Vlissingen, Parochie Van
Vlissingen, Parochie Van |
---|
Parochie van Vlissingen
Zie: Bisdom IV, V. 2.
Het is niet gemakkelijk om een juist inzicht te krijgen in het percentage katholieken, dat na de Reformatie in Vlissingen was overgebleven. In ieder geval waren er zoveel, dat de Apostolisch Vicaris Neercassel het in 1679 nodig vond om Vlissingen van de statie Middelburg af te scheiden en een eigen pastoor te geven in de persoon van Amandus van Nispen, een seculier priester. Deze heeft het pastoraat in Vlissingen niet kunnen volhouden en vroeg ontslag. In 1680 kon hij zich in Goes vestigen, van waaruit hij twee jaar in het land van Goes heeft kunnen werken. Van 1701-1763 waren de katholieken van Vlissingen, bij gebrek aan een kerk, gedwongen weer naar Middelburg te gaan. Een poging in 1757 om een eigen statie te stichten stuitte af op heftig protest van de zijde der Waalse, Engelse en Nederduitse gemeenten. In 1763 echter gaf het stadsbestuur aan het bataljon katholieke Walen, dat er gelegerd was, een deel van het Taanhuis ten gebruike als kerk, waar ook burgers van Vlissingen toegang hadden. Toen de Walen in april 1764 vervingen werden, ging het Taanhuis weer op slot. Wel bleef er een priester in Middelburg, die Vlissingen geregeld bezocht. In 1778 werd weer een poging ondernomen om een schuilkerkje te stichten. De Raad bood zelfs het eerder gebruikte Taanhuis aan. De toelating van de priester H. Wijnants op 15 augustus riep heftig verzet op. Zelfs de bekende schrijfster Elisabeth Wolff maakte een anoniem gedicht, getiteld 'De Vrijheid’, waarin zij het stadsbestuur bekritiseerde. Ook de Walcherse dorpen deden van zich horen, vooral Westkapelle kende in die dagen een tel anti-katholieke reactie. Men besloot zich tot stadhouder Willem V te richten. Maar ook de Vlissingse magistraat, die de katholieken wilde steunen, wendde zich tot de prins met de vraag of er een katholieke kerk zou mogen worden gebouwd. Op 18 oktober kwam uit Den Haag een negatief antwoord. Toen grepen de Staten van Zeeland in en zonden naar verschillende dorpen soldaten om het tumult tot bedaren te brengen. In Vlissingen, waar een paar officieren en 20 manschappen waren ingekwartierd, werden de Waalse predikant Des Fontaines en de apotheker Fret gevangen gezet. De predikant van de Engelse kerk werd enkel een verhoor afgenomen. De lakenkoopman Du Bolsen de Westkapellenaar Lourens Ingelse werden verbannen. Uit angst ondernamen de katholieken van Vlissingen voorlopig geen nieuwe poging meer. Met de verandering van het staatsbestel in 1795 ging men zich, op aansporing van de pastoor van Middelburg, weer inzetten voor het recht een eigen kerkje te bezitten. In dezelfde jaren werden ook de eerste kerken op Zuid-Beveland gebouwd, nl. te ’s-Heerenhoek, Kwadendamme en Kapelle. De 11e maart 1795 werd een commissie benoemd, die voor de bouw van een katholiek bedehuis te Vlissingen moest zorgen. Een zekere Andreas Terwiel bood zijn huis in de Koestraat aan als voorlopige kerk. De familie zou zich op de zolder behelpen. Reeds op 3 mei d.a.v. werd de eerste godsdienstoefening gehouden. Eerst op 4 augustus arriveerde de eerste pastoor Jacobus Mazza.
De katholieke Vlissingers, waaronder afstammelingen van Duinkerker kooplieden, waren niet erg kerks. Meer en meer begonnen zij nu te gewennen aan een wekelijkse kerkgang. De nieuwe statie groeide en in 10 jaar tijd was ze verdubbeld. In 1839 bij de eerste volkstelling was de stad voor 22,74% katholiek. Na de Franse tijd opende de regering van koning Willem I voor Antwerpen een nieuwe bloeiperiode, waarvan ook Vlissingen profiteerde. Op 24 april 1803 verbonden de parochianen zich om, te beginnen in mei, elke zondag bij het binnenkomen van de kerk een stuiver te betalen. Dit 'stuiversgeld' is ontstaan in de schuilkerkentijd en was oorspronkelijk bestemd voor de 'kerkhouder', dikwijls een kerkmeester. Het gebruik leeft nog op veel plaatsen voort in de vorm van plaatsengeld. Een poging om in de Hollandse Missie een collecte te mogen houden mislukte. Er werd geen toestemming voor gegeven (1803). Het kerkbestuur kocht een huis aan de Pottekaai om dat tot kerk te laten verbouwen. Het werk stond onder toezicht van Andries Terwiel, die tot dan toe zijn huis in de Koestraat ter beschikking had gesteld. Op 28 mei 1805 werd de kerk ingewijd door de pastoor van Middelburg; de volgende dag werd de eerste H. Mis opgedragen. Het strategisch belang van Vlissingen ontging Napoleon niet en hij voegde de stad in 1807 bij zijn keizerrijk. De statie Vlissingen werd daarom geplaatst onder de bisschop van Gent (1807-1832).
