Oostburg

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Oostburg

De stad: kenmerken

Oostburg is een stad in de gemeente Sluis. Het is sinds de gemeentelijke herindeling van 2003 de hoofdplaats van de gemeente Sluis. Oostburg ligt in West-Zeeuws-Vlaanderen. Met 4.650 inwoners (1 januari 2021) is Oostburg even na Breskens de grootste plaats in de gemeente Sluis. Oostburg vervult een centrumfunctie: het gemeentehuis, een school voor voortgezet onderwijs, het Ledeltheater en een ziekenhuis zijn er gevestigd. Daarnaast vervult de stad de rol van winkelcentrum en zijn er diverse banken gevestigd. Vroeger was Oostburg ook het toneel van veemarkten en dergelijke.

Wapen

Reeds in 1237 had Oostburg een zegel met een burcht, een sprekend wapen dus. Sinds 1275 heeft deze burcht de karakteristieke vorm met twee hoektorentjes, waarop soms twee hoornblazende mannetjes staan. In de 14e eeuw werd in het schildhoofd een zwaard als symbool van heirecht toegevoegd. Zo werd het wapen op 31 juli 1817 voor de gemeente bevestigd. Aan de nieuwe gemeente Oostburg werd bij K.B. van 19 februari 1971 een wapen verleend, bestaande uit het wapen van het Vrije van Sluis, met het oude stadswapen als hart schild (waarbij het zwaard is weggelaten). Hiermee wordt tot uiting gebracht dat de nieuwe gemeente een groot deel van het oude Vrije van Sluis omvat, met de stad Oostburg als hoofdplaats.

Vlag

Voor de nieuwe gemeente Oostburg werd bij gemeenteraadsbesluit van 13 mei 1971 een vlag vastgesteld. Hij bevat de blauwe baan uit het wapen van Het Vrije van Sluis, aangevuld met twee smallere zwarte banen. De kern Oostburg voert vanaf 31 juli 1923 een vlag van drie banen, zwart-wit groen, soms ook met de burcht en het zwaard uit het wapen in de witte baan.

Varia

Kermis op de vierde zaterdag na Pinksteren en de daarop volgende zondag en maandag. Weekmarkt op woensdag van 9.00 tot 17.00 uur. Oostburg is het centrum van de krulbol sport. Dit spel wordt gespeeld met de krul of stekbol, een hardhouten schijf in de vorm van een Goudse kaas. Op de laatste zaterdag in juni wordt te Oostburg om het Nederlandse clubkampioenschap krulbollen gespeeld; keizersbolling (onder de Nederlandse koningen) op de derde zaterdag in augustus; voorts internationale wedstrijden Nederland-België.

Monumenten

In 1944 is de stad Oostburg door oorlogshandelingen voor 80% verwoest. Daarbij zijn alle oude, monumentale gebouwen verloren gegaan. De wederopbouw van de stad werd naar een stedebouwkundig plan van ir. E.H. Flokke uit Amersfoort ruim opgezet met o.a. enige grote pleinen: Marktplein, Ledelplein en Raadhuis plein. In 1949 verrees een nieuwe r.k.-kerk, gewijd aan Sint-Eloy (Sint-Eligius), gebouwd in basiliekstijl naar een ontwerp van F.H.M. Mol te Breda. Het opvallendste bouwwerk in Oostburg is ongetwijfeld de aan de oostelijke rand van de stad gelegen, witgeschilderde watertoren (gebouwd in 1950; 233 treden). In een driehoekig plantsoentje tegenover de markt staat het Eenhoornmonument, een bronzen beeld vervaardigd door de beeldhouwster mevrouw L. Messer-Heijbroek onthuld op 29 november 1952. Ter plaatse stond vroeger de stadsherberg `De Eenhoorn' (gebouwd in 1913). De legendarische eenhoorn symboliseert nu in haar opgaande houding de herrijzenis van Oostburg uit de oorlogsellende. Van de architect L.W. Rozenkranz uit Oostburg is het in 1952 geopende Ledeltheater. In 1958 kreeg de r.k.-scholengemeenschap Sint Eloy, voortgekomen uit een in 1947 gestichte r.k.-H.B.S., een fraai schoolgebouw (architect F.H.M. Mol te Breda). Het nieuwe raadhuis van Oostburg werd op 18 juli 1958 in gebruik gesteld. Het is een strakgelijnd modern gebouw met een slanke klokketoren (architectenbureau J .A. Wenting te Baarn). In een plantsoen naast de r.k.-pastorie op het St.-Eligiusplein staat een bronzen beeldje, St.-Eligius voorstellende; vervaardigd door de beeldhouwer E. Speyaert van Woerden (1962). In 616 zou de evangelist Eligius (Eloy) Oostburg hebben bezocht; in ieder geval wordt hij later als heilige (speciaal van de edelsmeden) vereerd. Oostburg heeft zijn Finlandwijk (Kroonwijk) waarvan de materialen tijdens de wederopbouw van Oostburg werden geschonken door Finland. Op 8 juli 1949 werd de wijk officieel in gebruik gesteld door de toenmalige Finse gezant in Nederland. De Finse wijk Kroonwijk heeft de vorm van een kroon, ter herinnering aan de kroning van koningin Juliana in 1948. De wijk bestaat uit de Kroonwijksingel, Finlandstraat, Helsinkistraat, Kolkastraat (Kolka, havenstad in Finland vanwaar het benodigde hout werd aangevoerd), Bestevaerstraat (de naam van het schip waarmee het hout werd vervoerd), Frederik Hendrikstraat (onder Frederik Hendrik werd de Henricuspolder ingedijkt waarin de Kroonwijk is gelegen), Quarles van Uffordweg (genaamd naar de toenmalige commissaris der koningin in Zeeland). Andere wijken in Oostburg met een historische betekenis zijn: Tragelwijk, genaamd naar de tragel of leidijk langs de vaart die na 1650 werd gegraven vanaf het Grote Gat naar Nieuwehaven aan de Schelde; Oostdijke, een wijk die is gelegen op het grondgebied van de voormalige gemeenten Oostburg en Schoondijke (Oostdijke is de samentrekking van de namen van beide gemeenten). Binnen de nieuwe gemeente Oostburg liggen verscheidene natuurmonumenten waarvan 'Het Grote Gat' ten zuiden van de stad Oostburg een van de fraaiste is (36 ha, grotendeels eigendom van de Stichting Het Zeeuwsche Landschap); merkwaardig zijn in Het Grote Gat de 'groeiende stenen' palingbrood).

