Huibert Jacobus Budding/EvZ1982-1984

Uit encyclopedie van zeeland
Versie door Johan Francke (overleg | bijdragen) op 3 mrt 2016 om 13:37 (Nieuwe pagina aangemaakt met '(Rhenen 19 jan. 1810 - Goes 10 nov. 1870). Predikant. Na zijn studie te Utrecht werd Budding op 14 december1834 bevestigd als predikant van de hervormde gemeente va...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

(Rhenen 19 jan. 1810 - Goes 10 nov. 1870). Predikant. Na zijn studie te Utrecht werd Budding op 14 december1834 bevestigd als predikant van de hervormde gemeente van Biggekerke. Hier heeft hij van het begin af aan in correspondentie gestaan met ds. H.P. Scholte, een van de leiders van de Afscheiding. Reeds in 1835 keerde Budding zich fel tegen de evangelische gezangen. Op 1 april 1836 breekt hij met de Ned. Herv. Kerk. De zaak van de Afscheiding was de Zijne geworden. Als zwervend predikant gaat hij overal preken waar hij gevraagd wordt, bevestigt kerkeraden en institueert daarmee gemeenten. Welke moeilijkheden men later ook met hem kreeg, zonder Budding is de Afscheiding in Zeeland eenvoudig niet denkbaar. Na zijn overgang had Budding spoedig zijn kringen door heel de provincie: vooral op Zuid-Beveland is zijn invloed groot geweest. Op 4 september 1836 bevestigt hij in een schuur te 's-Heer Arendskerke de kerkeraad van de Zuid-Kraayert (Nieuwdorp). Op 18 september regelt hij in Goes de Afscheiding en de gekozen ambtsdragers bevestigt hij twee dagen later in een schuur te Oudelande. Zo ontstonden afgescheiden gemeenten te Kruiningen, Krabbendijke, Borssele, Baarland en Wolphaartsdijk. Op 8 februari 1837 heeft een provinciale vergadering der Afgescheidenen, die onder leiding van Budding zelf stond, hem beroepen tot leraar voor heel Zeeland. Hoeveel processen-verbaal hij ook opliep (zijn boetes liepen tenslotte op tot over de f 40.000,-), onverzettelijk ging hij voort met wat hij zag als zijn heilige roeping. En aangezien hij weigerde de boetes te betalen, leverde hem dit gevangenisstraf op, eens van zeven maanden en eens van een jaar. Nu was Budding een bezielend prediker. Men zag hem als de `gezalfde Elia'. Maar een gemakkelijk man was hij niet. Op twee punten kregen de gemeenten die aan zijn hoede waren toevertrouwd, grote moeilijkheden met hem. In 1836 had Willem 1 het mogelijk gemaakt om erkenning als gemeente aan te vragen, mits men afzag van de goederen en de namen van de Herv.-Geref. Kerk en beloofde zelf te zullen zorgen voor het onderhoud van kerk en armen. Budding was hier fel tegen. Volgens hem was zulk een aanvraag in strijd met de eer van de Koning der Kerk en kon men nooit de naam 'gereformeerd' prijs geven. Liever boetes oplopen dan verraad plegen aan wat hij zag als de zaak des Heren. Zo weigert Budding `vrijheid' aan te vragen. Het tweede punt waarover verdeeldheid ontstond waren de psalmen van Datheen, die hij tot op het laatst kan zijn leven gezongen heeft. Op deze twee punten heeft Budding zijn gemeenten een ultimatum gesteld. Krabbendijke stelde zich achter Budding, gevolgd door Heinkenszand. De andere gemeenten waren verdeeld. Op 13 februari 1839 kwam het tot een breuk. Voor zijn getrouwen bleef Budding voorgaan, in Goes en elders, wat hem honderden processen-verbaal en boetes opleverde en tenslotte zeven maanden gijzeling in Middelburg, samen met zijn vriend Joh. de Jonge (de hemelse bakker) in wiens schuur men gewoon was samen te komen. Na zijn vrijlating gaat Budding weer voort als altijd, tot hij in de Betuwe wordt gearresteerd en in Nijmegen gevangen gezet. Daar krijgt hij bezoek van de bekende Zwitserse reveil-man César Malan. Dit bezoek heeft zoveel invloed op hem dat Budding besluit zich niet meer te verzetten tegen het aanvragen van 'vrijheid'. Onbegrijpelijk was dit voor zijn gemeente in Goes en vooral voor De Jonge. Budding besluit niet naar Goes terug te gaan en neemt