Sluis (lamminsvliet, Lammensvliet. Lambinsvliet)/EvZ1982-1984: verschil tussen versies
Regel 51: | Regel 51: | ||
Rond 1492 speelde zich in en om Sluis de Jonker Fransen-oorlog af, de laatste stuiptrekking van de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Samen met de Hoeken capituleerde Filips van Kleef, kapitein-generaal van Sluis, die met Maximiliaan een privé-oorlog voerde. Keizer Karel V probeerde tevergeefs om Sluis nieuw economisch leven in te blazen. Zijn zoon Filips II verkocht de stad in 1566 aan Brugge, welke stad in 1584 door Parma werd ingenomen: Sluis volgde in 1587. In 1604 veroverde Maurits het op Parma's opvolger, De Spinola: pogingen van de Spanjaarden tot herovering werden in 1606, 1621 en 1626 afgeslagen. Sindsdien behoorde Sluis tot de Republiek. het werd de zetel van Het Vrije. In 1747, tijdens de Oostenrijksee Successieoorlog. werd het door de Fransen ingenomen, in 1794 wederom: in 1830 door Belgische opstandelingen. De definitieve afdamming van het Zwin geschiedde in 1872 voor gezamenlijke rekening van België en Nederland: de ontstane polder werd de Willem-Leopoldpolder genoemd (naar de beide koningen). | Rond 1492 speelde zich in en om Sluis de Jonker Fransen-oorlog af, de laatste stuiptrekking van de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Samen met de Hoeken capituleerde Filips van Kleef, kapitein-generaal van Sluis, die met Maximiliaan een privé-oorlog voerde. Keizer Karel V probeerde tevergeefs om Sluis nieuw economisch leven in te blazen. Zijn zoon Filips II verkocht de stad in 1566 aan Brugge, welke stad in 1584 door Parma werd ingenomen: Sluis volgde in 1587. In 1604 veroverde Maurits het op Parma's opvolger, De Spinola: pogingen van de Spanjaarden tot herovering werden in 1606, 1621 en 1626 afgeslagen. Sindsdien behoorde Sluis tot de Republiek. het werd de zetel van Het Vrije. In 1747, tijdens de Oostenrijksee Successieoorlog. werd het door de Fransen ingenomen, in 1794 wederom: in 1830 door Belgische opstandelingen. De definitieve afdamming van het Zwin geschiedde in 1872 voor gezamenlijke rekening van België en Nederland: de ontstane polder werd de Willem-Leopoldpolder genoemd (naar de beide koningen). | ||
Sluis in de 19e eeuw | Sluis was in de 19e eeuw een verarmd stadje, zwaar beschadigd door de aanval van de Fransen in 1794. Sluis heeft daarna nauwelijks economische mogelijkheden. Het Zwin is niet meer toegankelijk voor schepen, maar ook nog niet ingepolderd. De vaart naar Brugge houdt bij de grens op. Die wordt in 1856 eindelijk verlengd tot in de stad, waardoor de handel opbloeit. Ook biedt de inpoldering van het Zwin met de weg naar Nieuwvliet nieuwe kansen. Sluis krabbelt op, de welvaart neemt toe. | ||
In de tweede wereldoorlog werd Sluis in oktober 1944 vrijwel geheel verwoest, doch op 1 november 1944 bevrijd: tot 1960 werd aan de wederopbouw gewerkt. | In de tweede wereldoorlog werd Sluis in oktober 1944 vrijwel geheel verwoest, doch op 1 november 1944 bevrijd: tot 1960 werd aan de wederopbouw gewerkt. |
Huidige versie van 19 jan 2022 om 10:18
Sluis (lamminsvliet, Lammensvliet. Lambinsvliet) |
---|
De gemeente en de stad: kenmerken
Sluis is een gemeente in het westen van Zeeuws-Vlaanderen, in de Nederlandse provincie Zeeland, die na de gemeentelijke herindeling van 1 januari 2003 tot stand kwam als fusie van de gemeenten Oostburg en Sluis-Aardenburg. De gemeente is genoemd naar het vestingstadje Sluis, maar het gemeentehuis staat in Oostburg. De gemeente telt 23.237 inwoners (1 juli 2021, bron: CBS) en heeft een oppervlakte van 307,01 km² (waarvan 26,74 km² water). Toerisme is een belangrijke bron van inkomsten in deze gemeente. De burgemeester is Marga Vermue-Vermue (CDA). Op 1 januari 2021 had de stad Sluis 2.350 inwoners. Tot de gemeente Sluis behoren de buurtschappen en dorpen Heille, Het Pas, Retranchement, Ronduit. Sint-Anna ter Muiden, Terhofstede, Het Veer, Aardenburg, Eede, Sint Kruis, Oostburg, Zuidzande, Cadzand, Nieuwvliet, Groede, Breskens, Hoofdplaat, IJzendijke, Schooondijke en Waterlandkerkje. Sluis werd omstreeks 1280 aan het Zwin gesticht als voorhaven van Brugge: het verwierf in 1290 stadsrechten. De stad is eeuwen lang een belangrijke haven geweest en speelde door haar strategische ligging in veel oorlogen een grote rol, vandaar ook de uitspraak van de graaf van Vlaanderen 'Wie Sluis bezit. Bezit Vlaanderen'. De naam Sluis is ontleend aan een ter plaatse gelegen uitwateringssluis. De oorspronkelijke nederzetting heette Lamminsvliet: in officiële stukken werd nog lang deze, wat deftiger naam gebruikt. Sluis kent in de zomermaanden, maar ook in de weekends daarbuiten, een zeer druk dagtoerisme. Bezoekers en kopers zijn vooral afkomstig uit België. Verdere economische bedrijvigheden: klein-industrie houtbewerking): groot-aannemingsbedrijf: landbouw.
