Grasmussen
Grasmussen |
---|
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
Een familie van kleine zangvogels, waarvan verschillende soorten in Zeeland voorkomen. Het zijn trekvogels, die in Afrika overwinteren en van april tot in oktober bij ons te zien zijn.
Grasmus (Silvia commúnis; W., Z.B.: braemschietertje). Mannetje heeft grijze kop, witte keel en roodbruine vleugels. Vrouwtje heeft ook roodbruine vleugels. De zang is een kort 'gekrabbel', soms in baltsvlucht. Broedvogel van hagen, struikgewas, begroeide dijken en open duinen. In Zeeland veel voorkomende broedvogel (1000-2000 paar), die echter in aantal is afgenomen.
Braamsluiper (S. curruca). Kleiner en grijzer dan de grasmus zonder roodbruin op de vleugels en met een kenmerkende donkere vlek op de oorveren. De zang is een typisch geratel, voorafgegaan door een zacht gekrabbel, meestal vanuit een goed verborgen zitplaats. In Zeeland vrij algemene broedvogel (250-500 paar) van duinstruwelen, doornhagen langs wegen en dijken en in open bosen park landschappen met struiken. Lijkt de laatste jaren te zijn toegenomen.
Tuinfluiter (S. bórin). Effen grijsbruin verenkleed zonder opvallende kenmerken. Korte snavel en ronde kop. Muzikale zang, als een snelle merelzang, zonder scherpe tonen en vaak langer aangehouden dan de zwartkop. In Zeeland algemene broedvogel (1000-2000 paar) door de gehele provincie. Broedt in bossen en parken, tuinen, duinstruwelen e.d. Lijkt in aantal af te nemen.
Zwart kop (S. atricapilla). Mannetje heeft een zwarte kopkap, vrouwtje en onvolwassen vogels een bruine. Donkere rug en grijze buik. Zang scherp, minder lang aangehouden en gevarieerder dan van tuinfluiter. In Zeeland algemene broedvogel (500-1000 paar) door de gehele provincie in dezelfde
gebieden als tuin fluiter. Neemt in aantal toe. Soms worden ook zwartkoppen in de winter waargenomen.
Sperwergrasmus (S. nisória). Zeldzame dwaalgast in het najaar uit Oost-Europa.
AUTEUR
P.L. Meininger