Vestingwerken

De oude stadskern van Oostburg had vroeger (tot ca. 1944) een min of meer cirkelvormig grondplan dat in oorsprong teruggaat tot een ringwalfort burgen) uit de 9e eeuw. In de middeleeuwen was Oostburg een 'open stad', ontstaan aan de oostzijde van de burg. Na de verovering door Maurits in 1604 werden noordoost en zuidoost van de oude stadskern de schansen Slikkenburg resp. Frederik Hendrik opgeworpen (vierkant met vier bastions, gracht en contrescarp). Deze werden door een rechte courtine verbonden. Later werd het westelijk front gemaakt volgens de oud-Nederlandse bevestigingswijze. Het was een halfrond gebastionneerd tracee, dat met de beide schansen en de aarden wal de stad omsloot. Ook hier een natte gracht, contrescarpen en een buiten gracht; voltooid in 1629. Er waren twee poorten, de Landpoort aan het eind van de Papenstraat en de Waterpoort aan de Zuiderstraat. Het middelste van de drie bolwerken van het westfront lag in de kern van het middeleeuwse stadspatroon. De vestingwerken werden 10 april 1673 ter slechting verkocht. Van de 17e-eeuwse vestingwerken zijn hier en daar nog overblijfselen aanwezig.

Geschiedenis

Oostburg wordt in een opsomming van de bezittingen van de St.-Pietersabdij te Gent in het midden van de 10e eeuw vermeld als 'Castrum Osburch'. De burgnaam heeft ongetwijfeld betrekking op de circulaire versterking die er in de 9e eeuw werd aangelegd. In het 'Oost', ouder 'Os', gaat mogelijk een persoonsnaam schuil namen in Zeeland, plaatsnamen). De naam Oostburg wordt ook wel uitgelegd als ten oosten van Aardenburg, of de ten oosten van het riviertje de Ee gelegen burg. De burg maakte deel uit van een verdedigingsstelsel dat in de vroege middeleeuwen Vlaanderen en Zeeland moest beschermen tegen invallen vanuit zee. Mogelijk is de versterking aangelegd onder graaf Boudewijn met de ijzeren arm (±879). Oostburg ontwikkelde zich als een welvarende havenplaats. Er liepen drie wegen naar zee: naar het westen via het Coxysche Gat en het Zwin, naar het noorden door het Zwarte Gat of St.-Marieveen tussen de eilanden Cadzand en Groede en naar het oosten ia het Nieuwerhavensche Gat en de Schelde. De St.-Pietersabdij te Gent verwierf hier bezittingen; in 1038 schonk graaf Boudewijn V de St. Eligiuskerk te Oostburg aan deze abdij. In de 12e eeuw kreeg de plaats bovendien een St.-Baafskerk; omstreeks 1200 was zij in het bezit van stadsrechten. Margaretha van Konstantinopel verhief de stad in 1223 tot een burggraafschap met stedelijke rechten. In deze tijd beleefde de stad een bloeiperiode door haar lakennijverheid en de handel in zout, turf, vee, graan en wol. Doch sinds het eind van de 13e eeuw trad verval in: in 1271 verwoestten de Gentenaren de stad; in 1302 deden de Bruggelingen hetzelfde onder de volksleider Pieter de Coninck; in 1375/76 teisterde een stormvlied de omgeving, in 1382 kwamen de Engelsen, in 1485 de Engel sen en Fransen, in 1404 raasde de St.