Duivenkeet: verschil tussen versies

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Importing text file
 
Johan Francke (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(4 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
{{Infobox
{{Infobox
  | above      = Trekrieve Of Turk
  | above      = Duivenkeet (duuvekeête)
}}
}}


Door menskracht (één persoon) getrokken kleine eg, gebruikt door de allerkleinste landbouwers, maar vooral door landarbeiders of anderen die een klein stukje eigen land exploiteerden. De trekrieve werd in het voorjaar gebruikt om het ruw liggende winterland, dat voor de winter was gespit en waarover de vorst gegaan was, voor het eerst open te breken. Het eggen met de trekrieve was een zwaar werk, met name door het gewicht van de trekrieve, maar dus ook door de weerbarstigheid van het ruwe oppervlak dat bewerkt werd. De harde kluiten aarde moesten immers worden gebroken en men liep dan ook wel verschillende malen over hetzelfde perceel. Eventueel werd de trekrieve verzwaard door er een zwaar voorwerp op vast te binden.  
== Houten verblijf voor duiven ==
Verblijf voor duiven, met name een losstaand gebouwtje op het boerenerf, maar eventueel ook ingebouwd in een dak. In dat geval stak de duivenkeet uit een schuin dak naar boven. In de zeventiende eeuw werd het woord keet al in de betekenis van duivenhok gebruikt, namelijk in Oost-Vlaanderen. De historische duivenketen in Vlaanderen en Zeeland leken op torentjes en waren bijvoorbeeld zes- of achtkantig. In de middeleeuwen kwamen ze vooral voor bij kloosters. Niet iedereen mocht zomaar duiven houden. Kloosters hadden die toestemming meestal wel. Duivenboutjes waren geliefd en de op het land gespreide duivenmest was vruchtbaar.


[[Bestand:duivenkeet115088.jpg|thumb|300px|left|Moderne duiventil aan een schuur in Grijpskerke, foto: J. Francke, 12 mei 2004, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 115088.]]
[[Bestand:duivenkeet115147.jpg|thumb|300px|right|Moderne boerderij met een min of meer traditionele duivenkeet geplaatst waar deze zich doorgaans op het erf bevond, Jan Geertsesweg Meliskerke, foto: Johan Francke, 18 mei 2004, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 115147.]]


''Ineggen van zaad''
== Nog bestaande duivenkeeten ==
Een duivenkeet was er in elk geval op het erf van de uithof van het nonnenklooster Rijnsburg bij Oostkapelle. De duivenkeet op de noordwestpunt van het door een gracht omgeven erf komt zowel voor op een afbeelding uit circa 1600 als op een plattegrond van 1688. Van een duivenkeet ingebouwd in een dak van een boerderij te Poortvliet, is een afbeelding uit later tijd bekend. Rond 2000 was er in elk geval nog een historische duivenkeet bij de boerderij Terhaghen tussen Koewacht en Zuiddorpe, tot de zestiende eeuw behorend bij een nonnenklooster. Deze duivenkeet, later wat verbouwd, moet nog uit de kloostertijd dateren. Op een plattegrond van ‘Het Roode Hof’ oftewel Rijnsburg bij Oostkapelle van circa 1600 staat in de linkerbovenhoek bij de gracht rond de boerderij een duivenkeet ingetekend, maar in het bijschrift is abusievelijk vermeld dat het zou gaan om het hof Popkensburg bij Sint-Laurens (zie literatuur: K. Bos en J.W. Bosch).


De naam trekrieve werd ook wel gebruikt voor een mensgetrokken grote hark met lange tanden waarmee zaadgeulen werden getrokken. Volgens een mededeling uit Nieuw- en Sint-Joosland uit het midden van de twintigste eeuw was een trekrieve daar bestemd voor het ineggen van lichte zaden. Deze trekrieven werden echter nooit turk genoemd.  
== Auteur ==
Jan Zwemer, 2013.


