardige laat-middeleeuwse torentje en de twee trapgevels op van het Hof van Baudeloo, thans een school- en kloostercomplex. Het was reeds in de 13e eeuw het refugium van de abdij van Baudeloo. Het moet een voornaam bezit zijn geweest, want verscheidene vorsten vonden het waardig genoeg om er een tijdlang in te verblijven. Lodewijk van Male, Graaf van Vlaanderen, logeerde er in de dagen voor kerstmis 1350. Maximiliaan van Oostenrijk verbleef er in de jaren 1487-1488. Philips de Schone logeerde er tijdens een jachtpartij in 1497 en zowel Karel V als Philips II namen er eveneens hun intrek. Het traptorentje is nog in goede staat. De achtkantige bovenbouw is overkraagd met een uit laat gotische spitsboogjes bestaand hoogfries. De korenmolen 'De Stadmolen' op het bolwerk stamt uit 1792 en is een ronde, licht getailleerde stenen bovenkruier met schuin geschoorde stelling.

Op het 's Gravenhofplein staat sedert 22 december 1981 een monument ter herinnering aan de viering Hulst 800 jaar stad. Het stalen monument (afm. 2 bij 5 m) stelt het vignet voor dat door Jan Colsen werd ontworpen ter gelegenheid van de feestviering.

Geschiedenis: Vanaf het jaar 1108, waarin bisschop Burchard san Utrecht de 'Capellu m de Hulst' aan het kapittel van St.-Salvator schenkt, kunnen we aan de hand van oorkonden, rekeningen en andere archivaliën uit het rijke stadsarchief de geschiedenis van Hulst op de voet volgen. In 1108 was er in Hulst nog slechts één kapel; ze behoorde aan het kapittel van Oud Munster te Utrecht. Deze kapel was aan St.-Pieter gewijd en stond waarschijnlijk op de hoek van de Vlasmarkt en de Overdam. In de loop van de 1 2e eeuw zal Hulst een zelfstandige parochie zijn geworden. Oorspronkelijk behoorde een groot deel van het land in de omgeving tot haar gebied. Bij Clinge reikte het tot over de tegenwoordige grens. St.-Jansteen behoorde er niet hij, maar wel de St.-Georgiuskapel te Kapellebrug. In het tegenwoordige Belgische Clinge, aan het eind van de Stationsstraat, stond de kapel van de H. Maagd, de kapel Ter Eecken of in't Schorre. Voorts is er te Hulst nog een St.Catharinakapel geweest, waarvan de ligging onbekend is. De kapellen van Lamswaarde en Hulsterloo, beide bedevaartskapellen, behoorden ook tot de parochie Hulst. De kerk was gewijd aan St.-Willibrord. Eerst in 1228 vinden we Hulst als parochie vermeld. Toen moet er een kerk hebben gestaan, op de plaats waar ze nu nog staat. Tot 1247 oefenden de heren van Maelstede het patronaatsrecht uit. Daarna kwam dit recht aan het kapittel van Oud Munster te Utrecht. Door de aanwezigheid, reeds in de 12e eeuw, van een haven waren de Hulstenaars in staat via de Honte handel te drijven met Vlaanderen, Holland en Brabant en kwam de plaats vrij snel tot ontwikkeling. Het gewicht van Hulst mogen we afleiden uit het feit dat de Vlaamse graaf Philips van den Elzas in 1180 aan Hulst stadsrechten verleende en vrijdom van tollen door geheel Vlaanderen. In het stadsarchief berust een oorkonde uit het jaar 1270, waarin gravin Margaretha van Vlaanderen deze gegeven voorrechten bevestigt. Van de 13e eeuw af wordt Hulst een versterkte stad genoemd, alhoewel het met zijn lage wal en vrij smalle gracht niet tot de vestingsteden van Vlaanderen gerekend mocht worden. Dit kon men wel na 1413, toen de Hulstenaars op hun verzoek van graaf Jan Zonder Vrees toestemming kregen om de stad met muren te omringen, diepe grachten te graven en vier zware poorten te bouwen. Na voltooiing van deze werken rond 1470 werd Hulst 'onwinbaer' genoemd. Een nogal optimistische betiteling, gezien het feit dat de Gentenaars kans zagen de stad in 1452 en in 1491 vrij gemakkelijk binnen te komen. In 1452 werd de stad totaal verwoest en in 1491 zwaar gebrandschat. Ondanks de vernielingen en brandschattingen door de Gentenaars ontwikkelde de stad zich onder begunstiging van graaf Lodewijk van Male en van Maximiliaan van Oostenrijk tot een welvarende plaats, waar men in staat was monumenten te bouwen als de St.-Willibrordbasiliek en het stadhuis, naast de vele andere die thans verdwenen zijn. In de middeleeuwen waren de laken- en de zoutnering belangrijke bronnen van inkomsten. Van Maximiliaan van Oostenrijk kreeg Hulst het recht zijn stadswapen met de keizerskroon te dekken. In Noord-Nederland kreeg Hulst zijn grootste bekendheid door de 80-jarige oorlog, toen de vesting afwisselend in Staatse en Spaanse handen kwam. In 1578 kreeg de stad een bezetting vanwege het militante calvinistische stadsbestuur van Gent, doch reeds in 1583 bracht Parma Hulst weer onder Spaans bewind. Enkele jaren later, in 1591, kreeg prins Maurits na een verrassende tocht door de Hollandse en Zeeuwse wateren de vesting na een kort beleg weer in handen. Voor niet lang echter, want in het jaar 1596 bracht Aartshertog Albertus van Oostenrijk Hulst na een vreselijk beleg van zes weken weer onder de Spaanse kroon. Door dit beleg was de halve stad vernield. Toen werd ook de nu ontgraven `Dobbele Poort' gedeeltelijk vernield. Kort daarna werd begonnen met het herstel van de stad en werd de vesting volgens de nieuwste inzichten van de vestingbouw aangelegd. In 1621 waren deze werken nagenoeg voltooid. Dit unieke voorbeeld van Oud-Nederlandse vestingbouwkunde bestaat thans nog en omsluit nog vrijwel de hele stad. Na bijna 50 jaar in Spaanse handen te zijn geweest bracht prins Frederik Hendrik in 1645 Hulst voorgoed in de Nederlandse gemeenschap. Door de aansluiting van Hulst bij de Republiek der Verenigde Nederlanden werd het contact met Vlaanderen verbroken, wat voor de handel en het culturele leven zeer nadelig was. De stad ging in betekenis achteruit en verarmde. Tijdens de Spaanse Successieoorlog werd Hulst in 1702 belegerd door de markies de Bedmar. De aanval werd geleid door de beroemde vestingbouwer maarschalk de Vauban. De verdediging van de stad was mede in handen van de even beroemde generaal baron Menno van Coehoorn, die Vauban verplichtte met zware verliezen af te trekken. In 1747, tijdens de Oostenrijkse Successie oorlog werd Hulst weer belegerd en nu veroverd door maarschalk hertog de Broglie. Nog eenmaal hoort men over Hulst als vesting en wel op 23 oktober 1794, toen de stad door de Fransen werd opgeëist en bezet. Tijdens de Belgische opstand namen de Belgen onder Ernest Grégoire van 21 tot 27 oktober 1830 bezit van Hulst.

