Carel van der Putte: verschil tussen versies

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Marja (overleg | bijdragen)
k Marja heeft pagina Putte, Carel Van De hernoemd naar Carel van de Putte: hernoemd
W. van Gorsel (overleg | bijdragen)
 
(17 tussenliggende versies door 3 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
{{Infobox
{{InfoboxPersoon
| above      = Putte, Carel Van De
| afbeelding = [[Bestand:Lahogue.JPG|350px]]
| naam = Carel van der Putte
| onderschrift = De zeeslag bij Kaap La Hogue, 1692, William Woollett, Benjamin West, 1781, ets en gravure
| geboortedatum = [[11 januari]] [[1634]]
| geboorteplaats = Vlissingen
| overlijdensdatum = [[17 april]] [[1695]]
| overlijdensplaats = Vlissingen
| beroep = Vice-admiraal
| VIAF = [http://viaf.org/viaf/284175571 Carel van der Putte]
}}
}}


(Vlissingen 1630-Vlissingen 17 april 1695). Vice-admiraal. Onderscheidde zich als kapitein bij de Zeeuwse Admiraliteit tijdens de Tweede Engelse Oorlog bij de Vierdaagse Zeeslag (11-14 juni 1666) en kort daarop bij de Twee daagse Zeeslag (4-5 aug. 1666) onder de kust van Duinkerken. In de Derde Engelse Oorlog was Van de Putte opnieuw present, nu als commandant van het fregat 'Goes' in de slag bij Solebay (7 juni 1672) en later als commandant van de 'Domburg in de slagen bij Schoneveld onder de Walcherse kust (7 en 14 juni 1673) en Kijkduin (21 aug 1673). Bij al deze ondernemingen was De Ruyter zijn hoogste chef. Vergezelde De Ruyter op diens tocht naar Martinique (1674) en begeleidde als eskadercommandant met de rang van vice-admiraal Willem III naar Engeland, toen deze daar als koning zou worden gekroond. Vocht later nog mee in de slagen van Bevesier (1690) en Kaap de la Hague (1692). Kort na het bombardement van Calais keerde hij naar Vlissingen terug, waar hij na enkele maanden overleed en in de St. Jacobskerk werd begraven. Zijn zoon Samuel (Vlissingen 1690-Batavia 27 sept. 1745) studeerde rechten in Leiden en vestigde zich als advocaat in zijn geboorteplaats, waar hij in 1715 werd opgenomen in het stadsbestuur. De stad werd hem echter al spoedig te klein en in 1718 vertrok hij voor een reis naar Italië, waar hij zich zo thuis voelde, dat hij brieven en aantekeningen voortaan in het Italiaans schreef. Na drie jaar ontmoette hij er een paar oude studievrienden uit Leiden en met hen ondernam hij een reis naar het Midden-Oosten, eerst naar Constantinopel, vervolgens via de Griekse eilanden naar Alexandrië in Egypte, toen rond de Sinai en tenslotte terug naar Aleppo. De vrienden, die later over deze reis schreven, vonden het hier welletjes en keerden naar Europa en hun carrières terug. Samuel had echter de smaak te pakken, reisde in z’n eentje verder en wist, via Irak en Iran door te dringen tot het zuiden van India, waar de Compagnie aan de kust van Malabar (tegenwoordig Travancore) een factorij bezat in de havenstad Cochin. Hier kwam hij in sept. 1724 meer dood dan levend aan. Van de Putte had in Cochin makkelijk een schip naar Amsterdam of Batavia kunnen vinden, maar toen hij weer op krachten was gekomen en tussendoor nog een uitstapje had gemaakt naar Ceylon, waar de Compagnie ook een vestiging bezat, kreeg de reislust hem opnieuw te pakken. In 1726 ging hij op pad, reisde van Cochin dwars door India naar Delhi, waar hij een tijd vertoefde aan het hof van de Groot Mogol, trok vandaar door Thibet en Mongolië, bereikte de Chinese muur en drong door tot in Peking. Veertien jaar later duikt hij dan opeens weer in Delhi op, via Thibet en Assam teruggereisd naar het hof van de Groot Mogol, waar hij nog drie jaar verblijft. In 1743 hield hij het voor gezien, pakte in Bengalen het V.O.C.