Wapen
In 1293 voerde Lamminsvliet als schepenzegel een schip. waarop een zegenende bisschop. vergezeld van twee vissen en als contrazegel een schip met een rechtopstaande vis op elke steven. Het zegel van 1309 toonde een zittende Heilige Maagd. waaronder golven en aan weerszijden een kandelaar. In 1319 zijn de kandelaars vervangen door twee schildjes, elk met twee golvende dwarsbalken en dit is het wapen van Sluis gebleven. Het werd op 31 juli 1817 voor de gemeente bevestigd. In de 14de en 15de eeuw werd het wapen overtopt door een liggende draak en vastgehouden door twee leeuwen.
Vlag
De gemeentevlag. twee banen wit en rood met op het midden het wapenschild, is 25 oktober 1979 vastgesteld. In de slag aan de Guldenberg bij Roosbeke voerde echter de uit Sluis afkomstige corporatie in 1382 een geheel blauwe vlag met aan de bovenhals het gemeentewapen.
Varia
Kermis op de derde zaterdag na Pinksteren en zondag en maandag daaraan volgend.
Monumenten
In de tweede wereldoorlog zijn in Sluis veel monumentale panden totaal verwoest of zwaar beschadigd. Vooral de 11de oktober 1944 is voor het stadje een zwarte dag geweest. Toen het op 1 november 1944 werd bevrijd, lag het grotendeels in puin. Sluis werd zoveel mogelijk in de oude, karakteristieke sfeer herbouwd.
Stadhuis
Het stadhuis heeft een toren (belfort) met vier uitgekraagde hoektorentjes. Het is het enige belfort in Nederland. In de toren bevindt zich een carillon (gefinancierd uit een in 1956 door de burgerij ingesteld carillonfonds) en het alom bekende houten beeld 'Jantje van Sluis'. Dit in 1424 doorJacob van Huussen gemaakte beeld, dat reeds om streeks 1425 op de stadhuistoren zou zijn geplaatst. heeft allerlei rampen overleefd,ook die van 1944,toen het van de toren werd geschoten. Elk half uur hamert Jantje van Sluis nu weer op de klokken. De bouw van het stadhuis, oorspronkelijk poortershuis, begon in 1390 en was vrijwel voltooid in 1393, toen het door brand geteisterd werd. Het uit dezelfde tijd daterende schepenhuis dat tegen de noordzijde stond, werd onmiddellijk hersteld. het 'poorthuis' pas in 1423. In het stadhuis werd in 1430 het huwelijk voltrokken tussen Philips de Schone en Isabella van Portugal. In 1798 is het schepenhuis afgebroken. Van 1894 tot 1904 is het poorthuis/stadhuis ingrijpend gerestaureerd. Het werd in 1944 zwaar beschadigd. Bij de wederopbouw, die van 1945 tot 1962 heeft geduurd (E.A. Canneman, F. H. Klokke en J. de Wilde), zijn fouten van de vorige restauratie ongedaan gemaakt. Zo kregen de vensters van de hoofdverdieping, uitgezonderd één aan de zuidzijde, geen rondbogen met driepassen meer, zoals de bovenvensters, maar eenvoudige segmentbogen. Op de plaats van het voormalige schepenhuis werd een nieuwe vleugel opgetrokken. Origineel is nog de tweebeukige overwelfde benedenruimte. De hoofdverdieping is thans tot raadzaal ingericht. Hier is het in 1735 doorJ. P. van Baurscheit de Jonge ontworpen hek van de vierschaar uit het raadhuis van Middelburg opgesteld (het was daar in 1741 geplaatst. doch in 1838 overgebracht naar het Gerechtshof, waar het tot de overplaatsing naar Sluis gebleven is). Gotische balkneuten en sleutelstukken met onder andere historische en bijbelse voorstellingen. die in 1944 waren verbrand. zijn voor een deel aan de hand van foto's en gipsafgietsels gekopiëerd. De burgemeesterskamer heeft een wandbekleding gekregen van oud goudleer en een schouw met antieke gotische wangen. In het stadhuis is een oudheidkamer van bescheiden omvang (veel waardevolle bezittingen zijn in 1944 verloren gegaan, onder andere belangrijke archiefstukken en schilderijen.
