Aegidius Gillissen (of Gillis Gillissen): verschil tussen versies

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Importing text file
 
W. van Gorsel (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
 
(6 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
{{Infobox
{{InfoboxPersoon
| above      = Gillissen, Aegidius Of Gillis Gillissen
| afbeelding = [[Bestand:A Gillissen.jpg|250px]]
| naam = Aegidius Gillissen (of Gillis Gillissen)
| onderschrift = Aegidius Gillissen (of Gillis Gillissen) sloot zijn loopbaan af als rector van de Leidse Universiteit. Het Academiegebouw aan het Rapenburg, 2010. Bron: Wikimedia Commons.
| geboortedatum = [[12 juli]] [[1712]]
| geboorteplaats = Middelburg
| overlijdensdatum = [[13 juni]] [[1800]]
| overlijdensplaats = Leiden 
| beroep = Theoloog
| VIAF = [http://viaf.org/viaf/290407530 Aegidius Gillissen (of Gillis Gillissen)]
}}
}}
==Biografie==
Theoloog. Bezocht te Middelburg de Latijnse school en, ofschoon voor de zeevaart bestemd, werd op 23 augustus 1732 te Groningen ingeschreven als student theologie. Door de classis van Walcheren proponent verklaard (1 november 1736), werd hij achtereenvolgens als predikant bevestigd te Borssele (1737), te Terneuzen (1740), te Bergen op Zoom (1745) en te Vlissingen (13 maart 1746), waar hij naar het schijnt, de aandacht trok van Willem IV. Dit leidde tot zijn benoeming tot hoogleraar in de godgeleerdheid te Franeker, waar hij op 1 mei 1749 inaugureerde met een rede: ‘De praesentibus theologici fundi calamitatibus’. Bij de overdracht van het rectoraat in 1761 oreerde hij: ‘De deistis praestantiam religionis christianae declarantibus’. Tot hoogleraar te Leiden benoemd, inaugureerde hij op 17 juni 1765: ‘De veterum haereticorum injusta defensione’. In 1768 werd hij tot rector benoemd. Op 7 november 1789 werd hem emeritaat verleend.


(Middelburg 12 juli 1712 - Leiden 13 juni 1800). Theoloog.  
Als hoogleraar kenmerkte hij zich door zich zowel van theologische vitterijen als van langdradige geschriften te onthouden. Verder verscheen van hem: ‘Vorst Messias, Vredebeschikkinge aan de geloovige kerk door zeven helden en acht vorsten uit de menschen, haar verlossende door 't geweld van Assier, of intreerede te Vlissingen’ (Middelburg 1746), de beide ‘Disputationes de S.S. Evangeliis ad apocryphosquosdam libros non accomodatis’ (Franeker 1754; de eerste stelling verdedigde hij in 1753, de tweede werd in 1754 verdedigd door Andreas de Lange, 'onze Vlissingschen inboorling' volgens Vrolikhert), ‘Oratio in obitum Vrimoetii’ (Franeker 1760), ‘Oratio de Deistarum objectionibus christianae religionis propagandae optis’ (Franeker 1762) en, het als rector in 1768 te Leiden uitgesproken, ‘De fabulis ecclesiasticis temere arreptis ad infirmandam evangelii veritatem’.


Bezocht te Middelburg de Latijnse school en, ofschoon voor de zeevaart bestemd, werd op 23 augustus 1732 te Groningen ingeschreven als student theologie. Door de classis van Walcheren proponent verklaard (1 november 1736), werd hij achtereenvolgens als predikant bevestigd te Borssele (1737), te Terneuzen (1740), te Bergen op Zoom (1745) en te Vlissingen (13 maart 1746), waar hij naar het schijnt, de aandacht trok van Willem IV. Dit leidde tot zijn benoeming tot hoogleraar in de godgeleerdheid te Franeker, waar hij op 1 mei 1749 inaugureerde met een rede: ‘De praesentibus theologici fundi calamitatibus’. Bij de overdracht van het rectoraat in 1761 oreerde hij: ‘De deistis praestantiam religionis christianae declarantibus’. Tot hoogleraar te Leiden benoemd, inaugureerde hij op 17 juni 1765: ‘De veterum haereticorum injusta defensione’. In 1768 werd hij tot rector benoemd. Op 7 november 1789 werd hem emeritaat verleend. Als hoogleraar kenmerkte hij zich door zich zowel van theologische vitterijen als van langdradige geschriften te onthouden. Verder verscheen van hem: ‘Vorst Messias, Vredebeschikkinge aan de geloovige kerk door zeven helden en acht vorsten uit de menschen, haar verlossende door 't geweld van Assier, of intreerede te Vlissingen’ (Middelburg 1746), de beide ‘Disputationes de S.S. Evangeliis ad apocryphosquosdam libros non accomodatis’ (Franeker 1754; de eerste stelling verdedigde hij in 1753, de tweede werd in 1754 verdedigd door Andreas de Lange, 'onze Vlissingschen inboorling' volgens Vrolikhert), ‘Oratio in obitum Vrimoetii’ (Franeker 1760), ‘Oratio de Deistarum objectionibus christianae religionis propagandae optis’ (Franeker 1762) en, het als rector in 1768 te Leiden uitgesproken, ‘De fabulis ecclesiasticis temere arreptis ad infirmandam evangelii veritatem’.
==Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984==
 
{{GoToOriginal}}
 
AUTEUR


==Auteur==
L. Hageman, gecontroleerd 2013
L. Hageman, gecontroleerd 2013


==Literatuur==
*Vrolikhert, Vlissingsche kerkhemel, 268.
*Boetes, Frieslands Hoogeschool II, 497.
*Nagtglas, Levensberichten.
*N.N.B.W. IV.


