Schot
Schot |
---|
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
Woordbetekenis: opbrengst. Lasten reeds in het frankisch 'belasting': vergelijking thans
nog het woord 'voorschot' meer in het bijzonder lasten welke horigen (schotschuldigen afdroegen aan de landsheer. In Zeeland werd het schot vastgesteld in het kader van het ambacht. opgetekend in schotboeken hevenboek en van de schotbare landen geïnd door schotgaarders of schotzetters. Zulke landerijen bleven schotbaar. ook al kwamen ze in handen van vrije lieden, zoals poorters van steden. Vrij van schot waren vanouds vroonland en 'haaimanland. Om nieuwe bedijkingen aan te moedigen. kon landaanwinning voor een bepaalde tijd blijven staan "ten hele, halve (enz.) schote" bedijkingsoctrooi. dijkgeschot). Het jaarlijks schot (jaarschot). ook al werd het bede genoemd.mag niet worden verward met de eigenlijke landsheerlijke bede (schot en bede). Zie ook waterschap.