Ghijsel (of Gilles) Hebberecht: verschil tussen versies
Importing text file |
k Marja heeft pagina Hebberecht, Ghijsel (of Gilles) hernoemd naar Ghijsel (of Gilles) Hebberecht: hernoemd |
(geen verschil)
|
Versie van 7 jul 2014 11:20
Hebberecht, Ghijsel (of Gilles) |
---|
(Gent ? - Aardenburg, na 21 september 1680). Doopsgezind predikant.
Zoon van Christoffel Hebberecht, een lakenkoopman uit Gent, die naar Aardenburg uitweek en aldaar in 1633 burgerrecht verkreeg. Ghijsel werd diaken van de doopsgezinde gemeente en was vanaf 1651 tot aan zijn dood oudste en prediker van deze gemeente. Hij heeft dit ambt vervuld in een moeilijke periode, toen de stedelijke regering het de mennonieten of doopsgezinden niet gemakkelijk maakte. Met vaste hand en op waardige wijze heeft Hebberecht zijn gemeente geleid. Toen de magistraat de doopsgezinden opriep voor de burgerwacht (1657-1658) en hen beschuldigde van onburgerlijk gedrag tegenover het land, gelukte het Hebberecht na geduldig aanhouden in 1663 een overeenkomst tot stand te brengen, waarbij de mennonieten een bepaalde som zouden betalen in plaats van hun dienst te vervullen. Toen er beschuldigingen van socianisme tegen Hebberecht werden ingebracht, wenste de magistraat hierop niet in te gaan. In 1672 werd Aardenburg door de Fransen aangevallen. Hebberecht toonde zich toen de ziel van zijn gemeente, die hulp bood waar het mogelijk was, al bleef zij bij haar regel niet met wapenen te vechten. Onder leiding van Hebberecht heeft zijn gemeente een periode van bloei gekend.
AUTEUR
S.J.M. Hulsbergen, gecontroleerd redactie 2013
LITERATUUR
Mennonite Encyclopedia.
Broese van Groenau, Doopsgezinde Gemeente Aardenburg.
Biographisch Woordenboek Prot. godgeleerden.
Van Date, Ghijsel Hehberecht.
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
(Gent ? - Aardenburg, na 21 sept. 1680). Doopsgezind predikant; zoon van Christoffel Hebberecht, een lakenkoopman uit Gent, die naar Aardenburg uitweek en aldaar in 1633 burgerrecht verkreeg. Ghijsel werd diaken van de doopsgezinde gemeente en was vanaf 1651 tot aan zijn dood oudste en prediker van deze gemeente. Hij heeft dit ambt vervuld in een moeilijke periode, toen de stedelijke regering het de mennonieten niet gemakkelijk maakte. Met vaste hand en op waardige wijze heeft Hebberecht zijn gemeente geleid. Toen de magistraat de doopsgezinden opriep voor de burgerwacht (1657/'58) en hen beschuldigde van onburgerlijk gedrag tegenover het land, gelukte het Hebberecht na geduldig aanhouden in 1663 een overeenkomst tot stand te brengen, waarbij de mennonieten een bepaalde som zouden betalen in plaats van hun dienst te vervullen. Toen er beschuldigingen van socianisme tegen Hebberecht werden ingebracht, wenste de magistraat hierop niet in te gaan. In 1672 werd Aardenburg door de Fransen aangevallen. Hebberecht toonde zich toen de ziel van zijn gemeente, die hulp bood waar het mogelijk was, al bleef zij hij haar regel niet met wapenen te vechten. Onder leiding van Hebberecht heeft zijn gemeente een periode van bloei gekend.
HECKE, Augustinus van
(St.-Nicolaas (Waasland) 2 september 1788 - Hulst 30 september 1864). Priester.
