Noordsche of Groenlandsche Compagnie
Noordsche Compagnie; Groenlandsche Compagnie |
---|
Oprichting
De Noordsche Compagnie werd opgericht nadat de Engelsen in 1613 met geweld de Nederlandse walvisvangst bij Spitsbergen trachtten te beletten. De Engelse Muscovy-Company begon in 1604 bij Bereneiland de walrusjacht en sinds 1611 ving zij walvissen bij Spitsbergen. Al in 1611 werden in de Republiek pogingen gedaan om tot een uitrusting voor de walvisvangst te komen. Pas in het daaropvolgende jaar echter liep een schip voor rekening van een Amsterdamse rederij uit, dat met een geringe vangst terugkeerde. Dit werkte echter niet als een rem, integendeel, men stuurde steeds meer schepen. De Engelsen duldden echter geen concurrentie. Zich sterk voelende in het bezit van een door de Kroon geschonken monopolie en van een patent, dat hen autoriseerde alle concurrenten met geweld te verdrijven. De aanspraak van de Engelse troon op Spitsbergen werd door de Nederlanders echter betwist omdat Spitsbergen voor hen Mare Liberum was en Willem Barentsz. bovendien in 1596 -dus voor de komst van de Engelse walrusjagers- het eiland al ontdekt had. De Muscovy Company kwam in 1613 met zeven schepen voor Spitsbergen, viel alle vreemde schepen aan en verdreef hen van de visgronden onder het toebrengen van grote schade.
Oprichting van de Zeeuwse kamer
Daarop verenigden zich de voornaamste rederijen in de Republiek tot een compagnie, die van de Staten-Generaal een monopolie verkreeg. De nieuwe compagnie bouwde in de loop der tijden verschillende vestigingen onder andere op Spitsbergen (Smerenburg) en op Jan Mayen eiland, voor de verwerking van haar producten. De Noordsche Compagnie was georganiseerd in kamers, in Holland waren deze gevestigd te Amsterdam, Enkhuizen, Delft, Rotterdam en Hoorn. Zeeland telde drie kamers nanmelijk te Vlissingen, Middelburg en Veere, maar deed aanvankelijk nog niet mee. Omdat de al participerende kamers de visgronden bij Jan Mayen hadden geclaimd na 1614 werd het de Zeeuwen onmogelijk gemaakt daarvan gebruik te maken toen zij zich in 1617 bij de Noordsche Compagnie aansloten. Als enige kamer ging Zeeland daarop met twee schepen naar Spitsbergen op walvisjacht, hetgeen opnieuw resulteerde in het verdreven worden van de visgronden door de Muscovy Company. Hierop besloot de directie van de Noordse Compagnie het volgende jaar een vloot van tien schepen aangevuld met oorlogsschepen te zenden. Deze vloot nam vervolgens alle Engelse walvisvaarders in beslag, waarna beide landen tot een verdeling van de jachtgronden kwamen. Nadat het octrooi van de Noordsche Compagnie verlengd werd konden de Zeeuwen ook gewoon bij Jan Mayen op walvisjacht.[1]
Nieuwe Noordse Compagnie te Goes
Het octrooi van de compagnie is na het jaar 1642 niet meer verlengd. In 1651 werd door twee Goesenaars een Noordse Compagnie opgericht, die met twee schepen waren uit Noorwegen haalde. Deze verkreeg daartoe vrijdom van kaai geld. De onderneming ging echter zeer spoedig te niet.
Encylcopedie van Zeeland, 1982-1984
Auteur
-R. Huybrecht
Literatuur
- Louwrens Hacquebord, De Noordse Compagnie (1614-1642), opkomst, bloei en ondergang (Zutphen, 2014).
- S. van Brakel, Hollandsche Handelscompagniën.
- Kernkamp, Noordsche Compagnie.
- S. Muller Fz., Geschiedenis Noordsche Compagnie.
- Unger en Westendorp, De steden van Zeeland (1957).