Zuring

Uit encyclopedie van zeeland
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Zuring (rúmex)

Tekst uit de Encyclopedie van Zeeland 1982-1984


Plantengeslacht, waarvan in Zeeland ca. 9 soorten min of meer regelmatig voorkomen. Hiervan zijn de ridderzuring. (R. obtusifólius) en de krulzuring (R. críspus) het meest algemeen. Beide soorten komen overal in Zeeland voor op enigszins vochtige en ruderale plaatsen. Een soort die sterk op de eerste lijkt is de kluwenzuring (R. conglomerátus). Deze is echter ietwat tengerder en groeit doorgaans in een wat vochtiger omgeving en komt in geheel Zeeland algemeen voor. Een nauwe verwant is de bloedzuring (R. sanguíneus), maar deze komt uitsluitend voor in oudere loofbossen. Men vindt haar vooral in de binnenduinrand en op landgoederen en buitenplaatsen in het poldergebied, samen met bosplanten als nagelkruid, look zonder look e.d. Het is beslist geen algemene plant. Op drassige voedselrijke plaatsen in graslanden en natte ruderale plaatsen groeien de moeraszuring (R. pálustris) en de zeezuring (R. marítimus). Beide soorten ontbreken in brakke milieus. Zij komen in Zeeland plaatselijk vrij veel voor. In rietlanden en moerassen met zoet of zwak brak water komt de waterzuring (R. hydrolápathum) vrij veel voor. Ook deze soort ontbreekt in de zilte gebieden. In Zeeland komen twee zuringsoorten in graslanden voor: het meest algemeen is de veldzuring (R. acetósa), deze groeit in geheel Zeeland in wegbermen, op dijken en in hooilanden; op schrale zandgrond, m.n. in de duinen, het Zeeuws-Vlaamse grensgebied en op spoorwegen en -emplacementen komt de schapezuring (R. acetosélla) voor. In het polderland ontbreekt deze soort op de meeste plaatsen.


AUTEUR

A.M.M. van Haperen