-Elisabethsvloed, in 1452 verbrandden de Gentenaren de stad, in 1488 traden de legers van Maximiliaan verwoestend op. Toch bleef de stad zich handhaven. Een nieuwe verbinding met de zee werd gevormd door de Brugsche vaart, van 1502-1505 door Brugge gegraven van het Coxysche Gat naar het oosten en verder tot in de Braakman. Nadat in 1516 het stadhuis door oproerig krijgsvolk in brand was gestoken, waardoor het archief verloren ging, bouwde de stad in 1523 een nieuw (in 1944 verwoest). In 1570 sloeg de Allerheiligenvloed toe. De 80-jarige oorlog bracht bijna de totale ondergang; in 1581 traden Oostburg en het omringende gebied, Het Vrije van Sluis, toe tot de Unie van Utrecht, maar Parma verbrandde Oostburg in 1583. In 1587 werden in de strijd tegen de Spanjaarden de dijken doorgestoken, waar door St.-Catherina (Cathaline) ten zuiden van Oostburg en Coxyde verloren gingen. Oostburg lag geheel verlaten. In 1604 nam Prins Maurits de plaats echter in bezit; van 1620-1630 werden er vestingwerken aangelegd, die slechts een gedeelte van de voormalige oppervlakte omvatten. Deze vesting werd reeds in 1673 geslecht, doch intussen bleef Oostburg als bewoonde plaats bestaan. Het vormde een wijkplaats voor vluchtelingen uit katholieke landen. In 1686 werd een Waalse kerk geopend. In 1697 verbouwde men te Oostburg de eerste Nederlandse aardappel. Als havenplaats had de stad afgedaan; de waterwegen veranderden of werden afgedamd; in 1658 was de oude haven reeds afgedamd; sinds 1788 verbindt de Bakkersdam Oostburg met het vasteland. Door de aanleg van de Bakkersdam en later van andere wegen, o.a. de in 1809 begonnen weg van Breskens naar Gent, heeft Oostburg zich van lieverlede tot een streekcentrum kunnen ontwikkelen. De 18e eeuw bracht echter in het algemeen een diep verval; de Fransen plunderden gedurende de successie-oorlogen (1702-1713 en 1747 1749) de stad en lijfden haar van 1795-1814 in. In 1795 telde ze nog slechts 793 inwoners. De laatste aanlegplaats verdween door de aanleg van de Austerlitzpolder in 1807. In 1830 sloeg kolonel J.D.U. Ledel een aanval van Belgische opstandelingen af en droeg daarmee bij tot het behoud van westelijk Zeeuws-Vlaanderen bij Nederland. Een plein en een theater zijn later naar hem genoemd. Van 1840-1850 stichtten emigranten een nederzetting Oostburg aan het Michiganmeer. In 1920 verzette de gemeente zich tegen Belgische annexatieplannen (men zong het Zeeuws-Vlaamse volkslied van ds. J.N. Pattist) en kreeg tot beloning een Rijks-H.B.S., thans Rijksscholengemeenschap geheten, waarvoor in 1924 een gebouw gereed kwam. Van 1 juni 1940 tot 26 oktober 1944 onderging Oostburg een Duitse bezetting, waaraan een einde werd gemaakt door een Canadees bombardement van 23 september-18 oktober 1944, dat 80% van de stad verwoestte. Voor de wederopbouw zie monumenten.

Literatuur

  • Van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek.
  • M.A. Aalbregtse, Herbouwd Oostburg.
  • M.A. Aalbregtse, Kent u ze nog, de Oostburgers?
  • M.A. Aalbregtse, Oostburg in oude ansichtkaarten.
  • M.A. Aalbregtse, Oostburg, stad met de 'Eenhoorn'.
  • H. van Werveke, De oudste burchten aan de Vlaamse en Zeeuwse kust.
  • J. de Hullu, De Waalse kerk van Oostburg.
  • J. de Hullu, De Belgische aanvallen op Oostburg, in oktober 1830.
  • J.E. Risseeuw, Her Benedictijns klooster of het huis van St.-Pieter te Oostburg.
  • Gottschalk, Historische geografie van W.Z.V1.
  • Tirion, Beschrijving van Staats-Vlaanderen.
  • Boekhout, Wapen Oostburg.

Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Bekijk de originele tekst uit de Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984