Rechtsorde
Rechtsorde |
---|
Middeleeuwen
Recht in de objectieve zin, het geldende recht. In West-Europa, globaal benoorden Alpen en Loire, bestond de rechtsorde in de middeleeuwen in een ongeschreven gewoonterecht. Dit recht kon alleen gekend worden door het af te leiden uit de gewoonten der rechtsgenoten. In de opvatting van die tijd waren allen, ook de overheden, aan dit recht onderworpen en was een begrip als wetgeving dus ondenkbaar. Wanneer omstreeks de 13e eeuw de behoefte ontstaat aan schriftelijke vastlegging van dit gewoonterecht, verschijnen de voor eigen gebruik aangelegde verzamelingen van particulieren, de zg. rechtsboeken en de van overheidswege samengestelde optekeningen, later herhaaldelijk in druk uitgegeven en bekend als 'costumen'. Met deze aan het Frans (coutumes) ontleende term voor 'gewoonten' worden vaak de opgetekende land- en stadsrechten aangeduid. Aan deze verzamelingen werden wel de incidenteel door een heer of een stadsbestuur gegeven rechtsvoorschriften, voorzover van blijven de betekenis, toegevoegd. De rechtsboeken, soms ook nog in middeleeuwse drukken vermenigvuldigd en de vele costumen zijn de voornaamste bronnen om het oude costumiere recht te leren kennen.
Plakkaten
Voor de daaraan toegevoegde ordonnanties komt in de 15e eeuw het woord 'plakkaat' op; zulke rechtsregelingen, waarin men een beginnen de ontwikkeling van de wetgevende overheidstaak kan zien, worden nog onder het ancien régime gepubliceerd in de uit lijvige folianten bestaande plakkaatboeken. De rechtsontwikkeling is echter reeds in de middeleeuwen in toenemende mate beïnvloed door de verbreiding van de kennis van het Romeinse recht, omdat de aan universiteiten opgeleide juristen de rechtswetenschap alleen hadden kunnen bestuderen aan de hand van het in de 6e eeuw, op last van de Oostromeinse keizer Justinianus, samengestelde Corpus luns Civilis. Ten gevolge, enerzijds van de gebrekkigheid van het costumiere recht en anderzijds van de toeneming van academisch onderlegde juristen in grafelijke kanselarijen en stedelijke secretarieën, werd het Romeinse recht als aanvullend recht aanvaard en meer en meer toegepast. Is deze 'receptie' van het Romeinse recht al duidelijk merkbaar in de rechtsregelingen na de 15e eeuw, de codificaties (het systematisch ordenen van rechtsregels in een organisch samenhangend wetboek) van het einde van de 18e en uit de 19e eeuw bevatten een zeer groot bestand aan teksten van Romeinse herkomst. Zeeuwse rechtsorde. Het oudste Zeeuwse landrecht dat ons in schriftelijke vorm is overgeleverd staat bekend als de Keur van Floris de Voogd en dateert van omstreeks 1257. Van de costume, die hieraan zeker vooraf is gegaan, is de tekst verloren. De gelding van de Keur van Floris de Voogd is tijdelijk onderbroken geweest door die van de Keur van Floris V van 13 november 1290, die toen van graaf Floris tijdens zijn gevangenschap in Biervliet is afgedwongen door zijn Vlaamse tegenstander en Zeeuwse opstandelingen en waaraan hij zich later niet gebonden achtte; niettemin heeft deze formulering van Zeeuws gewoonterecht voor de rechtsgeschiedenis wetenschappelijke waarde. Ten derde kennen wij de Keur van graaf Willem III van 1328 en ten laatste die van Filips de Schone van 1495, aangevuld door Karel V in 1515. Deze laatste keur bleef grondslag van de Zeeuwse rechtsorde tot zij bij de staatsregeling van 1798 werd opgeheven. De term keur, in het algemeen niet gangbaar voor de optekening van het landrecht van een graafschap, is het gebruikelijke woord voor stedelijke rechtsregelingen; men vindt het echter ook wel gebezigd voor het landrecht van sommige baljuwschappen in Holland en in Zeeland, dat beschouwd moet worden als een tot graafschap verheven baljuwschap.
Stedelijke keuren
In het rechtsgebied van de graaf van Holland is de term 'keur' verklaarbaar landsheerlijkheid). Naast dit Zeeuwse landrecht golden in de stedelijke exempties uiteraard de regelingen van de stadsrechten en stedelijke keuren stad). Ten tijde van de Republiek van de Vereenigde Nederlanden is het Zeeuwse recht uitgebreid met tal van regelingen, die in het Groot Plakkaatboek van Holland en Zeeland zijn te vinden. Een merk waardige bijzonderheid vormden de groepen van vreemdelingen, die krachtens een zg. 'capitulatie-overeenkomst' het privilege genoten naar hun eigen recht te mogen leven; de Engelse kooplieden te Middelburg waren reeds spoedig verdwenen, maar de Schotse natie die te Veere naar Schots recht leefde, is daar, behoudens een korte onder breking, tot de Bataafse omwenteling gebleven.
Auteur
-F. Doeleman
Literatuur
- Fruin, Keuren van Zeeland.
- Fockema Andreae, De Nederlandse staat.
- Gosses, De rechterlijke organisatie.
- Fruin, De provincie Zeeland.
- De Monté Verloren en Spruit, Hoofdlijnen.