West-Indische Compagnie (WIC)
West-Indische Compagnie (WIC) |
---|
Oprichting
Door de Staten-Generaal in 1621 geoctroyeerde handelscompagnie. Geïnspireerd door het snelle succes van de Verenigde Oostindische Compagnie en in de hoop de strijd tegen Spanje ook op zee krachtiger te kunnen voeren, werden er al in 1606 plannen voor de oprichting van een WIC gemaakt. Door de vredesonderhandelingen, die ten slotte tot het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) leidden, werden deze plannen, tegen de zin van vooral Amsterdammers en Zeeuwen, pas in 1621 gerealiseerd. De WIC kreeg het monopolie voor de handel en scheepvaart op onder meer de Westkust van Afrika en op Amerika. Namens de Staten Generaal mocht zij in de veroverde gebieden alle soevereine rechten uitoefenen. Het hoofdbestuur van de Compagnie werd gevormd door de Heren XIX. Vier waren hierin afgevaardigd door de Kamer Zeeland, die in Middelburg gevestigd werd. De vergaderingen van dit dagelijks bestuur werden telkens zes jaar in Amsterdam en vervolgens twee jaar in Middelburg gehouden. De Kamer Zeeland bemoeide zich in het bijzonder met de vaart op de Goudkust en de Wilde kust. In de eerste jaren van haar bestaan vormde de kaapvaart, gericht tegen Portugezen en Spanjaarden, de belangrijkste bron van inkomsten (Piet Hein).
Financiële problemen
Pas later in de zeventiende eeuw kwam de slavenhandel tot bloei. De hiermee behaalde winsten waren echter voor een belangrijk deel nodig voor de kredietverstrekking aan de plantagehouders teneinde de afzet van deze handelswaar op peil te houden. Daarbij kwam dat nieuwe buitenlandse compagnieën, voor een groot deel gefinancierd met Nederlands kapitaal, het WIC-monopolie gingen aantasten. Grote kredieten werden aan de Kamer Zeeland verstrekt door de Middelburgse Wisselbank en de Bank van Lening. Toen dan ook het faillissement van de WIC in 1672 dreigde, liepen deze instellingen groot gevaar. Drie jaar later werd tot grote schade van de aandeelhouders de eerste WIC opgeheven en vervangen door een nieuwe, waarvan het monopoliegebied ernstig was beknot. Een College van Tien verving de vroegere Heren XIX. Geld werd vooral verdiend in de vaart op de driehoekshandel, waarin de vaart op West-Afrika en slavenhandel begrepen was. Het alleenrecht op deze handel verviel echter in 1734, waarna de WIC nauwelijks meer was dan beheerder van handelsposten.
De Middelburgsche Commercie Compagnie wist zich in de loop van de 18de eeuw te ontwikkelen tot een voor de stad belangrijke slavenrederij. Mede hierdoor waren de inkomsten van de WIC bij lange na niet meer voldoende om de kosten van de organisatie te dekken. Nadat zij in 1791, na de fatale Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) moest worden ontbonden, namen de Staten-Generaal haar rechten en plichten over. De koloniën, waarover de Compagnie gedurende langere of kortere tijd het bewind had gevoerd waren: In Noord-Amerika: Nieuw Nederland. In Zuid-Amerika: Brazilië, Suriname, Cayenne, Essequibo, Demerary, Berbice, Araya, Unare, Orinoco, Oyapocque en Amazone. In het Caraïbische Zeegebied: Tobago (Nieuw Walcheren), Tortuga, Aruba, Bonaire, Curacao, St. Maarten, Anguila, St. Eustatius, St. Kruis, Saba en Tortola. In West-Afrika: Mouree, Goeree bij Cabo Verde, Arguim, Van Jorze da Mina, Cabo de Corco, Elmina, Angola, Congo en Cormantijn.
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
Auteur
-J. Huybrecht
Literatuur
- Menkman, West-Indische Compagnie.
- Tegenwoordige Staat I en IX.
- Van Brakel, Handelscompagnieën.
- Goslinga, The Dutch in the Caribbean.