-schip "t Hoff niet altijd winter' en arriveerde in Batavia, vanwaar hij echter snel doorreisde naar Malakka, omdat hij van plan was via India en Perzië naar Europa te trekken. Dit plan schijnt hij echter te hebben opgegeven, want in 1745 kwam hij met het Compagnieschip 'Noordwolfsbergen' opnieuw in Batavia aan, waar hij korte tijd later ten huize van een vriend overleed. Het levens- en reisverhaal van deze merkwaardige man vertoont nog tal van lacunes en is in hoofdzaak samengesteld uit incidentele gegevens van anderen, die hem op zijn tochten zijn tegengekomen: een paar vrienden, een missionaris, een kapitein van een V.O.C.-schip e.d. Kort voor zijn overlijden vernietigde hij al zijn aantekeningen, omdat hij zag aankomen dat hij ze nooit zou kunnen uitwerken. De weinige papieren die aan de vernietiging ontsnapten plus wat souvenirs (z'n inktpotje) werden opgezonden naar zijn Vlissingse familie, die ze successievelijk schonk aan de collecties van het Zeeuwsch Genootschap. Samuel de Wind, die ze daar later aantrof, heeft in het Archief van 1856 toen een artikel over hem gepubliceerd en ook anderen hebben sindsdien getracht iets meer over hem te weten te komen. Een opgave van wat er over Van de Putte is gepubliceerd is te vinden in N.N.B.W. II. De man moet een enorm gevoel voor Oosterse talen hebben gehad en een groot aanpassingsvermogen, zodat hij, gekleed in de landskleding tussen de bevolking als vreemdeling nauwelijks opviel. In tegendeel, door zijn ascetische wijze van leven en geholpen door wat uit Europa meegebrachte medische kennis, kwam hij bij de bevolking in een reuk van heiligheid te staan. Voor de gewone mensen werd hij een soort goeroe of lama; aan de hoven was hij een zeer geachte gast. Het is tragisch dat een man, die een plaats lijkt te verdienen in de rij van ontdekkingsreizigers die met Marco Polo begon en met Sven Hedin eindigde, door gebrek aan gegevens een vage archieffiguur zal blijven.
== Carrière ==
Carel van der Putte was een zoon van Reynier Pietersz. van de Putte en van Catharina van Goch. Hij diende in 1666 onder Mathijsen in de slagen van de Tweede Engelse Oorlog en in datzelfde jaar werd hij benoemd tot extra-ordinaris kapitein ter zee. In de volgende Engelse Oorlog, in 1672, commandeerde hij als kapitein ter zee de ''Goes'' (20 stuks geschut) in de slag bij Solebay en voerde hij het bevel op de ''Domburg'' (60 stuks geschut) in de slagen bij Schooneveld en Kijkduin. In 1674 commandeerde hij de ''Vlissingen'' (50 stuks geschut) onder De Ruyter, op diens expeditie naar Martinique. In 1677 en 1683 commandeerde hij een smaldeel onder Schepers in de Sont, maar in de tussentijd, in 1679, was hij bevorderd tot schout-bij-nacht. Op 1 april 1684 volgde de bevordering tot vice-admiraal van de Admiraliteit Zeeland. Zijn positieverbetering blijkt ook uit zijn huwelijk dat hij op 5 mei 1685 sloot met Johanna Constantina Biscop, dochter van Samuel Biscop, de equipagemeester van de Admiraliteit.<ref>GAV, Bibliotheek van der Os, inv.nr. 2095. Aantekeningen over Vlissingen, pag. 436-438 en 530 en Jonge, J.C. de, Het Nederlandsche zeewezen. Derde deel, 444. De moeder van Johanna Constantia, Johanna Constantia Cau, hertrouwde op 24 februari 1671 met Adriaan Banckert, Deze was dus de schoonvader van Carel van de Putte.</ref>


