Elzenhakhout ('elzenmeet')

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Elzenhakhout (elzenmeet)

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


In vochtige delen van het overgangsgebied tussen duinen en polder trof men vroeger wel elzenhakhout aan. Vooral op Schouwen,waar het binnenduingebied van de Oosteren en Westeren Ban een vrij grote oppervlakte beslaat, waren veel van deze `elzenmeten', blijkens de oudste topografische kaart uithet midden van de vorige eeuw wel 600 ha. Een `elzenmeet' is omringd door een lage houtwal met sloot. Het land daarbinnen, een rechthoek van 2 à 3 ha, is doorsneden met greppels die ongeveer 4 m uit elkaar liggen en waarlangs elzenstruiken groeien. Op de ongeveer 1,5m hoge houtwal staan veelal kromgegroeide eiken, abelen of populieren met een ondergroei van o.a. fluitekruid, sneeuwklokje, eikvaren en helmbloem. Op de smalle stroken tussen de greppels met elzen verbouwde men rogge of liet men vee lopen. Het elzenhout werd om de 7 jaar in de winter gekapt, samengebonden tot bossen ('musters') en diende vooral als brandstof voor bakkersovens en meestoven. Een tijdlang was het zelfs een exportartikel van Schouwen-Duiveland. De bodemverbeterende kwaliteit van de els, wat betreft humus en stikstof, werd benut door regelmatig op nieuwe plaatsen greppels te graven en weer elzen te planten. Toen in de 20e eeuw veel `elzenmeten' werden gerooid, bleek de bodem zeer geschikt voor vruchtbomen, bloembollen, groente- en bloementeelt. De enkele `elzenneten' die er nog zijn, zoals De Meijpacht bij Westenschouwen hebben een weelderige ondergroei met o.a. varens en ook een rijk vogelleven.


AUTEUR