LITERATUUR
[[category:persoon]]
 
[[category:Zeeuwen]]
Vrolikhert, Vlissingsche kerkhemel, 268.
[[category:Religie]]
 
Boetes, Frieslands Hoogeschool II, 497.
 
Nagtglas, Levensberichten.
 
N.N.B.W. IV.
 
 
'''Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984 '''
 
 
(Middelburg 12 juli 1712 - Leiden 13 juni 1800). Theoloog. Bezocht te Middelburg de Latijnse school en, ofschoon voor de zeevaart bestemd, werd op 23 augustus 1732 te Groningen ingeschreven als student theologie. Door de classis van Walcheren proponent verklaard (1 november 1736), werd hij achtereenvolgens als predikant bevestigd te Borssele (1737), te Terneuzen (1740), te Bergen op Zoom (1745) en te Vlissingen (13 maart 1746), waar hij naar het schijnt, de aandacht trok van Willem IV. Dit leidde tot zijn benoeming tot hoogleraar in de godgeleerdheid te Franeker, waar hij op 1 mei 1749 inaugureerde met een rede: De praesentibus theologici fundi calamitatibus. Bij de overdracht van het rectoraat in 1761 oreerde hij: De deistis praestantiam religionis christianae declarantibus. Tot hoogleraar te Leiden benoemd, inaugureerde hij op 17 juni 1765: De veterum haereticorum injusta de fensione. In 1768 werd hij tot rector benoemd. Op 7 november 1789 werd hem emeritaat verleend. Als hoogleraar kenmerkte hij zich door zich zowel van theologische vitterijen als van langdradige geschriften te onthouden. Verder verscheen van hem: Vorst Messias, Vredebeschikkinge aan de geloovige kerk door zeven helden en acht vorsten uit de menschen, haar verlossende door 't geweld van Assier, of intreerede te Vlissingen (Middelburg 1746), de beide Disputationes de S.S.Evangeliis ad apocryphosquosdam libros non accomodatis (Franeker 1754; de eerste stelling verdedigde hij in 1753, de tweede werd in 1754 verdedigd door Andreas de Lange, 'onze Vlissingschen inboorling' volgens Vrolikhert), Oratio in obitum Vrimoetii (Franeker 1760), Oratio de Deistarum objectionibus christianae religionis propagandae optis (Franeker 1762) en, het als rector in 1768 te Leiden uitgesproken, De fabulis ecclesiasticis temere arreptis adinfirmandam evangelii veritatem.
 
 
 
 


[[category:persoon]]
{{DEFAULTSORT:Gillissen, Aegidius Of Gillis Gillissen}}

Huidige versie van 26 feb 2021 om 08:22

Aegidius Gillissen (of Gillis Gillissen)

Aegidius Gillissen (of Gillis Gillissen) sloot zijn loopbaan af als rector van de Leidse Universiteit. Het Academiegebouw aan het Rapenburg, 2010. Bron: Wikimedia Commons.
Geboren 12 juli 1712 Middelburg
Overleden 13 juni 1800 Leiden
Beroep Theoloog
VIAF Aegidius Gillissen (of Gillis Gillissen)

Biografie

Theoloog. Bezocht te Middelburg de Latijnse school en, ofschoon voor de zeevaart bestemd, werd op 23 augustus 1732 te Groningen ingeschreven als student theologie. Door de classis van Walcheren proponent verklaard (1 november 1736), werd hij achtereenvolgens als predikant bevestigd te Borssele (1737), te Terneuzen (1740), te Bergen op Zoom (1745) en te Vlissingen (13 maart 1746), waar hij naar het schijnt, de aandacht trok van Willem IV. Dit leidde tot zijn benoeming tot hoogleraar in de godgeleerdheid te Franeker, waar hij op 1 mei 1749 inaugureerde met een rede: ‘De praesentibus theologici fundi calamitatibus’. Bij de overdracht van het rectoraat in 1761 oreerde hij: ‘De deistis praestantiam religionis christianae declarantibus’. Tot hoogleraar te Leiden benoemd, inaugureerde hij op 17 juni 1765: ‘De veterum haereticorum injusta defensione’. In 1768 werd hij tot rector benoemd. Op 7 november 1789 werd hem emeritaat verleend.

Als hoogleraar kenmerkte hij zich door zich zowel van theologische vitterijen als van langdradige geschriften te onthouden. Verder verscheen van hem: ‘Vorst Messias, Vredebeschikkinge aan de geloovige kerk door zeven helden en acht vorsten uit de menschen, haar verlossende door 't geweld van Assier, of intreerede te Vlissingen’ (Middelburg 1746), de beide ‘Disputationes de S.S. Evangeliis ad apocryphosquosdam libros non accomodatis’ (Franeker 1754; de eerste stelling verdedigde hij in 1753, de tweede werd in 1754 verdedigd door Andreas de Lange, 'onze Vlissingschen inboorling' volgens Vrolikhert), ‘Oratio in obitum Vrimoetii’ (Franeker 1760), ‘Oratio de Deistarum objectionibus christianae religionis propagandae optis’ (Franeker 1762) en, het als rector in 1768 te Leiden uitgesproken, ‘De fabulis ecclesiasticis temere arreptis ad infirmandam evangelii veritatem’.

Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Bekijk de originele tekst uit de Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Auteur

L. Hageman, gecontroleerd 2013

Literatuur

  • Vrolikhert, Vlissingsche kerkhemel, 268.
  • Boetes, Frieslands Hoogeschool II, 497.
  • Nagtglas, Levensberichten.
  • N.N.B.W. IV.