In de jaren 1686-87 commandeerde hij een eskader dat jacht maakte op piraten. In 1688 werd Van de Putte met zijn schip ''Gekroonde Burg'' ingedeeld in een eskader dat de vloot van Willem III naar Engeland escorteerde bij aanvang van de Glorious Revolution. In de daaropvolgende Negenjarige Oolog onderscheidde hij zich eerst in de slag bij Beachy Head (1690), waarbij zijn schip verbrandde. Het jaar daarop werd hij eskadercomandant onder Almonde.<ref>Mollema, Geschiedenis van Nederland ter zee in vier deelen. Derde deel, De Eere rol, 51 en http://anglo-dutch-wars.blogspot.com/.</ref>


= AUTEUR =
== Slag bij La Hogue ==
= A. Teunis =
Door geld- en bemanningsgebrek gehinderd  kon de vloot van de Republiek pas in mei 1692 in zee steken. Vice-admiraal Carel van de Putte en schout-bij-nacht Geleyn Evertsen voegden zich pas later bij hen. De geallieerde vloot verzamelde onder Russell in de baai van Rye. Op het bericht dat de Franse vloot zich bij Goudstaart (Lizard point) zou bevinden zeilde de vloot naar St. Helensbaai aan de oostkust van het eiland Wight. De Fransman Tourville kon door tegenwind geplaagd het Kanaal echter niet inkomen en d’Estrées zou pas in Brest arriveren toen het pleit al beslecht was. Tourville was in zee met 44 schepen die 3.240 stuks geschut en 21.000 man voerden. De geallieerde tegenstanders beschikten over 88 linieschepen met 6.756 stuks geschut en 38.500 man. Deze vloot werd gesteund door enkele Zeeuwse kaperfregatten van de reders Jean en Jacob Sautijn, die ook aan de strijd zouden deelnemen. Tourville ging er ten onrechte vanuit dat een deel van de Engelse officieren tijdens de slag de zijde van Jacobus II zou kiezen. Op 28 mei werd ’s avonds het eskader van Tourville bij de landtong van Normandië tussen de oost- en westkapen Barfleur en La Hogue aangevallen door de geallieerden. Tourville, die de loefzijde had, kon het gevecht toen nog voorkomen, maar wist dat Lodewijk hem dat niet zou vergeven. Almonde commandeerde de voorhoede van 26 Nederlandse schepen, waarvan hij zelf het middelste deel aanvoerde. Callenburgh had het beleid over de voorhoede en Van de Putte (met Geleyn Eversen) commandeerde de achterhoede. Het Nederlandse eskader vocht tegen de  Franse voorhoede onder De Nesmond en schout-bij-nacht De Relingue.<ref>Mollema, Geschiedenis van Nederland ter zee in vier deelen. Derde deel, 122-125.</ref> Onder dekking van de mist kon het compact opererende Franse eskader met laag water ternauwernood door een nauwe vaargeul ontkomen en de havens van Brest, le Havre, Cherbourg, la Hogue en St. Malo binnenzeilen. Russell wist hierop vijftien Franse schepen te verbranden in de havens van Cherbourg en La Hogue, waaronder de vlaggenschepen Soleil Royal, de Admirable en de Triomphant. Het drama speelde zich af voor de ogen van Jacobus II die vanaf de rotsen van Bretagne toekeek. De vloot onder George Rooke vernietigde nog diverse andere oorlogsschepen die voor de rede van de steden ankerden.<ref>Symcox, The crisis of French sea power, 102-107, Wagenaar, Vaderlandsche historie, zestiende deel, 173-175 en Ehrman, The navy in the war of William III, 1688-1697, 377, 389-391.</ref>
[[Bestand:Calais1694.jpg|thumb|left|300px|Bombardement van Calais door de Geallieerden, 1694, anoniem, 1694 - 1695, ets]]
Met deze verpletterende nederlaag was de ruggengraat van de Franse vloot voor de rest van de oorlog gebroken.<ref>Mollema, Geschiedenis van  Nederland ter zee in vier deelen. Derde deel, 164. De Fransen verloren tijdens de Negenjarige Oorlog ruim veertig schepen, waarvan twintig van een groot charter; tegenover de Republiek en Engeland de helft minder.</ref>