Ontsnapte ternauwernood aan de krijgsdienst onder Napoleon, voltooide zijn studies aan het seminarie te Gent en werd 14 maart 1812 priester gewijd. Op 9 mei van dat jaar werd hij coadjutor (kapelaan) te Hulst, een der Zeeuwse parochies, die uit het Gentse steeds met schrik werden aanvaard. Na 6 jaar werd hij daar pastoor. 52 Jaar werkte Augustinus van Hecke in deze uitgestrekte parochie. Hij wist rust en vrede te handhaven in de roerige jaren van 1830 en 1831, toen Hulst enige tijd bezet was door Belgische soldaten en vervolgens een tijd verlaten lag, eer de Hollanders kwamen opdagen. Toen de afscheiding een feit was, werd hij deken van Hulst en van geheel Zeeuws-Vlaanderen (25 februari 1833) en kwam onder het gezag van de zaakgelastigde van de paus in Den Haag, mgr. Antonucci (1832-1841). Als deken van deze verlaten streek had hij buitengewone volmacht en de onderhorige priesters vonden hem een vertrouwd raadsman. In 1841 kwam Zeeuws-Vlaanderen onder de vicaris van Breda en later onder de bisschop. In 1843 werd het dekenaat van Aardenburg opgericht, een verlichting voor hem, omdat de Braakman toen nog Oost- en West-Vlaanderen gescheiden hield. Hij richtte een klooster van onderwijszusters op met pensionaat voor de buitenparochies. Er kwam in zijn dekenaat een grote opleving. Hij zegende nieuwe bidplaatsen in en hielp nieuwe parochies oprichten te Terneuzen (1844), Axel (1861), Nieuw Namen (1859). Nieuwe kerken gingen de oude schuren en halve schuilkerken vervangen te St.-Jansteen (1857), Ossenisse (1855), Nieuw Namen(1860) en Rapenburg (1861).
AUTEUR
C.P.M. Holtkamp, gecontroleerd redactie 2013
LITERATUUR
N.N.B.W. VIII.
Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984
St.-Nicolaas (Waas) 2 sept. 1788 - Hulst 30 sept. 1864). Ontsnapte ternauwernood aan de krijgsdienst onder Napoleon, voltooide zijn studies aan het seminarie te Gent en werd 14 maart 1812 priester gewijd. Op 9 mei d.a.v. werd hij coadjutor (kapelaan) te Hulst, een der Zeeuwse parochies, die uit het Gentse steeds met schrik werden aanvaard. Na 6 jaar werd hij daar pastoor. 52 Jaar werkte Augustinus v. Hecke in deze uitgestrekte parochie. Hij wist rust en vrede te handhaven in de roerige jaren van 1830 en 1831, toen Hulst enige tijd bezet was door Belgische soldaten en vervolgens een tijd verlaten lag, eer de Hollanders kwamen opdagen. Toen de afscheiding een feit was, werd hij deken van Hulst en van geheel Zeeuws-Vlaanderen (25 februari 1833) en kwam onder het gezag van de zaakgelastigde van de paus in Den Haag, mgr. Antonucci (1832-1841). Als deken van deze verlaten streek had hij buitengewone volmacht en de onderhorige priesters vonden hem een vertrouwd raadsman. In 1841 kwam Zeeuws-Vlaanderen onder de vicaris van Breda en later onder de bisschop. In 1843 werd het dekenaat van Aardenburg opgericht, een verlichting voor hem, omdat de Braakman toen nog Oost- en West-Vlaanderen gescheiden hield. Hij richtte een klooster van onderwijszusters op met pensionaat voor de buitenparochies. Er kwam in zijn dekenaat een grote opleving. Hij zegende nieuwe bidplaatsen in en hielp nieuwe parochies oprichten te Terneuzen (1844), Axel (1861), Nieuw Namen (1859). Nieuwe kerken gingen de oude schuren en halve schuilkerken vervangen te St.-Jansteen (1857), Ossenisse (1855), Nieuw Namen
(1860) en Rapenburg (1861).