Paardenknecht

Uit encyclopedie van zeeland
Versie door W. van Gorsel (overleg | bijdragen) op 26 sep 2024 om 13:22
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Paardenknecht, paereknecht of paererieër
Paardenknecht met paarden en zogend veulen te Stavenisse, ca. 1910, foto: C. Droogendijk, Museum Meestoof St. Annaland, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 78550

De paardenknecht was in de traditionele Zeeuwse landbouw, tot in het midden van de twintigste eeuw, het personeelslid van de landbouwer dat met de paarden werkte en de paarden verzorgde. De ‘paereknecht’ of ‘paererieër’ was vaak één van de inwonende, dus ongetrouwde knechts. Waar er geen inwonend personeel was, zoals op sommige noordelijke eilanden, was paardenknecht gewoon de benaming voor de arbeider die met de paarden reed. Soms waren er meer (dan één) paardenknechts.

Paardenknecht werd beschouwd als een betere positie dan gewoon boerenknecht. Het was meer vakwerk. Ook omdat de paardenknecht langere dagen maakte, werd hij beter betaald dan de andere knechts. Hetzelfde gold voor de verhouding paardenarbeider / gewoon arbeider. Het voeren van de paarden gebeurde soms ’s winters op stal al om vier uur in de morgen. Op het Noord-Beveland van de jaren 1920 begonnen de paardenknechts officieel een uur vroeger dan de andere arbeiders. Volgens de Landarbeiderenquête van 1906 verdienden zij anderhalve of twee gulden meer dan de anderen.

Gebruikelijk was dat de paardenknechts de haren die loskwamen uit de staarten van de paarden mochten houden. Ze konden ze verkopen aan opkopers die om de zoveel tijd de boerderijen aandeden. Op Noord-Beveland werden de paardenknechts ingehuurd van 1 maart tot 11 november, waarbij zij vaak ook in de winter op de boerderij bleven. Op Walcheren wisselden zij net als de overige knechts (en inwonende meiden) eventueel van werkgever op Liesjesdag, de eerste donderdag van oktober en van mei.

Auteur

-Jan Zwemer, 2012

Bronnen

-G. Groenleer (red.), Het hek van de dam. Het verdwijnen van de boerensamenleving op Colijnsplaat, Vlissingen, 1998, 40.

-K. Slager, Landarbeiders. Verhalen om te onthouden, Nijmegen, 1981, 40, 42, 77,90

-J. Zwemer, Een zekel om geit-eten te snieën. De geschiedenis van de landarbeiders op Walcheren 1900-1940, Middelburg, 1986, 56-58.

-Verslagen betreffende den oeconomischen toestand der landarbeiders in Nederland. II Utrecht-Limburg, ’s Gravenhage, 1908, 265.