== Eskadercommandant ==
Na de slag bij La Hogue werd Van de Putte eskadercommandant onder Almonde, maar in 1694 commandeert hij zelf een eskader dat de expeditie tegen Duinkerken ondersteunde. Hij nam in die zomer ook deel aan het bombardement van Calais. Op 17 april 1695 overleed Van de Putte te Vlissingen; zijn vrouw was eerder al, op 23 november 1693 overleden. Hun zoon, Samuel van de Putte zou de roem van zijn vader ruimschoots overtreffen, maar niet als kapitein.<ref>GAV, Bibliotheek van der Os, inv.nr. 2095. Aantekeningen over Vlissingen, pag. 930 en Mollema, Geschiedenis van Nederland ter zee in vier deelen. Derde deel, De Eere rol, 51.</ref>


== Tekst Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984 ==
{{GoToOriginal}}


== Auteur ==
-A. Teunis, herzien Johan Francke, 2015
== Bronnen ==
=== Literatuur ===
*John Ehrman, The navy in the war of William III, 1688-1697. Its state and direction (Cambridge, 1953).
*Johan Francke, 'Vice-admiraal Carel van de Putte en de Slag bij Kaap la Hogue, 1692', in: [http://zoeken.zeeuwsebibliotheek.nl/?itemid=|universal/sru|http://data.bibliotheek.nl/ggc/ppn/351995226 Tobias van Ghent en Ruud Paesie (red.), ''Zeeuwse zeehelden uit de zestiende en zeventiende eeuw'' (Vlissingen, 2012)].
*Johan Francke, Utiliteyt voor de gemeene saake. De Zeeuwse commissievaart en haar -achterban tijdens de Negenjarige Oorlog, 1688-1697 (Middelburg, 2001).
*Jan Glete, Navies and nations. Warships navies and State building in Europe and America, 1500-1860. Volume 1 (Stockholm, 1993).
*J.C. de Jonge, Het Nederlandsche zeewezen. Derde deel (Haarlem, 2de dr., 1858).
*J.C. Mollema, Geschiedenis van Nederland ter zee in vier deelen. Derde deel (Amsterdam, 1940).
*Geoffrey Symcox, The crisis of French sea power, 1688-1697. From the Guerre d’escadre to the Guerre de course (Den Haag, 1974).
*Jan Wagenaar, Vaderlandsche historie, vervattende de geschiedenissen der nu Vereenigde Nederlanden, inzonderheid die van Holland
(…). Zestiende deel. Beginnende in ’t jaar 1689 en eindigende met de Ryswyksche vrede, in ’t jaar 1697 (Amsterdam, 1795).
*J.C.M. Warnsinck, De vloot van de koning-stadhouder, 1689-1690 (Amsterdam, 1934).
=== Archivalia ===
Gemeentearchief Vlissingen (GAV), Bibliotheek van der Os, inv.nr. 2095. Aantekeningen over Vlissingen.
== Noten ==
<references/>
[[category:Maritiem]]
[[category:Zeeuwen]]
[[category:persoon]]
[[category:persoon]]
{{DEFAULTSORT:Putter, Carel van der}}

Huidige versie van 26 sep 2024 om 07:54

Carel van der Putte

De zeeslag bij Kaap La Hogue, 1692, William Woollett, Benjamin West, 1781, ets en gravure
Geboren 11 januari 1634 Vlissingen
Overleden 17 april 1695 Vlissingen
Beroep Vice-admiraal
VIAF Carel van der Putte


