Doleantie
Doleantie (van Lat. Dolere Klagen, Treuren) |
---|
De Doleantie
Doleantie, van het Latijn 'Dolere' is de naam die gewoonlijk gegeven wordt aan een richtingstrijd in de N.H.Kerk; in 1886 leidde dit conflict tot de stichting van de Nederduits Gereformeerde Kerken, thans Gereformeerde Kerken in Nederland. De term werd overigens reeds gebruikt in 1612, toen de Contra-Remonstrantse predikant Geselius in Rotterdam werd afgezet en verbannen. Zijn aanhangers, die in de omgeving van de stad gingen kerken, werden door het publiek slijkgeuzen genoemd, maar noemden zich zelf dolerenden. In Zeeland was de doleantie vooral een zaak van Walcheren. Op dit eiland draaide veel om de persoon van ds. P.J.W. Klaarhamer, die op 25 juli 1886 te Middelburg als predikant was bevestigd. Wekelijks verscheen zijn `Zeeuwsche Kerkbode', waarin hij ijverde voor wat andere gemeenten in ons land reeds hadden gedaan: het afschaffen van de synodale organisatie van 1816. De breuk kwam toen de beroepen predikant G.J. Barger van Driebergen weigerde de beroepsbrief te tekenen, omdat hij daarmee gehoorzaamheid betuigde aan de reglementen van de N.H.Kerk. Klaarhamer verkondigde dat hij hem toch zou bevestigen wanneer ds. Barger bereid was naar Middelburg te komen. Het classicaal bestuur stelde hem toen voor de keus om of uit te treden of op te houden met de bestrijding van eigen kerk. Daarop volgde een schorsing en op 8 maart 1887 vond de eerste vergadering plaats van de kerkeraad van de Nederduitsch Gereformeerde Kerk van Middelburg, de eerste in Zeeland. Nu was de beroering van de doleantie reeds voor de komst van ds. Klaarhamer tot Middelburg doorgedrongen. Er waren reeds een paar classicale conferenties gehouden. Op voorstel van ouderling A.B. Crucq van Middelburg richtte deze een schrijven aan de gemeenten van de classis om de ogen te openen voor de ellende die door de synodale organisatie over de kerken was gebracht (het woordgebruik van de doleantie had men reeds overgenomen). Daarom moesten de kerken worden verlost van het synodale juk. Een nieuwe Reformatie moest over de kerken komen. Dit schrijven was, behalve door ouderling Crucq, mede ondertekend door de predikanten Peter te Serooskerke en Van Boven van Oosten West-Souburg. Toen het conflict in alle hevigheid losbrak, trokken laatstgenoemden zich terug. De enige predikant die overbleef was ds. Klaarhamer. De eerste notulen van de dolerende kerk te Middelburg zijn kenmerkend voor heel de doleantie. Met vier ouderlingen en drie diakenen die met Klaarhamer waren uitgetreden, kwam men bijeen. Men gevoelde zich de rechte voortzetting van de kerk der 16e eeuw. Besloten werd om niet meer te vergaderen met de broeders die niet tot reformatiegezind bleken en daarom zou men nu zonder hen als kerkeraad handelen. Allereerst werd de synodale organisatie van 1816 afgeschaft. Daardoor vertoont het synodale genootschap alle kenmerken van een valse kerk, had ds. Klaarhamer steeds betoogd. De kerkorde van Dordrecht 1619 werd wederom ingevoerd. Hiervan werd kennis gegeven aan de H. H.Kerkvoogden, Z.M. de Koning, de Burgemeester, de gemeente en aan de kerkeraden der ontrouwe kerken. `Het is slechts een daad van gehoorzaamheid aan het Woord des Heeren'. Na Middelburg zijn er op Walcheren meer Nederduits Gereformeerde Kerken ontstaan, in 1887 te Serooskerke, Vrouwenpolder, Gapinge, Koudekerke en Vlissingen. In 1888 volgden Grijpskerke en Arnemuiden, in 1889 St.-Laurens en ten slotte in 1891 Oost- en West-Souburg. Van al deze kerken werd ds. Klaarhamer consulent, tot hij enige hulp kreeg. Grote beroeringen zijn er geweest te Serooskerke en Vrouwenpolder. Ds. Ph. Peter was hier predikant en consulent. Maar toen het op de daad van reformatie aankwam, deinsde hij terug voor de gevolgen. In beide gemeenten gingen zowel de leden van de kerkeraad als die van de kerkvoogdij met de doleantie mee. Ds. Klaarhamer werd hun adviseur. Afzetting volgde. De kerk werd voor synodale predikanten gesloten. Het kerkgebouw werd dag en nacht bewaakt (vanaf eind oktober tot 24 november) vanwege de dolerende kerkvoogdij, tot de burgerlijke rechter zou hebben uitgemaakt aan wie de bezittingen toekwamen. Ook in Vrouwenpolder stelde de dolerende kerkvoogdij de kerkelijke bezittingen ter beschikking van de dolerende kerkeraad, tot de burgerlijke rechter zijn oordeel zou hebben gegeven. Op verzoek van de classis liet de burgemeester de kerk met kettingen en sloten sluiten.