In de pauselijke breve van 9 maart 1841 werd Vlissingen ingedeeld bij het Apostolische vicariaat Breda. Bij het herstel van het bisschoppelijk bestuur in Nederland (4 maart 1853) kwam Vlissingen met oud Zeeland bij het bisdom Haarlem, het Vlaamse deel van Zeeland bij het bisdom Breda. Op 26 juni 1851 vestigde zich voor het eerst een onderwijscongregatie in Vlissingenb nl. vijf zusters uit het klooster te Etten. Hoewel deze religieuzen veel voor de kinderen hebben gedaan bleven grote moeilijkheden niet uit. Daarom deed pastoor A. de Jong een beroep op franciscanessen van Roosendaal, die uit eindelijk in 1856 klooster en scholen overnamen. Het honorarium van deze zusters bedroeg in 1859 per maand f 2,-, later f 2.50 en zelfs f 3,-.Tot 1949 hebben de franciscanessen van Roosendaal lief en leed met de Vlissingse parochie gedeeld. In 1856 werd de statie Vlissingen veranderd in een parochie, waartoe ook Oost- en West-Souburg, Koudekerke, Ritthem en de forten Rammekens en Zoutman zouden behoren. In deze tijd deed zich de behoefte aan een groter kerkgebouw voelen. Op de plaats van het vorige en van een daarnaast gelegen pand verrees een nieuwe kerk, een van de eerste specimina van de neo-gotiek. Van de consecratie op 28 juli 1858 door Jacobus van Vree, bisschop van Haarlem, bestaat een fraaie afbeelding in het Vlissingse archief. Het meubilair was afkomstig uit de ateliers van Cuypers te Roermond. De kerk werd toegewijd aan Sint-Jacob, de oude stadspatroon. In de parochie Vlissingen waren veel armen, terwijl ook de talrijke wezen grote zorgen baarden.
Er is altijd een bijzondere activiteit geweest onder de Vlissingse katholieken tot leniging van de vele sociale noden. Zo werd op 15 november 1875 een contract getekend tussen het armbestuur en de franciscanessen van Salzkotten uit het bisdom Paderborn (West-Duitsland) om de zorg voor de wezen op zich te nemen. Uit dit weeshuis is de ziekenverpleging, het later zo bekende Sint Josephziekenhuis, ontstaan. De eerste patiënt was een kindje, dat in het weeshuis een zware operatie had moeten ondergaan (sept. 1894). Op 7 januari 1913 werd het eerste gedeelte van het ziekenhuis geopend.
Nadat de parochiekerk gedurende vele jaren te klein was geweest, ging men over tot de stichting van een bijkerk. Deze O.L. Vrouwekerk aan de Singel werd, niet geheel voltooid, op 24 december 1911 in gebruik genomen en op 2 juni 1913 geconsacreerd door mgr. Augustinus Collier, bisschop van Haarlem. Hij was als zoon van een Belgische zeeloods te Vlissingen geboren en bestuurde als bisschop met vaste hand en recht-door-zee zijn uitgestrekte diocees (±1928). In 1936 werd de pastorie overgeplaatst naar de Singel. Hiermee was de eerste stap gezet naar een nieuw parochiecentrum. In 1938 werd de 'Oude kerk' aan de Wilhelminastraat verkocht en afgebroken. De 'Nieuwe kerk' kreeg een aanzienlijke uitbreiding en werd op zondag 29 januari 1939 feestelijk in gebruik genomen. Ruim een maand eerder was in Souburg het nieuwe Sint-Martinuskerkje ingewijd. Na eerst als bijkerk van Vlissingen gefungeerd te hebben, kreeg het in 1964 na een forse uitbreiding de rang van parochiekerk. Ook aan de duinkant breidde de stad zich uit. Op 18 augustus 1966 werd kapelaan G. Rosenberg uit Middelburg belast met de zielzorg in de wijk Paauwenburg, waar kort tevoren een hulpkerkje was gebouwd. In 1975 werd de Emmanuel-parochie opgericht. Al in 1972 vond de katholieke gemeenschap onderdak in de Gereformeerde kerk, deel uitmakend van het wijkcentrum 'Open Hof’.
Auteur
A.C.F. Koch
Literatuur
- Winkelman, Vlissingen.
- Schutijser, Rooms-Katholieke parochie van Vlissingen. =