Carrière

Carel van der Putte was een zoon van Reynier Pietersz. van de Putte en van Catharina van Goch. Hij diende in 1666 onder Mathijsen in de slagen van de Tweede Engelse Oorlog en in datzelfde jaar werd hij benoemd tot extra-ordinaris kapitein ter zee. In de volgende Engelse Oorlog, in 1672, commandeerde hij als kapitein ter zee de Goes (20 stuks geschut) in de slag bij Solebay en voerde hij het bevel op de Domburg (60 stuks geschut) in de slagen bij Schooneveld en Kijkduin. In 1674 commandeerde hij de Vlissingen (50 stuks geschut) onder De Ruyter, op diens expeditie naar Martinique. In 1677 en 1683 commandeerde hij een smaldeel onder Schepers in de Sont, maar in de tussentijd, in 1679, was hij bevorderd tot schout-bij-nacht. Op 1 april 1684 volgde de bevordering tot vice-admiraal van de Admiraliteit Zeeland. Zijn positieverbetering blijkt ook uit zijn huwelijk dat hij op 5 mei 1685 sloot met Johanna Constantina Biscop, dochter van Samuel Biscop, de equipagemeester van de Admiraliteit.[1]

In de jaren 1686-87 commandeerde hij een eskader dat jacht maakte op piraten. In 1688 werd Van de Putte met zijn schip Gekroonde Burg ingedeeld in een eskader dat de vloot van Willem III naar Engeland escorteerde bij aanvang van de Glorious Revolution. In de daaropvolgende Negenjarige Oolog onderscheidde hij zich eerst in de slag bij Beachy Head (1690), waarbij zijn schip verbrandde. Het jaar daarop werd hij eskadercomandant onder Almonde.[2]

Slag bij La Hogue

Door geld- en bemanningsgebrek gehinderd kon de vloot van de Republiek pas in mei 1692 in zee steken. Vice-admiraal Carel van de Putte en schout-bij-nacht Geleyn Evertsen voegden zich pas later bij hen. De geallieerde vloot verzamelde onder Russell in de baai van Rye. Op het bericht dat de Franse vloot zich bij Goudstaart (Lizard point) zou bevinden zeilde de vloot naar St. Helensbaai aan de oostkust van het eiland Wight. De Fransman Tourville kon door tegenwind geplaagd het Kanaal echter niet inkomen en d’Estrées zou pas in Brest arriveren toen het pleit al beslecht was. Tourville was in zee met 44 schepen die 3.240 stuks geschut en 21.000 man voerden. De geallieerde tegenstanders beschikten over 88 linieschepen met 6.756 stuks geschut en 38.500 man. Deze vloot werd gesteund door enkele Zeeuwse kaperfregatten van de reders Jean en Jacob Sautijn, die ook aan de strijd zouden deelnemen. Tourville ging er ten onrechte vanuit dat een deel van de Engelse officieren tijdens de slag de zijde van Jacobus II zou kiezen. Op 28 mei werd ’s avonds het eskader van Tourville bij de landtong van Normandië tussen de oost- en westkapen Barfleur en La Hogue aangevallen door de geallieerden. Tourville, die de loefzijde had, kon het gevecht toen nog voorkomen, maar wist dat Lodewijk hem dat niet zou vergeven. Almonde commandeerde de voorhoede van 26 Nederlandse schepen, waarvan hij zelf het middelste deel aanvoerde. Callenburgh had het beleid over de voorhoede en Van de Putte (met Geleyn Eversen) commandeerde de achterhoede. Het Nederlandse eskader vocht tegen de Franse voorhoede onder De Nesmond en schout-bij-nacht De Relingue.[3] Onder dekking van de mist kon het compact opererende Franse eskader met laag water ternauwernood door een nauwe vaargeul ontkomen en de havens van Brest, le Havre, Cherbourg, la Hogue en St. Malo binnenzeilen. Russell wist hierop vijftien Franse schepen te verbranden in de havens van Cherbourg en La Hogue, waaronder de vlaggenschepen Soleil Royal, de Admirable en de Triomphant. Het drama speelde zich af voor de ogen van Jacobus II die vanaf de rotsen van Bretagne toekeek. De vloot onder George Rooke vernietigde nog diverse andere oorlogsschepen die voor de rede van de steden ankerden.[4]