De trekrieve werd getrokken aan een handvat van een kleine halve meter dat aan het uiteinde van de ruim anderhalve meter lange trekboom was bevestigd. De trekker liep vooruit met de handen achter de rug, omgekeerd. In elke hand rustte een helft van het handvat van de trekrieve. Onderaan de trekboom waren, dwars erop en parallel aan elkaar, twee balkjes van circa acht bij acht of zeven bij zeven centimeter bevestigd, beide een kleine meter lang. In beide balkjes waren een twaalftal scherpe ijzeren pinnen bevestigd als eggentanden. De pinnen waren bijvoorbeeld achttien centimeter lang en de twee rijen pinnen (dus de twee balkjes) bevonden zich op misschien twintig centimeter van elkaar. De twee balkjes waren elk aan de trekboom bevestigd en bovendien, even voor de beide uiteinden, aan elkaar verbonden door haaks ertussen bevestigde dwarsbalkjes met een rechthoekig profiel. Alle verbindingen, ook die van het handvat aan de trekboom, waren pen-en-gat verbindingen. De pinnen die als eggentanden dienst deden, waren het enige ijzeren onderdeel van de trekrieve. Trekrieven waren bijvoorbeeld grijsblauw geschilderd.  
== Literatuur ==
-[http://zoeken.zeeuwsebibliotheken.nl/?itemid=|library/vubissmart-zeeland|1616339 K. Bos en J.W. Bosch, ''Landschapsatlas van Walcheren. Inspirerende sporen van tijd'' (Koudekerke, 2008) 159.]


-[http://zoeken.zeeuwsebibliotheken.nl/?itemid=|library/vubissmart-zeeland|1432469 G. Smallegange, ''Op ’t Hof. Boerderijen en boerenerven in Zeeland'' (Goes, 2001) 43.]


''etymologische oorsprong van de trekrieve''
-[http://zoeken.zeeuwsebibliotheken.nl/?itemid=|library/vubissmart-zeeland|1393972 ''Het Woordenboek der Nederlandsche Taal op CD-Rom'' (Rotterdam, 2000).]


Hier en daar werd de trekrieve ‘trokrieve’ genoemd; in onder meer Aagtekerke en Westkapelle was ‘trokken’ de oude vorm van ‘trekken’. Soms werd voor het eggen met de turk het werkwoord ‘turken’ gebezigd. Volgens Heidema, die schreef in de jaren 1920, werd de tweetandige trekrieve in Zeeland ook wel handegge genoemd.
[[category: Landbouw & visserij]]
 
[[category: landbouw]]
De in het Zeeuws Woordenboek afgebeelde trekrieve, met één rij tanden, is een exemplaar dat uitsluitend gebruikt werd om zaadgeulen te trekken. In dat geval waren de tanden waarschijnlijk juist niet gepunt.
[[category: Bouwkunde]]
 
In andere landbouwgebieden, bijvoorbeeld Drenthe, werd een (ander type) door een man getrokken grote hark gebruikt voor het inzamelen van halmen of stoppels.
 
De trekrieve moet niet verward worden met de dosvloerrieve, de uiterst lichte hark met één rij grote, stompe tanden waarmee om de zoveel tijd stro van granen of boonstro van de dorsvloer werd gehaald tijdens het dorsen met de vlui (vlegel).
 
 
AUTEUR
 
Jan Zwemer, 2013
 
 
LITERATUUR:
 
-H.C.M. Ghijsen (red.), ''Woordenboek der Zeeuwse dialecten'' (Amsterdam/Brussel, 1987) 993, 1003.
 
[http://zoeken.zeeuwsebibliotheken.nl/?itemid=|library/vubissmart-zeeland|1040182 http://zoeken.zeeuwsebibliotheken.nl/?itemid=|library/vubissmart-zeeland|1040182]
 
-J. Heidema, ''Grondbewerking en grondbewerkingswerktuigen'' (Groningen, 1938 (1929)) 110.
 