in 1844 een beroep aan naar de Christelijk Afgescheiden Gemeente te Groningen, die vacant was geworden door het overlijden van De Cock. Maar hier houdt hij het ook niet lang uit. Die gemeente is hem als een keurslijf dat zijn beweging belemmert. In 1848 besluit Budding naar Amerika te gaan, waar hij een boerderij koopt. Financieel is hij altijd onafhankelijk geweest, zoals dit trouwens het geval was met alle predikanten die met de Afscheidin g zijn meegegaan. Ook in Amerika vindt zijn onrustige ziel niet de rust die hij er meende te zullen vinden. In 1851 is hij in ons land terug en wordt te Gorcum beroepen. Hoewel hij hier enige maanden gebleven is, wordt het geen vaste verbinding. Spoedig gaat Budding weer zwervende preken. Tenslotte breekt hij met de Chr.Afgescheiden Kerk. Hij zou geen rust vinden, tot hij weer in Goes terug was, waar hij bij zijn vroegere vrije gemeente met vreugde werd ontvangen. Dan echter beleeft men in Goes wederom een van die onberekenbaarheden van Budding, die zich veel liet leiden door bevindingen en tekenen, die hij zag als de wil van God. Hij voelde zich, tot grote teleurstelling van zijn kring, niet geroepen om in Goes te preken, maar wel ging hij naar 's-Gravenpolder, waar hij optrad in de Palmboom van Daan Bakker. Dit gaat enige maanden zo voort, tot hij zich ineens geroepen weet in Goes voor te gaan. De schuur in de Wijngaardstraat waar men bijeen kwam was spoedig te klein. Er moest naar een ruimer gebouw worden uitgezien. Niettegenstaande ergernissen die Budding telkens weer verwekte door zijn eigenmachtig optreden, heeft hij zijn gemeente samengesmeed tot een eenheid. Zij die heengingen deden dit met smart. Hij keerde zich tegen het remplaceren (voor de militaire dienst), het vaccineren en het assureren. Ook toornde hij tegen het kopen op crediet. Zijn gemeente moest het verdragen dat hij soms weer ging zwerven en elders preekte. Budding meende dat te kunnen doen, omdat hij geen tractement wilde hebben en daardoor vrij was. Een dieper liggende verandering kwam er in zijn leven na een Engelse reis in 1860, waar hij in Bristol met een opwekkingsbeweging in aanraking was gekomen. Daarna bespeurde men in zijn prediking een ander accent. Ook ging hij ertoe over wekelijks het avondmaal te vieren, wat toen iets heel bijzonders was in de protestantse kerken, hoewel het Nieuwe Testament dit toch wel veronderstelt. De veranderingen die men bij Budding bespeurde gaven weer aanleiding tot beroeringen en tot aanklachten van onrechtzinnigheid. Van zijn veranderde inzichten heeft hij in enige geschriften rekenschap gegeven, waarna opnieuw beschuldigingen werden geuit. Het was er Budding vooral om te doen zijn gemeente duidelijk te maken dat de rechte leer alleen niet voldoende is. Ze moet ook invloed hebben op het leven. Hij ging in tegen alle lijdelijkheid, die hij als nog groter gevaar was gaan zien dan wat mensen onrechtzinnigheid noemen. Budding is een individualist geweest. In alle streng georganiseerde kerken kreeg hij het moeilijk en hield het er niet uit. Maar niettemin is er in de 19e eeuw geen man aan te wijzen die het protestantse leven in Zeeland zozeer heeft beïnvloed als hij. 'Elke richtingontving van hem een stoot, een opwekking'.In de lijst van predikanten van de Gereformeerde Kerk te Goes, staat Budding als eerste en zonder hem zijn alle gereformeerde kerken in onze provincie ondenkbaar, behalve de kerken die uit de Doleantie zijn voortgekomen. Wanneer de Gereformeerde Gemeente te Krabbendijke gaat herdenken, wordt er ook aan Budding gedacht. Wanneer de Gereformeerde Gemeente te Goes haar kerk verkoopt, omdat er een nieuwe wordt gebouwd, krijgt de Vrije Evangelische Gemeente de eerste kans. Ook de Hervormde Kerk heeft van Budding een niet geringe impuls gekregen, al was het alleen maar doordat vanuit zijn gemeente overal zondagsscholen zijn gesticht.