Bombardement van Calais door de Geallieerden, 1694, anoniem, 1694 - 1695, ets

Met deze verpletterende nederlaag was de ruggengraat van de Franse vloot voor de rest van de oorlog gebroken.[5]

Eskadercommandant

Na de slag bij La Hogue werd Van de Putte eskadercommandant onder Almonde, maar in 1694 commandeert hij zelf een eskader dat de expeditie tegen Duinkerken ondersteunde. Hij nam in die zomer ook deel aan het bombardement van Calais. Op 17 april 1695 overleed Van de Putte te Vlissingen; zijn vrouw was eerder al, op 23 november 1693 overleden. Hun zoon, Samuel van de Putte zou de roem van zijn vader ruimschoots overtreffen, maar niet als kapitein.[6]

Tekst Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Bekijk de originele tekst uit de Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984

Auteur

-A. Teunis, herzien Johan Francke, 2015

Bronnen

Literatuur

  • John Ehrman, The navy in the war of William III, 1688-1697. Its state and direction (Cambridge, 1953).
  • Johan Francke, 'Vice-admiraal Carel van de Putte en de Slag bij Kaap la Hogue, 1692', in: Tobias van Ghent en Ruud Paesie (red.), Zeeuwse zeehelden uit de zestiende en zeventiende eeuw (Vlissingen, 2012).
  • Johan Francke, Utiliteyt voor de gemeene saake. De Zeeuwse commissievaart en haar -achterban tijdens de Negenjarige Oorlog, 1688-1697 (Middelburg, 2001).
  • Jan Glete, Navies and nations. Warships navies and State building in Europe and America, 1500-1860. Volume 1 (Stockholm, 1993).
  • J.C. de Jonge, Het Nederlandsche zeewezen. Derde deel (Haarlem, 2de dr., 1858).
  • J.C. Mollema, Geschiedenis van Nederland ter zee in vier deelen. Derde deel (Amsterdam, 1940).
  • Geoffrey Symcox, The crisis of French sea power, 1688-1697. From the Guerre d’escadre to the Guerre de course (Den Haag, 1974).
  • Jan Wagenaar, Vaderlandsche historie, vervattende de geschiedenissen der nu Vereenigde Nederlanden, inzonderheid die van Holland

(…). Zestiende deel. Beginnende in ’t jaar 1689 en eindigende met de Ryswyksche vrede, in ’t jaar 1697 (Amsterdam, 1795).

  • J.C.M. Warnsinck, De vloot van de koning-stadhouder, 1689-1690 (Amsterdam, 1934).

Archivalia

Gemeentearchief Vlissingen (GAV), Bibliotheek van der Os, inv.nr. 2095. Aantekeningen over Vlissingen.

Noten

  1. GAV, Bibliotheek van der Os, inv.nr. 2095. Aantekeningen over Vlissingen, pag. 436-438 en 530 en Jonge, J.C. de, Het Nederlandsche zeewezen. Derde deel, 444. De moeder van Johanna Constantia, Johanna Constantia Cau, hertrouwde op 24 februari 1671 met Adriaan Banckert, Deze was dus de schoonvader van Carel van de Putte.
  2. Mollema, Geschiedenis van Nederland ter zee in vier deelen. Derde deel, De Eere rol, 51 en http://anglo-dutch-wars.blogspot.com/.
  3. Mollema, Geschiedenis van Nederland ter zee in vier deelen. Derde deel, 122-125.
  4. Symcox, The crisis of French sea power, 102-107, Wagenaar, Vaderlandsche historie, zestiende deel, 173-175 en Ehrman, The navy in the war of William III, 1688-1697, 377, 389-391.
  5. Mollema, Geschiedenis van Nederland ter zee in vier deelen. Derde deel, 164. De Fransen verloren tijdens de Negenjarige Oorlog ruim veertig schepen, waarvan twintig van een groot charter; tegenover de Republiek en Engeland de helft minder.
  6. GAV, Bibliotheek van der Os, inv.nr. 2095. Aantekeningen over Vlissingen, pag. 930 en Mollema, Geschiedenis van Nederland ter zee in vier deelen. Derde deel, De Eere rol, 51.