St. Maarten
St. Maarten |
---|
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
Een der Kleine Antillen. In 1631 vestigde de Kamer Amsterdam van de Westindische Compagnie zich op St.-Maarten. De vestiging, met fort, was bij het Grote Zoutmeer gelegen. Weldra ontstond er een drukke zouthandel. De Spanjaarden zagen een gevaar in een versterkte nederzetting zo dicht in de buurt van Porto Rico. In 1633 veroverden zij het fort. In 1648 gaf Spanje de bezetting van St.-Maarten op en direct nadat het garnizoen zich naar Porto Rico had begeven, vestigden zich er Nederlanders van St. Eustatius en Fransen van Saint Christophe. Men kwam met elkaar tot overeenstemming en de demarkatielijn werd vastgesteld tussen het noordelijke en het zuidelijke deel, welke grens tot op de huidige dag onveranderd is gebleven. De gebroeders Lampsins uit Vlissingen kregen van de Heren XIX van de W.I.C. het recht er een patroonskolonie te
stichten welke ze tot 1672 behielden. In dat jaar namen de Fransen het gehele eiland in bezit. In 1703 werd St.-Maarten door de commandeur van St.-Eustatius voor de W.I.C. in bezit genomen. Het bleef nu de facto geheel onder bewind van de W.I.C.; pas in 1717 kwamen de Fransen hun deel opeisen en werd de oude toestand hersteld. In 1792 kwam het eiland van het bestuur der W.I.C.
rechtstreeks onder staatsbestuur.
AUTEUR
R. Huybrecht
LITERATUUR
J. Hartog, Geschiedenis van de Nederlandse Antillen. Menkman, West-Indische Compagnie. Encyclopedie van de Nederlandse Antillen (1969).
AFBEELDING
Gezicht op de nederzetting Philipsburg Op St.-Maarten en de eilanden St.-Christoffel (1), St.-Eustatius (2) en Saba (3). Rechts Fort Amsterdam (4), links Point Blanche of Witte Hoek (5).