Zuidelijke Landbouwmaatschappij (zlm)/EvZ1982-1984
Werd oorspronkelijk als Zeeuwsche Landbouw Maatschappij ('Maatschappij tot bevordering van landbouw en veeteelt in Zeeland') in 1843 opgericht als een van de eerste landbouworganisaties in Nederland. Het initiatief tot de oprichting kwam voort uit de toenmalige zogenaamde commissies van landbouw. De boerenbevolking stelde zich aanvankelijk onverschillig op ten opzichte van de ZLM. De Maatschappij werd derhalve gestimuleerd door niet rechtstreeks bij de landbouw betrokkenen, maar wel mensen met grote belangstelling voor de landbouw en het platteland. De eerste voorzitter, C. Vis, was griffier van de Staten van Zeeland en grootgrondbezitter. De Maatschappij telde toch reeds spoedig 650 leden. Een eeuw lang kwamen de voorzitters voort uit de kringen van het patriciaat, de rechterlijke macht, het provinciaal bestuur; soms waren het burgemeesters. Tot de Tweede Wereld oorlog kende de ZLM in feite geen zogenaamde boerenvoorzitters. Pas na de oorlog werd dit met de benoeming van ir. M.A. Geuze (1945-1965) anders. Voornaamste doelstelling van de ZLM was toentertijd het bevorderen van de belangen van landbouw en veeteelt in Zeeland door 'het verspreiden van landhuishoudelijke kennis, mededeling van door ondervinding beproefde en nuttig bevonden voorstellen als door het toekennen van premiën en beloningen aan landbouwkundige nijverheid en verdiensten', aldus de eerste statuten. Deze statuten werden op 31 augustus 1843 goedgekeurd. Koning Willem II aanvaardde het beschermheerschap. Sindsdien heeft de ZLM onafgebroken onder hoge bescherming gestaan van de opeenvolgende regerende vorsten uit het Huis van Oranje. De activiteiten van de ZLM hebben lange tijd voornamelijk op technisch gebied gelegen; later viel het accent uitsluitend op organisatie en belangenbehartiging. De organisatiestructuur is altijd dezelfde gebleven via plaatselijke afdelingen en regionale kringen, een dagelijks- en hoofdbestuur en diverse commissies. Landelijk is de ZLM in federatief verband georganiseerd in het Koninklijk Nederlands Landbouw Comité (K.N.L.C.). Na 1860 ging het onderwijs steeds meer de aandacht vragen. De Aardenburgse hoofdonderwijzer G.A. Vorsterman van Oijen, de latere ZLM-secretaris, die in 1875 als 'wandelleraar' werd aangesteld, speelde daarbij een belangrijke rol. Zijn oproep tot meer onderlinge samenwerking bij aan- en verkoop, leidde in 1878 tot de oprichting van de vereniging tot aankoop van gewaarborgde meststoffen en zaden 'Welbegrepen Eigenbelang te Aardenburg, waarmee de eerste land bouwcoöperatie in ons land was opgericht. Op landbouwtechnisch gebied, zoals de drainage, afschaffing van de braak, afschaffing van de tiendrechten, gebruik van kunstmest, proefvelden, bevordering van vee- en paardenfokkerij, instelling keuringswezen voor zaaizaad en pootgoed, pacht-, tuinbouw- en exportadviezen, mechanisatie en in talrijke andere zaken, nam de ZLM initiatieven. Zo kwam in 1890 de eerste Nederlandse Coöperatieve Suikerfabriek te Sas van Gent tot stand. De toenemende werkzaamheden maakten het op den duur noodzakelijk om het kantoor aan de Westwal te Goes te verlaten en naar een andere behuizing uit te zien. Op 26 november 1917 kon het (huidige) ZLM landbouwhuis aan de Grote Markt officieel worden geopend. In de loop der tijd werden er ten dienste van de leden diverse instellingen en diensten opgericht: het ledenblad, het ZLM land- en tuinbouwblad met een huidige wekelijkse oplage van 10.000 (eenmaal per maand 50.000), de sociaal-economische voor lichtingsdienst van de ZLM, het ZLM onderwijs met nu negen scholen voor lager agrarisch, lager en middelbaar huishoud- en nijverheidsonderwijs en diverse samenwerkingsvormen voor deelopleidingen. In 1923 kwam het landbouwboekhoudbureau van de ZLM tot stand. Dit bureau heeft nu als Accountantsunie van de ZLM 3000 deelnemers en ca. 75 personeelsleden. Gedurende de crisistijd in de dertiger jaren viel de ZLM, met 7 van de 13 bestuursleden vertegenwoordigd in de Landbouw-Crisis-Organisate in Zeeland, een zware taak toe. Gebouw en secretaris ir. J.D. Dorst werden voor dit werk ter beschikking gesteld. In 1951 werd de Onderlinge Verzekerings Maatschappij (O.V.M.) van de ZLM opgericht, in 1952 gevolgd door oprichting van het Zeeuws Voorlichtingsinstituut voor Verzekeringszaken (Z.V.V.). Ook de toenmalige Noordbrabantse Maatschappij van Landbouw nam deel in de ZLM verzekeringen. In 1963 kwam het Grond-, Pacht- en Taxatiebureau (Gropatax) tot stand, waarin al spoedig de Noordbrabantse Maatschappij van Landbouw en later de Zeeuwse Christelijke Boeren- en Tuindersbond gingen deelnemen. Tijdens de bezetting (1940-1945) werd de ZLM voor de keuze gesteld tot de zogenaamde Landstand toe te treden dan wel de organisatie te liquideren. Op 17 november 1941 koos het bestuur van de ZLM in een bewogen vergadering voor opheffing. Na de bevrijding volgde in 1945 de heroprichting van de ZLM Deze leverde een belangrijk aandeel in de wederopbouw en reconstructie van het Zeeuwse platteland. Daartoe behoorde o.a. de verkaveling van Walcheren, na de watersnoodramp van 1953 gevolgd door de herverkavelingen van Schouwen-Duiveland, Tholen, de Zak van Zuid-Beveland en de polder Waarde. De samenwerking op verschillende terreinen met de Noordbrabantse Maatschappij van Landbouw leidde in 1968 tot een fusie waarbij de Brabantse Mij. werd opgeheven. De nieuwe organisatie blijft zich presenteren als ZLM met dien verstande dat de letters nu staan voor Zuidelijke Landbouw Maatschappij met als werkgebied de provincies Zeeland en Noord-Brabant. Het hoofdkantoor is gevestigd te Goes en het bijkantoor in Zevenbergen. De organisatie telde in 1980 8500 leden.