Een tweede haard van de doleantie is het oude ambacht Axel geweest. Op 19 december 1887 was er in de stad Axel een dolerende kerk, die nog in dezelfde maand een predikant kreeg in de persoon van ds. F.W.C. Wolf, die in 1899 naar Vrouwenpolder zou komen. Zaamslag volgde in maart 1888 en, om in Zeeuws-Vlaanderen te blijven, Oostburg in 1889. In de stad Tholen was er in oktober 1888 een dolerende kerk.
Een apart deel van de doleantie in Zeeland vormden enkele Ledeboeriaanse gemeenten, op wie dr. A. Kuyper van het begin af aan het oog had geslagen, maar zijn pogingen tot hereniging liepen op niets uit. Nu waren in Zeeland sinds de dood van ds. D. Bakker van 's-Gravenpolder, op 25 november 1885, zijn gemeenten herderloos. Het is Kuyper gelukt, met verdediging van de psalmberijming van Datheen, enkele van deze Bakkeriaanse gemeenten tot aansluiting te bewegen, nl. Poortvliet, St.-Maartensdijk en Terneuzen. Maar hieraan heeft hij niet veel vreugde beleefd. In Terneuzen kwam het direct al tot een scheiding doordat een minderheid, onder aanvoering van ouderling Ruben, uittrad. Ook in andere delen van Zeeland kreeg deze ouderling aanhang, de zg. Rubenieten. De kerk van St.-Maartensdijk heeft zich in 1897 weer aangesloten bij wat later de Gereformeerde Gemeenten zouden worden. Ook Poortvliet is een lastig element geweest in de Gereformeerde Kerken. Aan de andere delen van Zeeland is de Doleantie voorbij gegaan, wat niet wil zeggen dat er hier geen voorstanders waren, maar het bleef bij enkele families die zich losmaakten. De dolerenden op Zuid-Beveland moesten hun kinderen laten dopen in Middelburg, wat tot moeilijkheden aanleiding gaf, niet zozeer vanwege de afstand, maar omdat er op zondag te ver moest worden gereisd. Het beleid van ds. Klaarhamer was van het begin af aan gericht op hereniging van alle gereformeerden. We zien hem daarmee bezig in Middelburg. Toen de hereniging met de Chr.Geref.Kerk in 1892 een feit werd, heeft men dit in Zeeland vrij algemeen aanvaard, zij het dan ook dat de kerken A, B en soms C (Middelburg) naast elkaar bestonden. Langzamerhand is deze scheiding opgeheven, in Middelburg in 1917. Alleen één van de Chr.Geref. gemeenten te Zierikzee is niet met deze hereniging meegegaan.
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
Auteur
-S.J.M. Hulsbergen (tekst doleantie van H.M. Stoppelenburg)
Literatuur
- Van der Does, De doleantie.
- Hofman, Ledelmerianen en Kruisgezinden.
- O.J. de Jong, Nederlandse kerkgeschiedenis.
- DeMey, Serooskerke.
- Rulltnan, Dedoleantie in de Ned. Hervormde Kerk.