[http://zoeken.zeeuwsebibliotheken.nl/?itemid=|library/vubissmart-zeeland|321968 http://zoeken.zeeuwsebibliotheken.nl/?itemid=|library/vubissmart-zeeland|321968]
 
-J. Zwemer, De rolblok, in: A. Goeman en J. Zwemer, ''’k Was t’er zélf bie. De 20<sup>e</sup> eeuw door de ogen van Albert Goeman en Jan Zwemer'' (Goes, 2009) 17-19 (ook over de trekrieve).
 
[http://zoeken.zeeuwsebibliotheken.nl/?itemid=|library/vubissmart-zeeland|1637662 http://zoeken.zeeuwsebibliotheken.nl/?itemid=|library/vubissmart-zeeland|1637662]
 
 
ILLUSTRATIE
 
-H.C.M. Ghijsen (red.), ''Woordenboek der Zeeuwse dialecten'' (Amsterdam/Brussel, 1987) 993 (N.b.: trekrieve voor zaadgeulen).

Huidige versie van 6 okt 2014 om 13:01

Duivenkeet (duuvekeête)

Houten verblijf voor duiven

Verblijf voor duiven, met name een losstaand gebouwtje op het boerenerf, maar eventueel ook ingebouwd in een dak. In dat geval stak de duivenkeet uit een schuin dak naar boven. In de zeventiende eeuw werd het woord keet al in de betekenis van duivenhok gebruikt, namelijk in Oost-Vlaanderen. De historische duivenketen in Vlaanderen en Zeeland leken op torentjes en waren bijvoorbeeld zes- of achtkantig. In de middeleeuwen kwamen ze vooral voor bij kloosters. Niet iedereen mocht zomaar duiven houden. Kloosters hadden die toestemming meestal wel. Duivenboutjes waren geliefd en de op het land gespreide duivenmest was vruchtbaar.

Moderne duiventil aan een schuur in Grijpskerke, foto: J. Francke, 12 mei 2004, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 115088.
Moderne boerderij met een min of meer traditionele duivenkeet geplaatst waar deze zich doorgaans op het erf bevond, Jan Geertsesweg Meliskerke, foto: Johan Francke, 18 mei 2004, Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 115147.

Nog bestaande duivenkeeten

Een duivenkeet was er in elk geval op het erf van de uithof van het nonnenklooster Rijnsburg bij Oostkapelle. De duivenkeet op de noordwestpunt van het door een gracht omgeven erf komt zowel voor op een afbeelding uit circa 1600 als op een plattegrond van 1688. Van een duivenkeet ingebouwd in een dak van een boerderij te Poortvliet, is een afbeelding uit later tijd bekend. Rond 2000 was er in elk geval nog een historische duivenkeet bij de boerderij Terhaghen tussen Koewacht en Zuiddorpe, tot de zestiende eeuw behorend bij een nonnenklooster. Deze duivenkeet, later wat verbouwd, moet nog uit de kloostertijd dateren. Op een plattegrond van ‘Het Roode Hof’ oftewel Rijnsburg bij Oostkapelle van circa 1600 staat in de linkerbovenhoek bij de gracht rond de boerderij een duivenkeet ingetekend, maar in het bijschrift is abusievelijk vermeld dat het zou gaan om het hof Popkensburg bij Sint-Laurens (zie literatuur: K. Bos en J.W. Bosch).

Auteur

Jan Zwemer, 2013.

Literatuur

-K. Bos en J.W. Bosch, Landschapsatlas van Walcheren. Inspirerende sporen van tijd (Koudekerke, 2008) 159.

-G. Smallegange, Op ’t Hof. Boerderijen en boerenerven in Zeeland (Goes, 2001) 43.

-Het Woordenboek der Nederlandsche Taal op CD-Rom (Rotterdam, 2000).