Abraham Emilius von Brucken Fock/EvZ1982-1984
(Axel 10 juni 1873 's-Gravenhage 24 maart 1945). Muziekuitgever. Stamde uit een gegoede Zeeuwse familie. Zijn grootvader Johannes (1795-1844) was burgermeester van Axel en tevens notaris ter plaatse; zijn vader Johan Daniël (1838-1899) was eveneens voor notaris opgeleid, maar heeft dit beroep nooit uit geoefend; hij verhuisde naar Middelburg, trouwde met Elisabeth van den Broecke en had drie kinderen: Johan Daniël (later Rijksontvanger te Middelburg), Abraham Anthony en Willem (later tuinarchitekt). Abraham Anthony zocht zijn toekomst in de muziek, vooral onder invloed van zijn moeder, een verdienstelijk pianiste en zeer aktief in het Middelburgse koorleven. Zijn eerste pianolessen kreeg Abraham van Arnoldus Lijsen, leraar aan de plaatselijke muziekschool en componist van liederen, ook op teksten in Zeeuws dialekt. Na het gymnasium vertrok Noske naar Amsterdam, waar hij als volontair kon werken in een muziekhandel en zeer intensief kennis maakte met het Amsterdamse muziekleven. In 1896 opende hij een eigen muziekhandel in Arnhem, maar begon meteen met uitgeven, vooralsnog van in Zeeland werkzame componisten, bijv. van Otto Lies (1869-1955), die in Goes het Toonkunst-koor dirigeerde en van Carl Johann Cleuver (1852-1921), die in Middelburg direkteur was van de zangvereniging 'Tot oefening en uitspanning'. Het uitgeven fascineerde Noske zozeer dat hij in september 1898 zijn Arnhemse boekhandel sloot, terugkeerde naar Middelburg en daar aan de Rouaanse Kaai een muziekuitgeverij begon. Het was de tijd van de Dreyfus processen en één van de eerste uitgaven van de geëngageerde Noske was een door Kor Kuiler gecomponeerde Dreyfus-Marsch (1899), die in vier weken tijds een tweede druk haalde. Engagement toonde Noske ook door bij de opbouw van zijn fonds vrouwelijke componisten alle kansen te geven. Zijn fondscatalogus van 1924 vermeldt werken van 40 componisten w.o. 7 vrouwen, een percentage van 17 1/2, dat voordien en nadien door geen enkele muziekuitgever is gehaald. Met groot idealisme zette hij zich in voor de Nederlandse componisten, die bij hem al onderdak vonden voor ze landelijke of internationale bekendheid kregen. Peter van Anrooy, Willem Landré, Julius Röntgen, Sem Dresden, Alphons Diepenbrock, Bernard Zweers, Dirk Schilfer, Jan van Gilse, Jan Ingenhoven en vele anderen kwamen bij Noske al voor 1910 in het fonds voor. Op veel van deze uitgaven moet Noske geld hebben toegelegd, want het Nederlandse muziekleven richtte zijn belangstelling toen als nu in eerste instantie op het buitenlandse produkt en negeerde het nationale. Het enige werk waaraan Noske misschien wat heeft overgehouden zal de 'Piet Hein Rhapsodie' van Peter van Anrooy zijn geweest. Noske componeerde ook zelf, aanvankelijk onder de schuilnaam Anton Marlow en begeleidde regelmatig solisten, of koren bij hun repetities. Van 1905 tot 1915 was hij als muziek verslaggever verbonden aan de Middelburgsche Courant. De objectiviteit die hij daarbij betrachtte werd hem door Middelburg niet in dank afgenomen; er ontstond een soort anti-Noske klimaat en Noske heeft zich dit zozeer aangetrokken dat hij in 1916 naar Den Haag verhuisde. Daar ontmoette hij de concertpianiste Lenie Friedlánder, met wie hij in 1917 in het huwelijk trad. Uit het huwelijk werden twee kinderen geboren: de bekende violist Willem Noske en de musicoloog prof. dr. Frits Noske. In Den Haag zette Noske zijn uitgeversactiviteiten nog enige tijd voort, daarbij steeds op de bres staande voor de Nederlandse muziek, maar in 1926 droeg hij zijn hele fonds over aan de Amsterdamse muziekuitgeverij Alsbach Co. Hij kon het niet langer volhouden. Zijn hele privé-vermogen had hij opgeofferd aan zijn ideaal belangstelling te kweken voor de eigen Nederlandse muziek en het was hem onmogelijk daarmee voort te gaan. Hij bleef actief met het geven van pianolessen en bij Alsbach verschenen nog enkele composities van zijn hand, maar de gloed was er af. Op 24 maart 1945 overleed hij in Den Haag, mede als gevolg van de hongerwinter.