Kerken
De beide hoofdkerken van Sluis zijn reeds lang geleden verdwenen: de Onze Lieve Vrouwekerk ten gevolge van de Tachtigjarige Oorlog, de Sint-Janskerk bij een brand in 1811. De ligging van de laatste, een kruiskerk, is in een plantsoen in het centrum van Sluis door middel van muurtjes gemarkeerd. De Vrouwekerk was de oudste kerk van Sluis; deze is in de loop van de 16de eeuw geheel vervallen.
Kloosters
In Sluis hebben verscheidene kloosters gestaan. Johannes Capistrano stichtte in 1443 het klooster van de grauwbroeders: de door zijn welsprekendheid vermaarde monnik Jan Brugman was er de eerste gardiaan. Voorts telde de stad twee kloosters voor vrouwelijke religieuzen: een voor de grauwzusters en een voor de gasthuiszusters. Het Catherina-. ook wel Magdalenaklooster genoemd.
Vestingwallen
Zeer bezienswaardig zijn de oude vestingwallen en poorten van Sluis. In de wallen met nog zes gespaarde bastions staan de Oostpoort (gerestaureerd in 1978/79). de Zuidpoort (verkeert na een vernieuwing in 1781 nog in goede staat). de Waterpoort en de Westpoort of Stenen Beer (gerestaureerd in 1967). De vestingwerken in Sluis dateren overwegend uit de 17de eeuw en zijn later (1702) door Menno van Coehoorn verbeterd: ze hebben oudere, middeleeuwse omwallingen vervangen (zie verder Sluis, vestingwerken). Buiten de noordelijke wallen van Sluis ligt een merkwaardige motteachtige heuvel: hij is een overblijfsel van de opgehoogde binnenplaats van het totaal gesloopte. eens zo machtige kasteel van Sluis (zie Sluis, kasteel van). Binnen de wallen staat aan de zuidzijde van de stad de korenmolen 'De Brak' uit 1739 herbouwd in 1951): het is een zware, ronde, ongetailleerde stenen bovenkruier met schuin geschoorde stelling: er is een restaurant in gevestigd.
Borstbeeld J.H. van Dale
Dichtbij het Walplein staat een monument ter ere van de lexicograaf en schrijver Johan Hendrik van Dale. Er is ook een straat naar hem genoemd. In 1828 wordt Johan Hendrik van Dale in Sluis geboren, twee jaar voordat de opstandige Belgen komen om Zeeuws-Vlaanderen te annexeren. Na enkele jaren op plaatsen in buurt te hebben gewerkt als ondermeester, wordt Jan van Dale in 1850 hoofdonderwijzer in Sluis. Enkele jaren later wordt hij ook benoemd tot onbezoldigd archivaris. Hij speelt een belangrijke rol in het sociale leven van Sluis. In 1872 sterft Van Dale aan de pokken, 44 jaar oud. Hij is dan, op verzoek van uitgevers, vier jaar bezig met een nieuwe bewerking van een bestaand woordenboek.
Maneschijnhoeve
De Maneschijnhoeve dankt zijn naam aan de ligging in de manaschijnpolder. Traditioneel gebouw eind 17e eeuw met een deur in het midden en aan weerszijden twee ramen. In 1740 aan de linkerzijde verlengd. Vlaamse traditie: witte kleur. De oude schuur en stallen zijn wat verbouwd. Een groot raadsel op deze boerderij vormen de tekens op de voordeur van het huis.
