Veldkers

Uit encyclopedie van zeeland
Versie door Maintenance script (overleg | bijdragen) op 20 mrt 2014 om 13:56 (Importing text file)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Veldkers (cardámine)

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


In Zeeland komen drie soorten van dit plantengeslacht voor. De kleine veldkers (C. hirsúta) komt vrij algemeen voor op open zandige grond langs wegen, in graslanden, in de duinen en vooral ook als onkruid in tuinen en op akkers. De bosveldkers (C. flexuósa) is veel minder algemeen dan de kleine veldkers en groeit hoofd zakelijk in oude vochtige loofbossen. In Zeeland vindt men haar vrijwel uitsluitend in de binnenduinrandbossen van Walcheren en Schouwen en op een aantal buitenplaatsen in het polderland. De pinksterbloem (C. praténsis; W., Z.B., N.B., Th., Sch D., Z. Vl.: koekoeksblomme, zie ook koekoeksbloem; W., N.B.: kievitsblomme; Z.B.: duveblomme; Sch.: reigerblomme; Z.Vl.: 'aozeblomme; N.B.: stieselblomme; Sch.D.: schaepeblomme; Z.Vl.: waoterblomme) is een plant van vochtige bodems zoals graslanden, slootkanten en lichte bossen. Zij komt in het Zeeuwse polderland veel minder voor dan elders in Nederland. In grote delen van de laaggelegen poelgebieden ontbreekt zij geheel. Het meest vindt men haar langs sloten en zoete kreekresten in de nieuwlandpolders (m.n. in Zeeuws-Vlaanderen), in oude loofbossen en op buitenplaatsen (m.n. in de binnenduinrand).


AUTEUR

A.M.M. van Haperen