De tweede wereldoorlog is niet zonder meer langs Hulst gegaan. Op 17 september 1944 tijdens het bevrijdingsoffensief van de Polen werd de toren van de basiliek gedeeltelijk vernield door granaatvuur. Een veel omstreden moderne spits bekroont nu weer de gotische St.-Willibrord. En thans is Hulst evenals in roeger eeuwen toen het met zijn 'Ommeganc', zijn geleerden als een Jansenius en zijn kunstschilders als Cornelis en Paul de Vos en de Mostaerts bekend was, weer een cultureel centrum. De academische zittingen in het stadhuis, waar geleerden van naam uit de Nederlandse taalgemeenschap komen spreken en van gedachten wisselen over 'den Vos Reinaerde', zijn bekend tot over onze grenzen. Een 'Reinaertstoet' vervangt de 'Ommeganc', terwijl kunstschilders hier graag werken en hun schilderijen tentoonstellen. Als verzorgingscentrum met zijn textielindustrie en handelshuizen beleeft Hulst de laatste 25 jaren een economische opbloei. Daartoe draagt ook het toenemende toeristenverkeer het zijne bij.


AUTEUR

J.A. Trimpe Burger, S.J.M. Hulsbergen


LITERATUUR

J. de Bree, Bijdrage tot de kennis der klederdrachten (1959). Van Empel en Pieters, Zeeland. Grijpink, Register op de parochiën. H.Q. Janssen, De kerkhervorming in Vlaanderen. 1. Decavele, De Reformatorische beweging te.4.vel en Hulst. S. Muller Hz., De indeeling van het bisdom. Rogier, Geschiedenis van het katholicisme. Vi comte de Ghellinck Vaernewijck, Sceaux et armoires, 204 e.v. Van Lansberghe, Hulst, 163 e.v. Schutte, Wapen Hulst. 404. Zie verder bibliografie, topografische ingang.


AFBEELDING

Gezicht op Hulst vanuit het zuiden; potloodtekening door J.R. Haak naar het schilderij van C. de Vos, 1872. Zicht vanaf de wallen van Hulst op het stadhuis (r) en de basiliek (I). Panorama van de binnenstad van Hulst (1973). Gedenkplaat in de St.-Willibrorduskerk Het voormalige refugium van de Duinenabdij aan de Steenstraat te Hulst, sedert 1979 ingericht als streekmuseum. Het Reinaert-monument te Hulst, in 1938 ontworpen door A. Damen. Gemeente Hulst. Stad: I. Gouvernements-huis; 2. Museum; 3. Hof van Baudeloo.