Natuurreservaat Het Zwin
Binnen de gemeente Sluis ligt, in het uiterste westen aan de Noordzee. het Nederlandse gedeelte van het natuurreservaat Het Zwin (het beheer berust bij de Stichting Het Zeeuwse Landschap 0
Geschiedenis
Sluis is waarschijnlijk omstreeks 1270 ontstaan rond een 'registratiekantoor' voor tolgelden. Tussen 1278 en 1290 verhief zijn heer Guy van Dampierre, het tot 'franche wille' en na zijn dood werd zijn zoon, Jan van Namen, heer van de stad. Nog meer dan de overige 'smalle steden' langs het Zwin had Sluis te lijden onder de juridische, economische en militaire hegemonie van Brugge. Sluis nam immers een sleutelpositie in aan de monding van het Zwin en genoot dientengevolge de gunst van de Vlaamse graven. 'Sint Anna ter Muiden (Mude) en Damme steunden uit afgunst doorgaans de repressieve politiek van Brugge. In 1323 staken de Bruggelingen de stad uit concurrentienijd in brand. Na de slag van Westrozebeke (1382) liet Lodewijk van Male, in opdracht van de Franse koning. Sluis met grachten, wallen en poorten versterken. Enkele decennia later werden aan beide zijden van het Zwin kastelen gebouwd: een pastille' aan de Sluise zijde, een eenvoudige toren (toren van Bourgondië) aan die van Mude. Een zware ketting tussen beide sloot het Zwin af. In 1386 ruilde Willem van Namen met Filips de Stoute van Bourgondië Sluis voor de stad en heerlijkheid Bëthune in Artois. De nieuwe heer, Filips de Stoute breidde de versterkingen uit en voegde de zogenaamde Oost-en Zuidkeure, die tevoren aan het Brugse Vrije behoorden, aan de stad toe. Hiermee begon zij haar gouden eeuw: zij handelde onder meer met de Duitse Hanze. Venetië, Genua, Catalonië en Portugal. Zij inde tol van alle waren die het Zwin binnenkwamen, bezat de stapel van wijnen en droge vis, verdiende kapitalen aan zoutnering. haringvisserij, makelaardij en handel in masten. In de tweede helft van de 15de eeuw ging Sluis achteruit wegens verlanding van het Zwin, de starheid van het stapelsysteem, het onderhoud van de bolwerken en de troebelen tijdens het regentschap van Maximiliaan 1482-1494.
Rond 1492 speelde zich in en om Sluis de Jonker Fransen-oorlog af, de laatste stuiptrekking van de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Samen met de Hoeken capituleerde Filips van Kleef, kapitein-generaal van Sluis, die met Maximiliaan een privé-oorlog voerde. Keizer Karel V probeerde tevergeefs om Sluis nieuw economisch leven in te blazen. Zijn zoon Filips II verkocht de stad in 1566 aan Brugge, welke stad in 1584 door Parma werd ingenomen: Sluis volgde in 1587. In 1604 veroverde Maurits het op Parma's opvolger, De Spinola: pogingen van de Spanjaarden tot herovering werden in 1606, 1621 en 1626 afgeslagen. Sindsdien behoorde Sluis tot de Republiek. het werd de zetel van Het Vrije. In 1747, tijdens de Oostenrijksee Successieoorlog. werd het door de Fransen ingenomen, in 1794 wederom: in 1830 door Belgische opstandelingen. De definitieve afdamming van het Zwin geschiedde in 1872 voor gezamenlijke rekening van België en Nederland: de ontstane polder werd de Willem-Leopoldpolder genoemd (naar de beide koningen).
Sluis was in de 19e eeuw een verarmd stadje, zwaar beschadigd door de aanval van de Fransen in 1794. Sluis heeft daarna nauwelijks economische mogelijkheden. Het Zwin is niet meer toegankelijk voor schepen, maar ook nog niet ingepolderd. De vaart naar Brugge houdt bij de grens op. Die wordt in 1856 eindelijk verlengd tot in de stad, waardoor de handel opbloeit. Ook biedt de inpoldering van het Zwin met de weg naar Nieuwvliet nieuwe kansen. Sluis krabbelt op, de welvaart neemt toe.
In de tweede wereldoorlog werd Sluis in oktober 1944 vrijwel geheel verwoest, doch op 1 november 1944 bevrijd: tot 1960 werd aan de wederopbouw gewerkt.
Auteur
M.P. de Bruin, S.J. Hulsbergen, J.A. Trimpe Burger
Literatuur
- Gottschalk, Historische geografie I en II.A.
- Smits, Zeeuwsch Vlaanderen en de woelingen van 1830.
- Wilderom, Tussen afsluitdammen IV.
- Zelandia Illustrata XII, 468-490.
- Vicomte de Ghellinck Vaernewijck, Sceaux, 135-138.
- Zie verder bibliografie, topografische ingang.